ACHTERGROND - De Nederlandse limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk in het gebied dat nu Nederland heet, is ondertussen een bekend fenomeen geworden, maar de Britten konden er ook zo niet meer van. Bij gebrek aan een Rijn bouwden de Romeinen een muur die als Hadrian’s Wall al tijden legendarisch is en een stuk noordelijke limes vormt die dwars door het uiterste noorden van Engeland loopt, niet ver van de huidige Schotse grens. Deze muur werd in 122 n.Chr. gebouwd en beschermde het Romeinse gebied tegen invallen van de meer noordelijk wonende ‘barbaren’ zoals de Picten. Na Hadrianus slaagde Antoninus Pius er nog in om de noordelijke stammen, die onrustig bleven, te onderwerpen. Hij richtte een nieuwe linie op die echter al snel verlaten werd zodat de Muur van Hadrianus uiteindelijk de noordelijke limes werd. Het is allemaal in zekere zin vergelijkbaar met Nederland, waar de Romeinen tot in het Waddengebied doordrongen, maar zich uiteindelijk beneden de grote rivieren terugtrokken.
Het bezette gebied werd de Romeinse provincie Britannia die in stand bleef tot de vijfde eeuw. Net als in Nederland zijn de Romeinen in het huidige Verenigd Koninkrijk nooit definitief verslagen, maar zijn ze eenvoudigweg vertrokken omdat de troepen elders nodig waren. Ze lieten hierbij van alles achter, complete forten (langs de Muur van Hadrianus alleen al zestien), villa’s en tempeltjes inclusief de nodige artefacten. Veel van het bouwmateriaal werd later door de Britten hergebruikt; er zijn complete kerkjes van gebouwd.
In het geromaniseerde Britannia ontstond een mengvorm met de bestaande Keltische cultuur, waarbij onder meer Keltische godheden gekoppeld werden aan een Romeins equivalent, en de Romeinen hun tempels bij gelegenheid bouwden op oude cultusplaatsen uit de IJzertijd, waarop – na het vertrek van de Romeinen – soms weer kerken gebouwd werden. Britannia werd in de vierde eeuw gekerstend en Romeinse artefacten zoals altaren werden soms doodleuk in christelijke kerken geplaatst. Deze synthese tussen Romeins en ‘Brits’ deed zich niet alleen voor op religieus gebied maar in praktisch alle geledingen van de maatschappij waarin Romeinse en lokale gebruiken en karakteristieken gemixt werden.
Interpretatio Romana
Vanzelfsprekend namen de Romeinen hun eigen goden mee, met name Jupiter, Venus, Mercurius en dergelijke, maar die waren in Britannia als ‘los verkrijgbaar’ zeldzaam en kwamen bijna uitsluitend voor in politieke of strikt militaire context. Veelomvattender was een verschijnsel dat Van Eijnatten en Van Lieburg (1) ‘intentioneel syncretisme’ noemen, maar dat al rond 100 n.Chr. genoemd werd door Tacitus in zijn ‘Germania‘ in hoofdstuk 43 onder de noemer Interpretatio Romana. Hierbij werden Romeinse goden ‘samengevoegd’ met al lang bestaande (Proto-)Keltische goden, niet alleen om redenen van equivalentie, maar ook omdat de goden elkaar ‘aanvulden’, kwalitatief supplementair en complementair waren.
Dit verschijnsel van syncretisme van Romeinse en lokale goden deed zich in bijna het gehele Romeinse rijk voor, niet in de laatste plaats in Nederland waar Hercules Magusanus, een combinatie van een (Grieks-)Romeinse krachtpatser en vechtjas, en een bijzonder belangrijke god van de Bataven, de bekendste is. Op deze ’tandem’ kom ik in een apart artikel uitgebreid terug. Vóór de komst van de Romeinen hadden de ‘Britten’ overigens al enkele lokale goden geïmporteerd zoals de Germaanse Garmangabis die we later bij het Romeinse garnizoen in Longovicium (Durham) tegenkomen.
