Goed volk | Rebétika, de Griekse blues

Foto: © Sargasso logo Goed volk

ACHTERGROND - Onder volkscultuur valt uiteraard ook volksmuziek, maar volksmuziek hoeft per definitie niet op het platte land of in de bergen te klinken. Ook steden kennen hun eigen volksmuziek, waarbij het niet zelden om een subcultuur gaat, muziek van de zelfkant van de samenleving. Eén van deze vormen is de rebétika, ook wel genoemd de Griekse blues, raak omschreven in de ondertitel in de evergreen van Gail Holst: Road to Rembetika (1975, inmiddels vierde druk 2006): “music of a Greek sub-culture; songs of love, sorrow & hashish”. De titel van de verzameling rebetika (origineel en vertaald) van de Nederlandse kenner bij uitstek, Jan Verdonk, liegt er ook niet om: Ik wil dat de bouzouki huilt en van mijn verdriet vertelt“.

Nu gaan de meeste Griekse traditionele liederen over ‘love and sorrow’, wat in Griekenland in de regel hetzelfde is, dus waarin onderscheidt zich de rebétika, afgezien van het feit dat er kennelijk hasj aan te pas komt ? Een column over droevige maar fascinerende muziek uit een zonnig zomers land.

Waar hebben we het over?

Om maar bij het begin te beginnen: de term zelf, want alleen al bij de transliteratie van de Griekse in Latijnse letters bestaan er een aantal variaties. Ik gebruik consequent de mijn inziens meest juiste transliteratie rebétika (of het enkelvoud, als dit zo uitkomt), maar het door mij aangehaalde boek  spreekt al van rembetika.

Er zijn in feite twee correcte termen: rebétika en rebétiko, waarbij de eerste simpelweg meervoud en de tweede enkelvoud is. De eerste term is het gebruikelijkst. Met name in Engelstalige teksten komt ook de schrijfwijze rebética of rebético voor, waarbij men er voor heeft gekozen de Griekse kappa om te zetten naar een Latijnse c in plaats van een k. Dat kan. Minder geslaagd is de transliteratie rembetika‘(met een toegevoegde m) die gebaseerd is op een foutieve transliteratie. Men heeft zich hierbij niet gerealiseerd dat de mi en de pi in het Nieuw-Grieks aan het begin of in het midden van een woord een dubbel-medeklinker vormen, gesproken als b, en heeft doodleuk de mi als m laten staan.

De benaming rebétiko is een adjectief van het woord rebétis, waarbij gedoeld wordt op een man behorende tot een bepaalde subcultuur. Het woord is niet synoniem maar betekent wel ongeveer hetzelfde als het bekendere woord mángas: een uit het Turks stammend woord dat zoiets als ‘stoere vent’ (uit de arbeidersklasse) betekent. Tegenwoordig is de betekenis afgezwakt tot ‘bengel’. Het woord rebétis komt voor het eerst voor in een Grieks-Latijns woordenboek gepubliceerd in Leiden (1614) waar het wordt omschreven als ‘zwerver’.

Waar hebben we het nog meer over?

De muziektechnische beschrijving van rebétika is, zoals bij de meeste volksmuziek, complex en ik zal de lezer er amper mee lastigvallen. Wie hierin is geïnteresseerd verwijs ik naar hoofdstuk 6 van het genoemde boek van Gail Holst dat simpel nieuw te koop is . Ik beperk mij tot de volgende opmerking. Rebétika is ontstaan in het Klein-Azië van de late negentiende eeuw en is dus van origine oosterse muziek met sporen van Byzantijnse kerkmuziek.

Dit betekent dat de muziek geen toonladders kent zoals wij die in het westen kennen. We kunnen ze niet scheiden in major- en mineur-ladders en strikt genomen zijn het helemaal geen toonladders. Het zijn meer modaliteiten die weliswaar uitgeschreven kunnen worden als toonladders maar in feite modale typen of ‘wegen’ (roads, hierbij de woordspeling uit de titel van het boek van Holst verklaard) die worden gekarakteriseerd door bepaalde melodische patronen en intervallen. De meesten zullen zich hierbij weinig kunnen voorstellen en dan zit er maar een ding op: een CD opzetten. Wie een indruk wil hebben van de tekst van een rebétiko: zie onderstaand vers in de vertaling van Jan Verdonk met een exemplarische titel:

Leed

Groot is het strand, klein is de golf
groot is het leed en bitter is de spijt.

