COLUMN - van Prof.Dr. Bert van den Braak
In de formatie 2024 werd het extraparlementaire karakter van het te vormen kabinet benadrukt.[1] Geen dichtgetimmerd regeerakkoord meer, maar een scheiding tussen een regerend kabinet en een controlerend parlement. Er kwam een hoofdlijnenakkoord van de vier coalitiepartijen, wat door het kabinet in een regeerprogram moest worden uitgewerkt. Tot zover de theorie. Het leek toen al een illusie.
Hoe gaat het in de praktijk? Belangrijke beslissingen worden genomen door de vier voorzitters van de coalitiefracties (soms met secondant) die zich binden aan de uitkomst. Doel is vooral ‘eigen punten’ binnenhalen. Bij het overleg over de Voorjaarsnota zat de minister van Financiën aan tafel en ongetwijfeld drukte hij een stempel op het beraad door de (financiële) marges aan te geven. Ook premier Schoof schoof op enig moment aan, maar zijn rol was beperkt. De overige ministers werden een dag na het akkoord op de hoogte gebracht van de uitkomst.
Eerder, in december 2024, deelde de premier mee dat hij was geïnformeerd over de uitkomst van overleg tussen de coalitiefracties en vier oppositiepartijen (CDA, CU, SGP en JA21) over aanpassing van de Onderwijsbegroting. Ook toen kregen de overige ministers daarna te horen wat voor hen de gevolgen waren.
Nu is afstemming tussen coalitie (en zelfs ‘constructieve’ oppositie) en het kabinet bepaald niet ongewoon. Dat er in Nederland tot een jaar of zestig geleden sprake was dualisme is een (hardnekkige) mythe.[2] Soms was er een enigszins extraparlementaire wijze van formeren, bijvoorbeeld omdat alleen de fractievoorzitters gezamenlijk een regeerprogramma tot stand brachten, zonder dat de fracties zich formeel bonden. Maar uiteraard zorgde het gezag van diezelfde fractievoorzitters (denk aan politici als Romme en Burger) dat er materieel gezien sprake was van binding.
Overleg is geen doodzonde. Het is begrijpelijk dat vooraf parlementaire steun zeker wordt gesteld. Daarvoor zijn compromissen en kaders nodig en eigenlijk ook een regeerakkoord. Vooral bij dreigende crises was er altijd intensief overleg tussen regeringsfracties en kabinet. Soms ging het om overleg tussen fractie(voorzitter) en ‘eigen’ bewindspersonen, soms om coalitieoverleg. In 1970 werd de loonpolitiek op het Catshuis in de nacht besproken door de fractievoorzitters van KVP, VVD, ARP en CHU, waarna de uitkomst aan het kabinet werd meegedeeld.[3]
Verschil met nu was dat het kabinet eerst zelf een standpunt had ingenomen. Er is ook verschil met het Torentjesoverleg of coalitieoverleg (Rutte II, Rutte III). Daarbij waren naast de fractievoorzitters van de regeringspartijen ook altijd de premier en de vicepremiers betrokken. Het kabinet bleef leidend.
Aan het begin van de ministerraadsvergadering op Witte Donderdag zei minister Wiersma: “De manier waarop dit proces is gegaan, is zoals we dat hebben afgesproken bij het begin van deze coalitie, dus dat is zoals het werkt.”[4]
Blijkbaar snapt zij niet dat dit precies het tegenovergestelde is van wat is afgesproken.
De vier coalitiefracties zitten inmiddels op de stoel van het kabinet. Dat maakt het kabinet tot een uitvoeringsinstantie. Een dergelijke omkeringen van rollen is ongekend. Eigenlijk moeten de vier fractieleiders in vak K gaan zitten om het beleid in de Tweede Kamer te verdedigen. En als er vanuit de Kamer wijzigingsvoorstellen komen, zullen zij opnieuw bijeen moeten komen om die te ‘appreciëren’. Je zult maar de ‘verantwoordelijke’ minister zijn.
[1] Eindverslag informateur Putters.
[2] De onderwijspacificatie, het grootste succes van het ‘extraparlementaire’ kabinet-Cort van der Linden, werd bijvoorbeeld voorbereid door de volledig uit Kamerleden bestaande staatscommissie-Bos.
[3] A. van Kessel en C. van Baalen, In dienst van negen premiers. De dagboeken van jhr.mr. A.J.M. van Nispen tot Pannerden 1946-1972, p. 455
[4] Interview in het NOS Journaal van 17 april.
Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut.
Reacties (1)
Goede bondige analyse. Premier Schoof moet nog nèt niet ’s ochtends op het ochtendjournaal vernemen wat zijn kabinet gaat doen. Ongekend.