hashtag

wetenschap

Quote du jour | Bedreigde wetenschappers

Dijkgraaf sprak wel de hoop uit dat men in de toekomst niet ontmoedigd wordt om de wetenschap in te gaan, zoals hij zelf ontmoedigd werd om minister van onderwijs te worden. “Toen ik aan deze baan als minister begon, kreeg ik eerst een slechtnieuwsgesprek. Niemand zei hoe goed het is. Men zei daarentegen: ‘weet wat je gaat doen, weet waar je jezelf en je familie aan blootstelt. Wat heb je ooit gezegd; hoe kan dat tegen je gebruikt worden? Dat was niet echt een aanmoediging om de politiek in te gaan. Ik zou het toch heel wrang vinden als mensen die de wetenschap ingaan dit gesprek ook moeten voeren.”

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Is de wetenschap echt zo cynisch geworden?

(Door Klaas Pieter Hart, TU Delft en Marc van Oostendorp, Meertens Instituut)

OPINIE - De cirkel van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is rond. Anderhalf jaar geleden begon het als een weinig concreet plan om een financiële prioriteiten te stellen in het onderzoeksbeleid en tegelijkertijd als een poging om het publiek beter bij datzelfde onderzoek te betrekken. Nu eindigt het in een reeks van weinig precieze ’routes’ voor het onderzoek en nog minder betrokkenheid van het publiek bij datzelfde onderzoek.

In april 2015 stond de website van de NWA open voor het publiek voor het stellen van vragen. Die website was het resultaat van een ontwikkeling die in 2014 was ingezet in het document Wetenschapsvisie 2025. Hierin werd de NWA voorgesteld als bindmiddel voor het wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Het document was weinig specifiek over de aard of vorm van zo’n agenda.

Clustervragen

Er werd uiteindelijk voor gekozen de Nederlandse bevolking begin 2015 op te roepen vragen aan ‘de wetenschap’ te formuleren; deze zouden de thema’s gaan bepalen voor het onderzoek van de toekomst. De voorzitters Beatrice de Graaf en Alexander Rinnooy Kan deden die oproep in alle mogelijke media, onder verwijzing naar de website. Er werd rond die tijd ook enige scepsis geuit over dit project. Dit betrof vooral de verwachte kwaliteit van de vragen: veel onderzoekers waren bang dat ‘de buitenwacht’ geen vragen op niveau zou kunnen formuleren.

Foto: damian entwistle (cc)

Oorlog en genialiteit

RECENSIE - Wanneer ontstond de moderne wetenschap? Een onmogelijk te beantwoorden vraag, uiteraard. Wat is ‘modern’? Zo’n beetje elk punt komt in aanmerking, vanaf de presocratische filosofen tot aan Einsteins Wonderjaar 1905.

Maar als het gaat om de geboorte van de wetenschappelijke methode, en van de wetenschap als georganiseerd bedrijf, dan komt de zeventiende eeuw toch naar voren als het beslissende tijdvak.

In die tijd beginnen wetenschappers (dat woord dateert overigens pas van begin 19e eeuw) systematisch na te denken over het samenspel van waarneming, theorie en experiment. De belangrijkste exponent van dit denken was Francis Bacon en zijn Novum Organum (1620).

Dezelfde Bacon was ook een hartstochtelijk pleitbezorger van wetenschappelijke samenwerking. Wetenschappers moesten geen éénpitters zijn, opgesloten op hun studeerkamer, jaloers op elkaars ideeën en vondsten, maar juist in alle openheid hun gegevens uitwisselen en elkaar zo stimuleren. Bacon geldt dan ook als de geestelijke vader van de eerste wetenschappelijke academies in Europa.

Maar er waren in die tijd nog veel meer geniën, zo wil A.C. Grayling ons duidelijk maken. Zijn boek heet niet voor niets ‘De tijd van het genie‘.

Inadequate uitwerking

De geboorte van de wetenschap hing samen met een complete transformatie van het wereldbeeld, met enerzijds de doorbraak van het Copernicaanse systeem (met dank aan Galileo Galileï) en anderzijds de ontdekking van de bloedsomloop door William Harvey. En dan waren er natuurlijk nog René Descartes en Isaac Newton, met hun concurrerende visies op de kosmos. Zij zorgden ervoor dat twee zeer voorname wetenschappen met een eerbiedwaardige ouderdom – de astronomie en de geneeskunde – in een volledig andere richting werden gebogen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Schelling’s egonomie

COLUMN - In het artikel “Egonomics, or the art of self-management” uit 1978 beschrijft de latere Nobelprijswinnaar Thomas Schelling de vele manieren waarop wij onszelf bestrijden. Droogjes noteert hij dat “[we] spend a lot of time trying to get ourselves to do what we already decided to do.”

Het artikel bestaat voornamelijk uit voorbeelden van zulk zelf-management: de wekker die buiten ons bereik staat zodat we ’s ochtends uit bed komen, de barricades op onze spaarrekening zodat we onszelf niet beroven, en het bietsen in plaats van kopen van sigaretten als rem op het rookgedrag. “In these examples’’, schrijft Schelling, “everybody behaves like two people, one who wants clean lungs and a long life, and another who adores tobacco or one who wants a lean body and another who wants desert.”

Terugkijkend illustreert het artikel prachtig de vooruitgang in de gedragseconomie. Schelling’s anekdotische voorbeelden zijn ondertussen vervangen door gecontroleerde experimenten, van systematisch uitstelgedrag tot het feit dat mensen bereid zijn te betalen voor barrières op het opnemen van spaargeld. Schellings’ intuïties over de meerdere zelven die in ons huizen zijn nu in wiskundig uitgewerkte modellen gevat, zoals Laibson’s beta-delta model, en het planner-doer model, en leiden tot nieuwe, testbare hypothesen.