Bittere rivier in mij
Het bloed van je wonde
en meer bitter dan het bloed
is jouw kus op mijn mond.

Je weet niet wat ijskoud is,
een nacht zonder maan,
als je niet weet
wanneer je de pijn zult krijgen.

Een omschrijving

Over hoe je rebétika zou kunnen omschrijven laat ik de genoemde Jan Verdonk aan het woord met een citaat van zijn website:

De rebétika zijn Griekse volksliederen, die aan het eind van de 19e eeuw ontstonden. Net als de blues kwamen ze voort uit de onderste lagen van de maatschappij. Terwijl Griekenland zich na de bevrijding van het Ottomaanse rijk meer en meer op het westen richtte, ook in muzikaal opzicht, bleven in havenkroegen, hasjkitten, gevangenissen en gewoon op straat de oosterse klanken van de rebétika te beluisteren. Soms spottend, soms melancholisch zingt de mángas, de rebétika-zanger bij uitstek, over de liefde, over het leven in de gevangenis, over muziek, over hasj en waterpijpen. Daarbij wordt hij natuurlijk begeleid door de bouzouki en de baglamás.

Er zijn ruwweg drie perioden in de rebétika-cultuur te onderscheiden. De oorspronkelijke muziek uit Klein-Azië die zich concentreerde in Smyrni (meer bekend als Smyrna, het huidige Izmir) (ca 1875-1922), de voortgezette cultuur in Griekenland die zich concentreerde in Piraeus (de havenstad van Athene) en Thessaloniki (1922-ca 1955) en de neo-rebétika (laïka) vanaf 1970 tot op heden, die weinig meer met de oorspronkelijke rebétika van doen heeft. Rebétika staat in Turkije bekend als Zeybek en wordt daar gezien als Turkse traditionele muziek. In 2017 werd rebétika geplaatst op de UNESCO-lijst van immaterieel erfgoed.

Uit praktische overwegingen beperk ik mij tot de vroegste periode, die van Smyrni. Eerst iets over de historische context.

Grieken in Klein-Azië

Het westen van het huidige Turkije werden al in de Bronstijd door Grieken gekoloniseerd en ook Smyrni is zo’n kolonie. Na een akkefietje met de Perzen werd de stad door Alexander de Grote herbouwd. Later rukten Turkse stammen vanuit Centraal-Azië op naar het westen. De val van Constantinopel in 1453 maakte een einde aan het Byzantijnse Rijk en al in 1415 maakte Smyrni deel uit van dit Turkse rijk, dat in Europa niet veel later de hele huidige Balkan zou omvatten.

Dat betekende echter niet dat alle Grieken en hun cultuur uit het gebied vanaf die tijd verdwenen waren. Met name Smyrni bleef, net als Thessaloniki, een uitgesproken Griekse zo niet Europese stad, met name in de negentiende eeuw. Volgens de Turkse autoriteiten waren in 1890 75.000 van de 155.000 inwoners Grieken, 6.000 Armeniërs, 15.000 Joden en 10.000 Rooms-katholieken, vermoedelijk Italianen en Fransen. Nog geen derde deel (45.000) van de bevolking was Turk.

Het einde van de Eerste Wereldoorlog, waarin Turkije zich aan de kant van de latere verliezers bevond, werd het begin van het einde. Het vroegere Ottomaanse Rijk werd van de Balkan tot Arabië bezet door de geallieerden en bij het Verdrag van Sèvres (1920) opgedeeld, waarbij Smyrni met andere Anatolische gebieden en de kuststreken aan de Grieken werd toegewezen. Niet onlogisch, want ze woonden daar tenslotte al zo’n 3400 jaar. Voor de Turken bleef slechts Ankara met omgeving behouden.