Druïden
Degenen die niet meededen met deze melting pot waren de druïden en die lagen dan ook constant op ramkoers met Rome. De Romeinen kenden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Joden, geen aparte priesterkaste. Priester was voor leden van de hogere standen, met name de senatoren, een erebaantje met de Pontifex Maximus als belangrijkste priester. Het grote voordeel hiervan was dat degene(n) die in Rome de dienst uitmaakte(n) geen concurrerende macht naast zich hoefden te dulden, reden waarom het Romeinse Rijk nooit een ‘investituurstrijd‘ heeft gekend. De Byzantijnen (lees: post Oost-Romeinen) hadden een eigen oplossing met hun constitutie dat het rijk was gebaseerd op de gedachte dat het een getrouwe weergave op aarde moest zijn van het hemelse Koninkrijk van God. Net als God met zijn engelen en heiligen in de hemel regeerden moest de Byzantijnse keizer volgens de goddelijke geboden op aarde regeren, daarin bijgestaan door ministers en raadgevers (2).
De machtige klasse der druïden die het op religieus, gerechtelijk en cultureel gebied voor het zeggen hadden en ook als politieke en militaire adviseurs dienst deden, werden door de Romeinen niet alleen als bijzonder on-Romeins gezien, maar ook als een politieke en territoriale dreiging en werd beschouwd als de drijvende kracht van het inheemse verzet tegen de Romeinen. Wat Julius Caesar betrof, die hen beschuldigde van mensenoffers, vormden zij de ultieme barbaarse nachtmerrie. Wat hiervan realistisch is, is een tweede. De druïden dolven als georganiseerde anti-Romeinse eenheid bij de Romeinse verovering van Anglesey in 77 AD definitief het onderspit.
Mars
Mars, de meest vereerde Romeinse god, is een goed voorbeeld van intentioneel syncretisme in Britannia. Oorspronkelijk was hij vooral de god van de vruchtbaarheid en beschermer van het vee, maar later smolt hij samen met de Griekse god Ares en werd hij primair geassocieerd met strijd, dood en oorlog. In bijvoorbeeld Trier (Altbachtal) werd hij samengevoegd met Lenus, een Keltische godin van de geneeskunde die vooral in oostelijk Gallië werd vereerd.
Twee aan haar gerichte dedicaties (toewijdingen) zijn ook uit het zuidwesten van Britannia bekend, in respectievelijk Chedworth en Caerwent. Wightman kenmerkt deze godheid als
een van de beste voorbeelden van een Teutates (niet als godsnaam maar als als titel) of volksgod, die gelijk werd gesteld aan Mars als beschermer van de stam in de strijd, maar ook […] brenger van gezondheid en algemeen welzijn (3).
In Britannia zou de godin Lenus Mars gelijkgesteld kunnen zijn aan Ocelus Vellaunus, volgens een aanwijzing in een inscriptie op de sokkel van een beeld in Caerwent:
DEO MARTI LENO SIVE OCELO VELLAVN ET NVM AVG M NONIVS ROMANVS OB IMMVNITAT COLLEGNI D D S D GLABRIONE ET HOMVLO COS X K SEPT
Aan de god Mars Lenus anders gekend Ocelus Vellaunus en aan de keizerlijke Numen, wijdde M. Monius Romanus dit toe uit privilege van het college, deze gift gebruikmakend van eigen fondsen gedurende het consulschap van Glabrio en Homulo tien dagen voor de calendae van September (4).
Mars werd in Britannia ook vaak gecombineerd met de Keltische oorlogsgod Cocidius,. Deze god werd op zijn beurt ook gecombineerd met de ‘Italiaanse’ bosgod Silvanus waarvan in Housesteads sporen zijn gevonden. De combinatie Cocidius Slivanus kwam tot in Spanje voor. Tenslotte is vermeldenswaard de combinatie Mars Halamardus die krachtens archeologische vondsten in Horn en Lottum (6) in het huidige Nederland werd vereerd. Wat ik met deze paragraaf maar wil illustreren: de combinaties van Romeinse en lokale, inheemse goden waren niet rigide maar konden diverse combinaties aannemen, verschillend per regio.
