OPINIE - Toen ik onlangs wat positieve opmerkingen over Europa schreef, kreeg ik woedende reacties: men wilde niet uit de comfortabele anti-EU houding gehaald worden. Dat puzzelt.
Wie de verkiezingen volgt om inzicht te krijgen in fundamentele kwesties, blijft met gespitste oren in een kramp achter. Politici zijn niet helder: ze normeren werkloosheid, ze treden uit de EU, ze willen de integratie remmen, ze willen de gulden terug, ze willen meer geld voor ouderen en minder vluchtelingen. Voorspelbaar…
Maar welke EU men wil, welke verhouding van de Europese organen men wil tot de nationale staten, daarover horen we bijna niets. De grote vraag is: waarom niet? Zijn er verklaringen? Ik probeer er maar eens enkele.
Europa is onvoldoende gefundeerd op de wensen van de bevolkingen
Dat is eigenlijk niet zo verrassend. Na 1945 lag Europa in puin, iedereen die de oorlog had overleefd poogde een nieuw bestaan op te bouwen op de naoorlogse puinhopen. Het ‘dit-nooit-weer’ gevoel was er wel, maar de vertaling in internationale politiek werd alleen door enkele visionaire ambtenaren vorm gegeven in EGKS en EEG. De politieke integratie kon niet, dus de samenwerking werd economisch van aard. Charles de Gaulle stoorde het proces aanzienlijk. Daarom kon het oordeel van bevolkingen ook op afstand worden gehouden.
In 2005 werd in referenda een oordeel gevraagd over de nieuwe ‘constitutie’, een ingewikkelde tekst van bijna zeshonderd pagina’s, die door vrijwel niemand integraal was gelezen, maar waarover een afwijzend oordeel (in Frankrijk en Nederland) zwaar telde. Hoe is het mogelijk een referendum te houden over een complex geheel van bepalingen over de werking van de EU? Het antwoord lijkt me eenvoudig: het was een onzalig idee, niet uitvoerbaar, al snap ik de reden waarom men het deed.
Decennia werd gewerkt aan economische eenwording. Uiteindelijk kwam het moment dat de franc en de mark verdwenen in de euro: ‘niks bijzonders, een technisch en economisch nieuwigheidje,’ zei Gerrit Zalm tegen ons. Maar het werd een fundamentele verbinding tussen de economische lotgevallen van de deelnemende lidstaten: geen rentebesluiten per land meer, geen revaluatie of devaluatie van nationale munten meer, geen monetaire slang waarbinnen wisselkoersen moesten bewegen; maar budgettaire richtlijnen, een begrotingscommissaris, de regels van het verdrag van Maastricht.
We weten nu eindelijk dat de dienstdoende politici niet de waarheid hebben gesproken. Ze hadden het over onschuldige economische samenwerking, maar die was veel politieker dan werd erkend.
De integratie en de modernisering zijn verknoopt
De ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt, als route naar wederzijdse afhankelijkheid, welvaart en vrede is verknoopt met de toegenomen mobiliteit en schaalvergroting, die afstemming en standaardisatie nodig maakt. De strijd om de markt voor consumenten en producten wordt nu globaal gevoerd.
Maar door het aantal producten in onze huishouding dat volgens de DIN (Duitse Industrie Norm) is gemaakt, voelen we ons niet bedreigd in onze souvereiniteit. De reden is simpel: een goed product is wat we willen. Boos zijn we wel als Thijs Wöltgens ons een soort Duitse deelstaat noemt. Dat deed hij, inmiddels een jaar of twintig geleden.
Waarom wordt onze souvereiniteit in de politieke discussie gebracht? Bestaat er een afkeer van de moderniteit? Willen we de grootschaligheid van productie wel? Ik heb een Deens horloge, mijn bureaulampje komt uit Duitsland, de PC waar ik dit verhaal op schrijf is Amerikaans, maar de dozen waar ik de onderdelen uit heb, komen allemaal uit China.
