RECENSIE - Artikel 47 van het Statuut luidt: de Kamer van Afgevaardigden heeft het recht om de ministers van de koning te beschuldigen en hen voor het Hooggerechtshof te brengen. Ik vraag formeel: is er iemand binnen of buiten deze Kamer die gebruik wil maken van artikel 47?
Benito Mussolini daagt het Parlement uit. In zijn hand heeft hij het handboek van de Kamer. En hij speurt de banken af. Wie? Het is 3 januari 1924. Een half jaar daarvoor heeft een fascistische knokploeg het socialistische parlementslid Giacomo Matteotti op klaarlichte dag ontvoerd, en doodgeslagen. Kort nadat deze in het Parlement een vlammende aanval had gedaan op de leider van Italië.
Het land was wel gewend aan geweld tussen fascisten en socialisten. Er waren in de voorafgaande jaren al honderden doden gevallen en menige socialistische politicus had de dreun van een knuppel in zijn nek zélf mogen ervaren. Maar moord op klaarlichte dag ging te ver.
Het land kolkte van verontwaardiging, zes maanden lang. Het eiste dat de daders gestraft zouden worden. Terwijl iedereen besefte dat zoiets nóóit kon zijn gebeurd zonder de toestemming van de Duce. De fascistische beweging wankelde, dreigde uiteen te vallen. Iedereen wist dat Mussolini verantwoordelijk was, en iedereen verwachtte dat dit het begin van het einde was. Wég was de oude bravoure.
Wekenlang hield hij zich verborgen. Tot die derde januari. Er was niets gebeurd, het spel was nog niet voorbij. Mussolini speelde zijn laatste troefkaart. Wie van de geachte afgevaardigden durfde zijn mond open te doen? Wie durfde dat risico te nemen? Van de meerderheid der fascisten had hij weinig te vrezen. Maar ook in de bankjes van de liberalen, socialisten en communisten, die maandenlang moord en brand hadden geschreeuwd, bleef het muisstil.
Laat ik citeren hoe Antonio Scurati de loodzware stilte vult:
‘Onder de leiders van de oppositiepartijen, in hun zetels of onder het publiek, bevinden zich mannen met moed. Jarenlang is hun dagelijkse leven een loopgraaf geweest, ze hebben voortdurend dreigementen doorstaan, sommigen zijn al meerdere malen in elkaar geslagen. Slechts een van hen hoeft maar op te staan, als enige beschuldigingen te uiten, de partijdiscipline, de ketens van geweld te doorbreken, morele kracht tegenover lichaamskracht te stellen, te antwoorden op het appèl van de toekomst, in het heden te worden terechtgesteld om door het nageslacht te worden gewroken, overweldigd te worden om voor de geschiedenis te worden gered. Er hoeft er maar één op te staan om alles te vergiftigen wat ‘Hij’ nog te zeggen zou hebben en wat in enkele aantekeningen op een los velletje staat.
Niemand staat op.
Alleen de fascistische hovelingen springen overeind om voor hun Duce te klappen.
Dan stroomt de Duce over. Als niemand in de zaal als enige heeft durven opstaan om hem te beschuldigen, dan zal hij, Benito Mussolini, beschuldigingen tegen zichzelf richten.
En zo verheft zich zijn machtige stem in de zaal van Montecitorio met een spervuur van woorden.’
Het is duidelijk: Scurati is geen spaarzaam auteur. Hij is niet de man van die ene raak gekozen formulering die bij de lezer zijn werk moet doen. Hier, en overal in zijn boek, buitelen de metaforen en de omspelingen over elkaar heen. Het is in zekere zin het proza van de tijdgeest. Van de oorlogspropaganda, van de opzwepende toespraken van Mussolini’s rivaal Gabriele D’Annunzio én van Mussolini’s eigen artikelen en toespraken. Uitzonderlijke tijden vereisen een uitzonderlijke stijl – die in Scurati’s geval ook niet irriteert want de lezer weet dat er té veel gebeurde, te veel bloed vloeide, om het beknopt te houden. De zinloze oorlog, de bloedige burgeroorlog daarna, de wraak, de chaos – er lijkt geen andere manier te bestaan om die te beschrijven. Alleen zo kunnen al die gruwelijkheden een plek krijgen.
Tegelijkertijd leest M als een rauwe verzameling fragmenten. De kleine hoofdstukken zijn voorzien van datum, plaats en de naam van de hoofdpersoon. Scurati kruipt in de huid van daders en slachtoffers, sadisten en arbeiders, meervoudige moordenaars en wanhopige politici. En zo, stap voor stap, mens na mens, ontvouwt zich het drama van de ondergang van de democratie en de opkomst van het fascisme.
En we kruipen uiteraard ook in de huid van Benito Mussolini. De gevierde socialist die in 1915 koos vóór deelname aan de oorlog en prompt door zijn partij werd uitgekotst. Die na de rampzalig verlopen wereldoorlog de voorman werd van de arditi, de moordzuchtige veteranen die hun overwinning verkwanseld zagen door de politiek – en dan vooral de verraderlijke socialisten. De alom geminachte Mussolini werd hun spreekbuis. Hij verdedigde hun gewelddaden als ‘chirurgische’ ingrepen noodzakelijk om Italië te redden. En terwijl de socialisten de oorlog verklaarden aan de staat, verklaarden de arditi, georganiseerd in knokploegen, fascio, de oorlog aan het socialisme.
