De Amerikaanse vice-president Vance bezoekt India ‘voor de handel, maar ook ter geruststelling’, schreef De Volkskrant. India hoopt met een bilateraal handelsakkoord onder de enorme importtarieven uit te komen die Trump vooralsnog on hold heeft gezet. De Indiase premier Narendra Modi besprak een dergelijk akkoord al in februari op het Witte Huis. Aan de andere kant willen de VS al jaren toegang tot de Indiase landbouwsector. Maar India beschermt de eigen landbouw ferm: het hanteert een importtarief van 39 procent. Op die manier zegt India de eigen boeren – de helft van 1,4 miljard inwoners van India werkt in de landbouwindustrie – en de voedselzekerheid te willen beschermen. Boeren demonstreerden tegen het bezoek van Vance, ze vrezen dat de regering zich toch zal laten verleiden tot concessies die de huidige crisis in de landbouw verergert en nog meer boeren de kop gaat kosten. Eind maart waren er ook al massale demonstraties van boeren die eisten dat er een einde komt aan de pogingen van de overheid om bedrijfsbelangen in de landbouw te betrekken, en dat er maatregelen worden genomen om boeren te beschermen tegen schulden en zelfmoord, waaronder een uitgebreide kwijtschelding van leningen voor zowel boeren als landarbeiders.
Het succes van de missie van Vance zal mede afhangen van zijn respect voor de status van India als niet-gebonden wereldmacht. De VS kunnen naast China ook India niet langer behandelen als een uitsluitend van het westen afhankelijk ontwikkelingsland. India heeft zich sinds de dekolonisatie eind jaren veertig van de vorige eeuw opgesteld als een onafhankelijk, niet aan een grootmacht gebonden land. Deze week is het zeventig jaar geleden dat in Indonesië de Bandungconferentie plaatsvond. Het was eind april 1955 voor het eerst dat vertegenwoordigers van honderden miljoenen mensen uit de derde wereld bijeenkwamen om het enorme sociale proces dat bekendstaat als dekolonisatie te bespreken en de gevolgen daarvan te beoordelen. Het initiatief kwam van de Indonesische president Soekarno en Modi’s verre voorganger als premier van India Jawaharlal Nehru. Zij nodigden negenentwintig Aziatische en Afrikaanse leiders uit om samen te werken op economisch en cultureel gebied als tegenwicht tegen de Koude Oorlogsmachten VS en Sovjet-Unie en het kolonialisme. Soekarno, Nehru en de andere leiders van gedekoloniseerde staten vreesden voor het voortbestaan van de oude koloniale mentaliteit, de verdeeldheid in de wereld en het ongebreidelde geweld tegen de anti-koloniale beweging. Op 24 april 1955 werd een manifest met tien punten aangenomen dat, met verwijzing naar het Handvest van de Verenigde Naties, respect eiste voor mensenrechten, territoriale integriteit en de principiële gelijkheid van alle rassen en landen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Foster Dulles karakteriseerde de Bandungconferentie als ‘anti-Western by its very nature and concept’.
Als vervolg op de Bandungconferentie werd in 1961 de Beweging van de Niet-Gebonden Landen opgericht. De eerste voorzitter was de Joegoslavische president Tito. Onder zijn opvolgers vinden we bekende namen van staatslieden uit de vorige eeuw als Nasser, Boumédienne, Kaunda, Castro en Mandela. De beweging heeft binnen de Verenigde Naties geleid tot de oprichting van UNCTAD, de organisatie voor handel en ontwikkeling die ontwikkelingslanden moest helpen op gelijkwaardige wijze deel te nemen aan de wereldhandel. Sinds het einde van de Koude Oorlog heeft de Beweging van Niet-Gebonden Landen aan belang ingeboet. Het is nu vooral nog een overlegorgaan dat streeft naar gezamenlijke standpunten op vergaderingen van de Verenigde Naties en andere intergouvernementele organisaties. In 2010 kwam er met de BRICS-landen een nieuw niet-westers blok van economisch sterke landen: Brazilië, Rusland, India, China, Rusland en Zuid-Afrika. Inmiddels zijn ook Iran, Egypte, Ethiopië, Verenigde Arabische Emiraten en Indonesië toegelaten tot de groep.
BRICS+
De vraag is of het BRICS+ blok de vreedzame en welvaartsbevorderende doelen van de Bandungconferentie uit 1955 kan voortzetten. De Indiase historicus en journalist Vijay Prashad meent dat een ‘revival’ van de Bandung-spirit afhankelijk is van de industriële ontwikkeling van de Global South. Hij geeft Indonesië als voorbeeld. Het land kan de grondstof nikkel leveren, van groot belang voor de energietransitie. Indonesië is daarvoor echter nog afhankelijk van de Canadese en Chinese eigenaren van de mijnen en van hun technologie om de grondstof te verrijken. Het Indonesische staatsmijnbouwbedrijf wil geleidelijk de verwerkingsfabrieken in het land overnemen en de Chinese bedrijven vervangen zodra de technologie is overgedragen. Zodat het de productie van het waardevolle metaal in eigen hand kan houden.
De EU heeft Indonesië een paar jaar geleden aangeklaagd vanwege beperking van de export van nikkelerts. De zaak loopt nog. Prashad: ‘Maar het is kenmerkend voor het dilemma: Indonesië probeert zijn economie op vreedzame wijze te ontwikkelen door zijn soevereiniteit over zijn eigen grondstoffen uit te oefenen – conform de Bandung Spirit – en de Europese Unie – waartoe ook Nederland, de voormalige koloniale heerser van Indonesië, behoort – besluit deze ontwikkeling te blokkeren.’
[foto: standbeeld Soekarno in Jakarta]