Votum solvit libens merito
De laatst genoemde inscriptie (inscripties zijn in deze vaak de enige bronnen) brengt ons bij een fenomeen dat niet alleen kenmerkend is voor Britannia, bijvoorbeeld bij de godin Sulis Minerva, maar dat wij ook in Nederland kennen van met name de votiefaltaren van Nehalennia. Het was overigens een typisch Romeins gebruik: een min of meer juridisch karakter van de betrekkingen tussen mensen en goden: de mens vroeg zijn god een gunst en stelde daar van zijn kant een belofte tegenover. Het is het principe van do, ut es: iets geven om zelf iets te krijgen, voor wat hoort wat.
De Romeinen waarin hierin al zelfverzekerder dan de Grieken. Mijn docent klassieke talen drukte het destijds aldus uit: “De Griek bad tot zijn god: als ik een tempel voor u bouw, laat u mij dan de veldslag winnen? De Romein bad tot zijn god: als ik de veldslag win, bouw ik een tempel voor u”.
Na verhoring liet de dedicant zijn ‘contract’ in de votiefsteen beitelen met de formule Votum solvit libens merito ([hij/zij] vervulde gewillig en dankbaar/terecht zijn belofte), afgekort V.S.L.M.. Van deze formule zijn enkele varianten bekend, zoals Votum solvit libens laetus merito (laetus = verheugd), afgekort V.S.L.L.M.. Van onder andere de Nehalennia-altaren kennen we de afkorting V.R.L.M. (Votum reddidit libens merito). Het komt uiteraard allemaal op hetzelfde neer.
Magie en bijgeloof
De formele religieuze praktijk van de Romeinen stond stijf van het bijgeloof en was strikt gebonden aan nauwkeurig vastgelegde rituelen, wilde het valide zijn en effect sorteren. Werd het gewenste effect niet bereikt, dan waren de riten niet juist uitgevoerd. Ook het bijwonen van religieuze festivals en het in ere houden van tradities behoorde hiertoe, met name door hogere functionarissen. Dit werd gezien als goed voor de welvaart en het welbevinden van de gemeenschap. De juiste religieuze regalia waren hierbij van belang.
De haruspex (meervoud: haruspices) was een ziener die de verborgen bedoelingen der goden afleidde uit bepaalde kenmerken van ingewanden van een offerdier, met name ossen, schapen en geiten, een waarzegger dus. De Romeinen hebben het schouwen van dierlijke ingewanden waarschijnlijk overgenomen van de Etrusken. Ook de Babyloniërs waren erin gespecialiseerd. Daarnaast bestonden er in de Etruskische en Romeinse wereld ook augurs, priesterlijke specialisten die de wil van de goden aflazen door het observeren van blikseminslag of uit de vlucht van vogels. Veel Romeinen stonden overigens sceptisch tegenover deze orakelkunst, een vorm van puur bijgeloof.
Gebed en vloek
In Britannia kennen we één haruspex bij naam: Lucius Marcius Memor die woonde in het huidige Bath (Aquae Sulis, de Wateren van Sulis), genoemd naar de Romeinse baden die hier vanaf 60 n.Chr. werden gebouwd. Wie ook in Bath woonde was Gaius Calpurnius Receptus, sacerdos deae Sulis (priester van de godin Sulis). De reeds genoemde Sulis, van origine een proto-Keltische godin, is wederom een voorbeeld van een interpretatio romana onder de naam Sulis Minerva. Sulis werd bijna uitsluitend vereerd in Bath wiens aangetroffen votiefobjecten en gegraveerde loden tabletten suggereren dat ze werd opgevat als een helende, voedende, levengevende moedergodin zowel als hulp bij een effectieve, door haar vereerders gewenste vervloeking.
Naast de min of meer brave votief-altaren waarin een god of godin werd bedankt, kenden de Romeinen ook vloektabletten (defixiones). Deze werden gebruikt om goden, plaatselijke geesten of overledenen te vragen om een handeling uit te voeren op een persoon of object, of om het onderwerp van de vloek ergens toe te dwingen. Deze vervloekingsvoorwerpen bestonden in de regel uit dunne loden tabletten waarop inscripties waren gegraveerd, maar konden ook de vorm aannemen van objecten die we zonder probleem met de beruchte voodoo-poppetjes kunnen vergelijken. We zitten inmiddels op het terrein van de zuivere magie.