Europa is bedacht, opdat Frankrijk en Duitsland elkaar niet opnieuw naar de keel zouden vliegen. Ook andere landen zouden meewerken aan die verbondenheid. Maar modernisering en globalisering brengen ook standaarden met zich van grote producenten, in het gevecht om wereldmarkten. Ik kijk en luister naar Sony, de carburateur in de meeste auto’s is van Bosch. Ik heb nog twee afstandsbedieningen voor de TV, een lade vol met oude opladers, alle met andere snoertjes en stekkers.
De weerstand tegen de EU is te zien als een afkeer van moderniteit en globalisering. De tegenstanders van de EU zeggen niet wat ze wel willen, ze willen alleen maar terug. De voorstanders slagen er niet in het vele goed dat in de EN-normen zit, als verdiensten van de EU neer te zetten.
Het nationalisme wakkert aan, in oost en west
Met het nationalisme doet zich iets merkwaardigs voor. In de volksdemocratieën van vroeger is het de kracht die de samenhang bevordert. De oud-communisten die graag aan de macht willen blijven bespelen dit nationalistische gevoel. Waar dat toe kan leiden, hebben we gezien in het Joegoslavië na Tito, in het Servië van Milosevitsj. En zien we bij Poetin.
In de nationale staten van het westen en zuiden van Europa stond het nationalisme lange tijd niet in aanzien; de wrange vruchten van het nationale sentiment in Duitsland waren nog maar net geplukt. Dat gaf ruimte om nieuwe samenwerking tussen nationale staten te beproeven. De bevolkingen waren niet zo snel opgewonden door nationalistische sentimenten.
Maar dat begint te veranderen. In ons land zien we politici gebruik maken van oude nationale symbolen. Mogelijk speelt ook de ‘verkleuring’ van onze steden daarbij een rol: herkennen we ons eigen land nog wel? Is nationalisme, of patriottisme een rechts politiek sentiment? Ik noem mijzelf niet rechts, maar ik ben wel zeer gehecht aan vrouwenemancipatie, homorechten, rechtstatelijkheid en democratische omgangsvormen. Tegen minderheden die zich hier actief tegen keren, heb ik ook bezwaren.
Als het nationalisme door de migratie herleeft in het westen, dan lijkt dat een sterke rem op de verdere ontwikkeling van de samenwerking tussen de listaten van de EU.
Het niveau van het politieke debat is te laag
Enzovoort: ik zie misschien binnen een uur nog andere verklaringen voor het onbevredigende feit dat er geen heldere taal wordt gesproken over de ontwikkelingen van de EU en over de instituties in Europa.
Wat betekent dat: het democratisch tekort? Dat los je niet op met een referendum of met een paar bevoegdheden voor het Europese Parlement. Kan de EU worden gezien als een eigensoortige vorm van democratie? Ik twijfel daar aan: het lijkt toch vooral een ‘Beambtenherrschaft, waar nodig verandering in moet komen.
Wat betekent dat: de gemeenschappelijke markt is het doel? Houdt dat in dat Brussel zich moet bemoeien met de inkomens in de sociale woningbouw, de kromming van bananen en de uitgifte van bewijzen van bevoegdheid voor zweefvliegers? Ik betwijfel dat: een gemeenschappelijke markt kan goed bestaan, wanneer er lokale markten en plaatselijke gebruiken zijn, die afwijkend zijn. En die afwijkendheid lijkt nogal belangrijk voor ons gevoel dat we eigen baas zijn.
Wat betekent dat: we willen geen bevoegdheden overdragen? De hoogte van onze belastingen of de uitgaven aan onze waterwerken bepalen we zelf, heel goed. Maar vinden we het goed dat er normen komen voor stekkers aan opladers? Ik zou zeggen: dat lijkt me prima. Mogen we zelf bepalen hoe we onze lokale woningmarkten sociaal inrichten? Mogen wij zelf uitzoeken welke bescherming van privacy en rechtsorde wij willen? Waar is toch de scheidingslijn tussen verstandige normen en standaarden en de nationale en lokale wens dingen te regelen? Het subsidiariteitsbeginsel, zeggen politici; zullen wie dat beginsel dan eens concreet pogen toe te passen?