Mussolini wierp zich op als de échte socialist, de gematigde fascist, de man die de radicalen onder controle kon houden – mits de gevestigde politiek bereid was hen tegemoet te komen. Na drie jaar geweld en tegengeweld was Italië het bloedvergieten en de chaos beu. Het was de oude partijen beu. Het was de socialisten beu, met hun ontwrichtende stakingen zonder dat ze ooit eens écht de revolutie uitriepen. En het was de fascisten beu. Maar de enige die een uitweg leek te kunnen bieden was Mussolini.
Hij was geen heilige, eerder het tegendeel. Maar hij kon wellicht rust brengen. Nadat de socialistische partij uiteen was gevallen in een radicale en gematigde vleugel, brak het tij. Links had afgedaan. Duizenden meldden zich aan voor de fasci, bereid voor de laatste slag, voor eindelijk orde en rust. Plots beschikte Mussolini over een grauw, ongedisciplineerd leger, geleid door geharde moordenaars. En daarmee organiseerde hij zijn grootste gok en meesterstuk: de Mars op Rome. Zijn zwarthemden belaagden de hoofdstad – en de hoofdstad smeekte of hij asjeblieft wilde komen, om de orde te herstellen. Hij stelde zijn eisen, die werden ingewilligd. Hij kwam, per trein, en werd als een bevrijder verwelkomt.
Het was een gespannen rust die Mussolini bracht. Het geweld ging daarna gewoon door – socialisten werden nog steeds opgejaagd, en hetzelfde overkwam fascisten die Mussolini nu te soft vonden. Dat geweld was, hoopten velen stiekem, de laatste stuiptrekkingen van een zwarte periode. Juist daarom kwam de moord op Matteotti zo hard aan. En bracht de moord Mussolini aan het wankelen.
Ruim achthonderd pagina’s telt M. Maar voor wie erin wordt gezogen, is dat geen enkel probleem. Scurati neemt de lezer mee en laat hem niet meer los, dankzij de voortdurende perspectiefwisselingen en dankzij zijn barokke proza. Is M daarmee een literair meesterwerk, zoals vaak wordt gesteld? Nee. M is immers geen ‘zuivere’ literatuur. Scurati heeft vaak gezegd dat hij niets hoefde te verzinnen. Alle gebeurtenissen die hij beschrijft zijn terug te vinden in kranten, officiële rapporten, dagboeken en ga zo maar door. M is ook geen meesterwerk van literaire non-fictie, want Scurati gaat veel verder dan ‘gewone’ non-fictie. Hij dringt bewonderenswaardig, ongenadig diep door in de geest van de karakters én van zijn hoofdpersoon, van ‘de zoon van de eeuw’.
Met als hoogtepunt de nasleep van de moord op Matteotti, en dat laatste hoofdstukje. We zijn Mussolini. Hij heeft het Parlement toegesproken, toegeschreeuwd, bedreigd. Hij neemt de volle verantwoordelijkheid voor de moord, voor het geweld, voor álles wat er is gebeurd en wat er zal gebeuren! Zijn medestanders juichen en zwermen juichend naar buiten; zijn tegenstanders druipen af. Hun tijd is voorbij. Mussolini kijkt ze na. Hij minacht ze allemaal:
‘Moet je zien, moet je ze horen, ze snappen niet wat er gaande is. Noch de ene groep, noch de andere. Ze snappen niet wat ik ze aandoe. Ze blijven vechten van de ene en van de andere kant, zonder te weten dat ze al in een dodenhuis wonen. De onzen, de fascisten in een zwart hemd met wit geborduurde schedels erop, bewonen dat al; de anderen, die eeuwenlang zijn opgegroeid met respect voor de mens, kennen het niet. Ze lopen op de tast rond, bevend in de nacht van de onmetelijke vlakte, zonder aansluiting te kunnen vinden bij het instinct voor de strijd. Ze snappen niet, ze snappen niet… blinde katjes in een zak.’
M is het eerste deel van een trilogie over het leven van Benito Mussolini. Heel Italië kijkt uit naar de komende twee delen. Zo ook deze recensent.
Antonio Scurati, M. De zoon van de eeuw. 851 blz., uitgeverij Podium.
Reacties (7)
Ah, dit boek staat op mijn tot read lijstje, ik ben erg benieuwd. Ik wist alleen niet dat het het eerste deel is van een trilogie.
Ah, dit boek staat op mijn tot read lijstje, ik ben erg benieuwd. Ik wist alleen niet dat het het eerste deel was van een trilogie.
Het is geen trilogie Rigo, maar een tetralogie (vier delen).
Je gaat het druk krijgen.
@3: de uitgever meldt toch echt dat dit het eerste deel van een trilogie is.
Het Parool heeft Scurati vorig jaar geinterviewd en vermeldt (tot twee maal toe) dat het over vier delen gaat.
https://www.parool.nl/kunst-media/antonio-scurati-mussolini-was-het-archetype-van-de-populist~b8417933/
Tri of tetra, het gaat uiteindelijk om het aantal bladzijdes. Ik ben nu op bz. 695 van Max, Misha en het Tet-offensief van Johan Harstad en ik heb er eigenlijk spijt van dat ik het me heb laten aaraden en dat ik er in begonnen ben. Ik moet nog tot blz. 1230. En zo goed en pakkend is het helaas niet.
@6: Eens. Misschien zou het ook kunnen zijn, dat de schrijver zelf nog niet weet hoeveel delen het worden. Het is tenslotte een italiaan. Die zijn niet zo gepreoccupeerd met exacte aantallen, tijd en bedragen. Alles is vloeibaar.