Er zijn ook twee priesters bekend die bij de Muur van Hadrianus hebben gewoond: Marcus Aurelius Lunaris, een sevir Augustalis die van beroep handelaar was en als priester werkzaam in York en Lincoln, en een collega handelaar Marcus Verecundus Diogenes, ook een sevir, eveneens werkzaam in York.
Bij de Muur van Hadrianus
De meeste Romeinen in Britannia leefden en het zuiden. Wie een geografische kaart voor die tijd bekijkt ziet daar een enorme concentratie van villa’s . Militaire objecten waren meer gespreid over de provincie, en het zal duidelijk zijn dat de limes een zekere concentratie van militaire bouwwerken vereiste, inclusief logistieke objecten, met als gevolg meer archeologische vondsten en (gerestaureerde) overblijfselen, ook wat religie betreft. Dit heeft weer geleid tot een aantal interessante musea in de buurt van de Muur, waarvan ik er hierbij enkele vermeld (5); het is tenslotte bijna vakantietijd.
- Great North Museum, Hancock (Newcatle) met een grote verzameling inscripties en diverse artefacten.
- Chesterholm Museum, Bardon Mill, Hexham , waar onder andere de wereldberoemde Vindolanda-tabletten zijn tentoongesteld.
- Tullie House Museum, Carlisle, hetwelk een overzicht geeft van het leven langs de Muur van Hadrianus tijdens de Romeinse bezetting.
- Het interessantste museum is wellicht het Senhouse Roman Museum in Maryport. Het museum is gebouw vlakbij een Romeins fort uit de eerste eeuw, herbouwd tijdens de regering van Hadrianus. Het bezit de grootste verzameling Romeinse militaire altaarstenen en inscripties van heel het Verenigd Koninkrijk en unieke voorbeelden van Romeins-Keltische religieuze beeldhouwkunst. De collectie werd vanaf 1570 opgebouwd door John Senhouse, Lord van de Manor van Ellenborough. Hij verzamelde stenen met inscripties van het Romeinse fort en de stad Maryport die langs de kustwal boven het landhuis lagen en, zoals in die tijd gebruikelijk was, plaatste ze binnen de muren van het familiehuis Netherhall.
Toen in de achttiende eeuw een groot deel van het Romeinse fort werd gesloopt om bouwmateriaal te leveren voor nieuwbouw in Maryport, nam Humphrey Senhouse iemand in dienst om alle gebeeldhouwde stenen van het fort te catalogiseren en op te slaan. De boog van de Noordoostelijke poort van het fort werd in zijn opdracht gebruikt als koorafsluiting van de St John the Evangelist’s Church, Crosscanonby. Voor een complete geschiedenis van het museum, zie de website. Het museum is een absolute must voor diegenen die in het onderwerp van deze blog geïnteresseerd zijn.
Noten
- Eijnatten, Joris van, en Lieburg, Fred van, Nederlandse Religiegeschiedenis, Hilversum 2005.
- Zie e.g. Runciman, Steven, The Byzantine Theocracy, Cambridge 1977.
- Wightman, Edith Mary, Roman Trier and the Treveri, London 1970, p. 211
- Collingwood, B, en Wright, R.P., The Roman Inscriptions of Britain, Oxford z.j.
- Voor een volledig overzicht, zie Collins, Rob, Living on the Edge of Empire, Barnsley 2020. De appendix Museums and Sites to visit is als PDF gratis te downloaden via de site van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (mits men lid is).
- Bij de afbeelding van de votiefsteen voor Mars Halamardus. De inscriptie luidt:
Marti / Halamard(o) / sacrum / T(itus) Domit(ius) Vindex / (centurio) leg(ionis) XX V(aleriae) V(ictricis) / v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito).
(Heiligdom van Mars Halamardus. Titus Domitius Vindex, Centurio van het XX. Legion Valeria Victrix, die gaarne zijn belofte vervulde.)