Wat betekent dat: de EU moet een gemeenschappelijke buitenlandse politiek voeren? Moeten wij iets vinden van de dreigende scheuring van Oekraine en de destabiliserende acties van Poetin? Moeten wij iets met het waanzinnige radicalisme in Syrië, met de vijandschap tussen Israël en Palestijnen? Moeten we iets met de voortdurende verdrinkingsgevallen van vluchtelingen in de zee rond Lampedusa?
Ik zou zeggen van wel. Maar daarover spreken de politici niet. Ik word niet vrolijk van verkiezingen.
Reacties (7)
Dat puzzelt?
Dat had gemoeten, maar het is bij mooie woorden gebleven. Op een dag moet je daar als burger consequenties uit trekken. Die dag is de 22e. En als dat niet helpt, de volgende Tweedekamerverkiezingen.
Zonder meer een fundamentele vraag maar als de verkiezingen hierover zouden gaan belanden we Europees en nationaal in politieke chaos.
@0: “Toen ik onlangs wat positieve opmerkingen over Europa schreef, kreeg ik woedende reacties”
Begrijpelijk als we nu lezen:
– “Ik word niet vrolijk van verkiezingen”
– “dat de dienstdoende politici niet de waarheid hebben gesproken”
– “De EU weerstand is afkeer van moderniteit en globalisering”
Wat wil je als je je schikt in het moderne, globale bedrijfsleven en daar geheimzinnig over doet, dan lok je toch het verzet uit?
Blijkbaar heeft de schrijver dat nu ook begrepen!
Het democratisch tekort betekent nu juist dat er niet meer naar de kiezer geluisterd hoeft te worden, dat deze enkel nog voor spek en bonen aan de besluitvorming van het openbaar bestuur deel mag nemen. Slechts een symbolische daad rest de kiezer nog die geen keuze heeft. En als een serieuze gesprekspartner wordt deze al helemaal niet mee gezien.
En toch blijft een vreemde gewaarwording dat als Duitsland en Frankrijk het niet met elkaar eens kunnen worden, 28 landen tegen de zin van de eigen bevolking in dezelfde vlag moeten hijsen.
Ach, nu geven de meeste mensen, bij welke verkiezing dan ook, hun stem zonder ook maar een verkiezingsprogramma of beginselverklaring te lezen.
Dit geldt zowel voor het kortste verkiezingsprogrammadictaat van Geert als voor het meest geschonden verkiezingsprogramma van de Samson ;-)
Misschien moet Sargasso bij de volgen de verkiezingen de “programma-links” (met teller) ergens in de “kop zetten”
@1: ja, dat puzzelt: is er een reden om te genieten van een anti EU houding? Ik vind ook dat Nederland zich uit het heelal moet terug trekken of zich daar tegen verklaren.
@2: maar er is toch nog wel een reden iets inhoudelijks te vinden?
@3: wat een onzin: als ik of jij een inhoudelijke vraag serieus behandeld wil zien, dan is er geen chaos, dan zijn wij ontevreden klant.
@4: ik gaf een paar veronderstellende verklaringen, maar ik heb niet de indruk dat het veel begrip op heeft geroepen.
@5: mensen lezen niet veel over de publieke zaak en zullen dat ook niet gaan doen. Maar ik had het over een referendum: als je niet een overzichtelijke vraag stelt, kun je beter een munt opgooien. Zulke vragen zijn er weinig, dit was er zeker geen. Voorbeeld: de Zwitsers vroegen of Islamieten moskeeën mochten bouwen. Het antwoord was neen. Rare, maar heldere vraag. Antwoord ook: maar wat de kleine meerderheid dan betekent?