Goed volk | Ketters uit “De naam van de roos” (1)

Foto: © Sargasso logo Goed volk
Serie: ,

ACHTERGROND - In 1980 schreef Umberto Eco zijn eerste roman, Il nome della rosa, die een sensatie werd, vooral nadat het na een paar jaar in vele talen vertaald werd. In december 1986 wijdde het destijds befaamde literaire tijdschrift Bzzlletin er een themanummer aan. In 1999 kreeg het boek een plaats in Le Mondes ‘100 boeken van de eeuw’. Daar kwam in 1986 nog een iconische rolprent overheen met Sean Connery in de hoofdrol. Terzijde: Umberto Eco was een groot James Bond-fan, wiens rol door Sean Connery meermalen werd vertolkt.

De Naam van de Roos is een bijzonder intrigerende roman met diverse lagen. Hierover ga ik het in deze blog niet hebben; voor wie daarin is geïnteresseerd is op het Internet meer dan genoeg te vinden. Dit artikel gaat over werkelijk bestaand hebbende ketterijen die in het boek voorkomen. Ik ga het – na een introductie – alleen over deze ketterijen zelf hebben en hun context in het boek en de (kerk-)geschiedenis. Om niet te ver uit te wijden laat ik de politiek-religieuze context (met name de Investituurstrijd) buiten beschouwing.

De locaties

De Naam van de Roos is een historische roman – Eco heeft zijn werk in zijn ‘Naschrift’ (1984) ook als zodanig gekwalificeerd – en de film doet daar als palimpsest nog een schepje bovenop. Maar zoals elke historische roman heeft ook De Naam van de Roos links met historische feiten. Zo is het een uitdaging op zich uit te vissen welke locaties Eco geïnspireerd hebben. Als voorbeeld voor het Benedictijnse klooster uit de roman heeft waarschijnlijk de Sacra di San Michelle gediend. En het Castel del Monte in Apulië stond model voor het scriptorium en de bibliotheek, terwijl Eco waarschijnlijk ook geïnspireerd is geweest door de kloosterbibliotheken op Athos, de Heilige Berg, in Griekenland, dat hij in 1977 en 1988 bezocht heeft. Tenslotte, het portaal van de abdijkerk Saint Pierre in Moissac heeft waarschijnlijk model gestaan voor het visioen van de Adson, de assistent van de hoofdpersoon.

De hoofdpersonen

Ook de hoofdpersonen van het boek zijn geïnspireerd op historische personen. De hoofdrolspeler, de franciscaner monnik William van Baskerville, is zelfs dubbel geïnspireerd: op zowel de historische William van Ockham als de fictieve Sherlock Holmes. Dientengevolge is Baskervilles secretaris en leerling, novice Adson van Melk, geïnspireerd door Holmes’ assistent dr Watson. Ockham was als scholasticus een voorloper van de moderne filosofie, van logisch denken en keerde zich daarmee tegen volks- en bijgeloof, evenals zijn alter ego William of Baskerville. Net als Sherlock Holmes kwam hij tot zijn conclusies door deductief te redeneren. De hoofdpersoon en zijn assistent zijn dus fictieve figuren, anachronistisch afkomstig uit het universum van Sherlock Holmes.

Met mijn onderzoekingen heb ik mij tot nu toe tot deze wereld beperkt. Met mijn bescheiden krachten heb ik tegen het kwaad gestreden, maar het lijkt mij toch een iets te eerzuchtige onderneming om mij aan de vader van alle kwaad te wagen.

Woorden in de mond gelegd van William van Baskerville, maar in feite een letterlijk citaat van Sherlock Holmes (lees: Arthur Conan Doyle).

Bijfiguren

Onderdeel van de cenotaaf ter nagedachtenis aan keizer Lodewijk in de Frauenkirche van München

William van Ockham speelt samen met de in het boek voorkomende historische franciscaanse ordegeneraal Michael de Cesena (zie onder) een rol in de religieuze-politiek geschiedenis in relatie tot paus Johannes XXII en keizer Ludwig von Bayern. (Deze laatste staat, afhankelijk van zijn positie op een bepaald moment in de geschiedenis, onder verschillende namen bekend, maar om verwarring te voorkomen gebruik ik zijn Duitse naam.) Het steekspel tussen deze paus en keizer is overigens een historische roman op zich waard.

Voor de volledigheid noem ik nog de intrigerende blinde ziener Jorge de Burgos, die een sleutelrol in een diepere laag van het boek speelt. Hij is een fictieve figuur, maar wel geïnspireerd op de eveneens blinde Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges en zijn werk. Met de ketterijenproblematiek uit De Naam van de Roos heeft hij niets te maken, tenzij men ‘lachen’ als ketterij wil beschouwen.

De inquisiteurs

De tegenhanger van William of Baskerville is de dominicaan Bernard(o) Gui (ca 1261-1331). Met name in de film wordt Bernard als een enorme etterbak voorgesteld (de hele bioscoop juichte toen hij tegen het einde van de film genadeloos te pletter sloeg), maar daarmee wordt hij geen recht gedaan. Ik werkelijkheid was Gui een veelzijdige persoon en consciëntieuze rechter, hetgeen zelfs de kritische inquisitiedeskundige H.C. Lea onderschrijft.