De val van Smyrni

Intussen verscheen Mustafa Kemal op het toneel, die zich niet alleen keerde tegen de geallieerden en het Verdrag van Sèvres, maar ook tegen de sultan en de islam, die hij verantwoordelijk achtte voor de degeneratie van het Ottomaanse rijk. Toen de Grieken hun aandeel van het Verdrag van Sèvres claimden en daarbij ver in Anatolisch gebied doordrongen, leidde dat tot heftig verzet van de Turkse bewoners. De geallieerden lieten vervolgens de Grieken aan hun lot over en Mustafa Kemal drong met zijn leger de Grieken terug tot de westgrens van Anatolië .

Smyrni viel in 1922. De stad werd platgebrand, de bewoners werden uitgemoord en voor de Grieken was een nationaal trauma geboren. Honderdduizenden vluchtelingen weken uit naar Griekenland. De complete rebétika-cultuur kwam terecht in de vluchtelingenbuurten van Piraeus en Thessaloniki en was qua inhoud zwarter dan ooit. Inmiddels was de officiële naam van Smyrni gewijzigd in İzmir.

Ik ben mij er van bewust dat bovenstaand historisch overzicht niet uitblinkt in nuance. Het is evenwel de geschiedenis zoals die door de Grieken werd en wordt ervaren.

Smyrni’s rebétika

De rebétika wordt wel opgedeeld in de Smyrna-school en de Piraeus-school. Deze laatste was als min of meer erfgenaam van de gebeurtenissen in Anatolië aanmerkelijk rauwer dan de min of meer gesofisticeerde Smyrna-school, maar het zou een misverstand zijn te menen dat er pas na 1922 in Athene, Thessaloniki, Larisa en een paar andere grote steden sprake was van een rébetika-cultuur. Deze was allang via handelscontacten uit de havensteden doorgesijpeld van met name Smyrni naar Griekenland.

Zolang Smyrni onder het Ottomaanse rijk viel waren zeker de culturele contacten tussen de Grieken en Turken niet slecht. De Griekse muziek in Anatolië werd uiteraard beïnvloed door de Turkse die weer beïnvloed was door de Arabische en de Perzische. Met name de laatste was weer een erfgenaam van de Griekse muziektheorie waarbij de cirkel rond is.

Was de Piraeus-school er één van het schuim der natie, hasjrokers en criminelen, die naast hun stem met name de bouzouki en de baglamas hanteerden, de rebétika-zangers en zangeressen van Smyrni werden begeleid door instrumenten van meer oosterse origine waarbij veelal ook kwarttonen geproduceerd konden worden, zoals op de oud (grieks: uti), een soort luit zonder de voor de gitaar kenmerkende fretten. Op bijgaande foto mijn goede vriend Machalis die met zijn oud de oorspronkelijke rébetika levend houdt. Andere instrumenten die gebruikt werden waren de santoeri, een soort met twee hamertjes bespeelde citer die een nogal geheimzinnig geluid voortbrengt, klarinet, lyra en accordeon.

Amán, amán, amán

Werd in Piraeus de rebétika uitgevoerd in de hasjkits (tekedes) en de mindere ouzeri’s en kafenio’s, in Smyrni bestond het deftiger Café Aman (Turks: Mani Kahvesi), een soort café chantant dat in de zeventiende eeuw in het Ottomaanse rijk ontstaan was. Onder het genot van Turkse koffie en een waterpijp luisterden de gasten naar twee of drie zangers die een lied improviseerden in dialoogvorm op een vrij ritme. In deze koffiehuizen klonk de oudste vorm van een rebétiko: de amané, een semi-geïmproviseerd lied waarbij de regels soms onderbroken werden door lange melismen op het woord amán, waarbij de zanger tijd kreeg om naar nieuwe woorden te zoeken.  De uitroep amán (meestal drie maal achtereen uitgesproken) bestaat in het Nieuw-Grieks nog steeds. Het betekent dan zoiets als ‘ach, ach, ach’.

De rebétika in Smyrna was overigens niet zuiver Grieks/Turks. Het was ook beïnvloed door West-Europese muziekstijlen, met name van de Italianen en Fransen, afkomstig van de handelsposten in de stad. Ook Nederland had vanaf de achttiende eeuw rond de twintig handelshuizen in Smyrni, maar of de Nederlanders ook invloed hebben uitgeoefend op de rebétika is mij niet bekend.

Reacties zijn uitgeschakeld