In 1307 werd Gui benoemd tot inquisiteur in Toulouse ter bestrijding van de Albigenzen en bleef die functie uitoefenen tot 1323, waarna hij bisschop van Tuy werd en vanaf 1324 bisschop van Lodève. Hij was de auteur van onder meer de Fleurs des chroniques en van de Practica officii inquisitionis, een handboek voor de inquisiteur. Tevens was hij een verzamelaar van heiligenlevens.

Veel beruchter was zijn ordegenoot Heinrich Kramer (1430-1505), Duits inquisiteur en auteur van de Malleus Maleficiarum (Heksenhamer), een veelgebruikt handboek voor heksenvervolging. Heksen werden door de kerk vervolgd omdat zij per definitie als ketters werden gezien. In de uitlopers van de Middeleeuwen en de Renaissance werden veronderstelde heksen het slachtoffer van volkshysterie als gevolg van onbeheersbare rampen zoals de pest. Het scholastische denken was bij het volk nog niet echt doorgedrongen, maar dat geldt deels ook voor onze tijd.

Ubertino van Casale

De tweede in verband met dit artikel historisch relevante persoon is Ubertino of Casale (1259–ca 1329), een in het klooster verblijvende franciscaan en één van de leiders van de franciscaanse tak van de strikte spiritualen, die ook als historisch persoon deze naam droeg. De echte Umbertino werd 1332 geëxcommuniceerd en tot ketter verklaard, maar slaagde waarschijnlijk in te ontsnappen naar Beieren waar hij bescherming gevonden zou hebben bij keizer Ludwig von Bayern. Daarna verdwijnt hij uit de geschiedenis. We komen hem en de spiritualen in een volgende paragraaf nog tegen.

Michael di Cesena

De derde historische persoon is Michael di Cesena (1270-1342), ordegeneraal van de orde der Franciscanen. Hij nam het op voor de ‘evangelische armoede’ in zijn orde en kwam daardoor in conflict met paus Johannes XXII, die in De Naam van de Roos door Adson volledig wordt afgefakkeld: een fictieve tekst maar volledig historische verantwoord:

De Heer schenke mij de genade een onbevooroordeeld getuige te zijn van de gebeurtenissen welke in de abdij, waarvan het raadzaam en gepast is voortaan ook de naam te verzwijgen, plaatsvonden aan het eind van het jaar Onzes Heren 1327, het jaar waarin keizer Lodewijk zich naar Italië begaf om de waardigheid van het heilige Roomse Rijk te herstellen, overeenkomstig het plan van de Allerhoogste en tot beschaming van de infame usurpator, aartsketter en simoniebedrijver, die in Avignon de heilige naam van de apostel te schande maakte (ik bedoel de zondige ziel van Jacobus van Cahors, die door de goddelozen als Johannes XXII werd geëerd).

Di Cesena slaagde er in William of Ockham voor zijn zaak te winnen, maar in 1329 werd hij afgezet door de franciscaanse leiding, die inmiddels gecontroleerd werd door paus Johannes XXII en het jaar daarop vertrok hij met zijn volgelingen in de entourage van keizer Ludwig naar Duitsland. Het generaal kapittel van Parijs (11 juni 1329), waar kardinaal Bertrando del Poggetto voorzitter was, had het gedrag en de geschriften van Cesena en allen die met hem deelnamen tegen Johannes XXII veroordeeld, en had Gerard Odon tot minister-generaal van de franciscaanse orde gekozen.

Di Cesena bleef tot het einde van zijn leven voor het beginsel van de ‘evangelische armoede’ strijden en stierf in 1342 in München, wellicht niet toevallig de stad waar in het boek William van Baskerville en Adson afscheid van elkaar nemen. In 1359 werd Di Cesena overigens gerehabiliteerd, exemplarisch voor het jojo-effect dat de strijd over het principe van de spiritualen en hun evangelische armoedeprincipe met zich meebracht, maar daarover later meer.

Bertrando del Poggetto

Ik noemde kardinaal Bertrando del Poggetto (1280-1352), een diplomaat van het Vaticaan en volgens zeggen een neef van Johannes XXII die hem volgens verwachting voor zijn karretje spande. In De Naam van de Roos speelt hij zichzelf in het fictieve debat tussen de franciscanen en de dominicanen.

De raamvertelling

Het verhaal vindt plaats eind 1327 – daar maakt Eco geen geheim van – tijdens de Babylonische ballingschap der pausen (1309-1376), waarin de pausen van Rome zich genoodzaakt zagen zich in Avignon in Zuid-Oost Frankrijk terug te trekken. Deze term moet niet verward worden met de benaming Westers Schisma, dat net iets anders inhoudt.

Volgens het boek wordt in het genoemde jaar de franciscaner monnik William van Baskerville door keizer Ludwig von Bayern naar een Benedictijner abdij in Noord-Italië gestuurd. Hij heeft als opdracht een congres voor te bereiden waaraan Benedictijnen en Franciscanen zullen meewerken. Er moet daar een oplossing worden gevonden voor het voortslepende conflict over de armoede tussen de Franciscaanse minderbroeders en paus Johannes XXII. Het congres – dat uiteindelijk mislukt – is fictief, maar zou volgens historicus Hans D. Baumann plaatsgehad kunnen hebben (een fictieve invulling tussen de feiten) in de periode dat Michael di Cesena door Johannes XII in juni 1327 naar Avignon op het matje werd geroepen en het tijdstip, 1 december 1327, dat di Cesena daadwerkelijk gaat. Dit congres is in wezen de raamvertelling waarbinnen de overige lagen van de roman worden opgehangen.

[wordt vervolgd]

Reacties zijn uitgeschakeld