De Quay “persona gratissima” in het Koninklijk Huis

Dossier:

ACHTERGROND - Nederland viert dit jaar 75 jaar bevrijding. Nog altijd komt er nieuwe informatie vrij over hoe het er in die tijd in Nederland toeging. Onlangs is het tweede deel van het oorlogsdagboek van dr. Jan de Quay door het Brabants Historisch Informatie Centrum online gezet.

Direct na de bevrijding van het zuiden in september 1944 ging dr. Jan De Quay voortvarend aan de slag om het naoorlogse bestuur op het spoor te zetten van de politieke vernieuwing zoals hij dat voor zich ziet. De oude verzuilde structuren moeten plaats maken voor een nieuwe volksbeweging. In het eerste deel van zijn dagboek zie je hem netwerken in kringen van de katholieke elite, de geestelijkheid en de ondernemers. Ook meldt hij zich bij de bevelhebbers van het Militair Gezag, de representant van de Regering in Londen die het vacuüm na het vertrek van de Duitse bezetter moest opvullen. Daarbij ook Prins Bernhard, die op gezag van zijn schoonmoeder Wilhelmina zijn eigen rol opeiste ter versterking van de band van het Nederlandse volk met het Huis van Oranje .

De Quay, hoogleraar aan de Economische Hogeschool in Tilburg, wordt al snel door het Militair Gezag benoemd tot voorzitter van het College voor Economische Aangelegenheden (overigens tegen de wens van de regering in Londen volgens L. de Jong in zijn Geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, deel 10a tweede helft, p. 590-591). Hij is geen econoom, maar psycholoog. Kennelijk is dat geen probleem. Ook zijn rol in de Nederlandse Unie blijkt geen drempel op te werpen voor een rol in het bevrijde Nederland. De Unie kwam in de eerste oorlogsjaren de bezetters vergaand tegemoet. De Quay toont daarover nergens enige spijt. Hij brengt zijn ideeën over politieke vernieuwing in bij het initiatief voor een Nederlandse Volksbeweging van de groep van zeventien gegijzelden politici en wetenschappers in het gijzelaarskamp St Michielsgestel. En na de bevrijding maakt hij propaganda voor de NVB onder zijn katholieke kennissen. Met beperkt succes, de bisschoppen voelen toch meer voor een katholieke zuil en dan vooral voor de katholieke arbeiders die behoed moeten worden voor invloed van atheïstische socialisten en communisten. In het tweede deel van zijn dagboek, dat de periode van januari tot mei 1945 bestrijkt, lezen we minder over de volksbeweging. Des te meer over de contacten van De Quay met een in crisis verkerende Londense regering en een koningin die een geheel eigen koers vaart.

Hongersnood

Terwijl in Noord-Nederland de hongersnood steeds meer mensen raakt en de bezetting steeds grimmiger vormen aanneemt, zien we De Quay in de eerste maanden van 1945 vele malen heen en weer vliegen tussen Brabant en Londen. Aan beide kanten van de Noordzee is zijn dag gevuld met economische zaken uit hoofde van zijn functie bij het College en ontmoetingen met potentiële hoofdrolspelers in het naoorlogse Nederland.

Crisis in Londen

De Nederlandse regering in Londen verkeert in grote crisis (zie de Jong’s Geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, deel 10a tweede helft). Er is een conflict met het Militair Gezag onder leiding van generaal Kruls. Hij vindt dat de ministers, die eind 1944 naar het bevrijde gebied overkomen veel te ver gaan en zijn gezag ondermijnen met hun initiatieven voor het herstel van het gezag van de overheid. Er zijn conflicten binnen het tweede kabinet-Gerbrandy, verschillende ministers willen er mee kappen en Gerbrandy zelf dreigt het bijltje er ook bij neer te gooien.

Gerbrandy heeft grote moeite de eigenzinnige koningin Wilhelmina in toom te houden. Die heeft meer dan genoeg van de ‘oude politiek’, ook van Gerbrandy, en neemt zelf allerlei initiatieven om in contact te komen met mensen uit bezet en bevrijd gebied om, geheel in strijd met haar constitutionele positie, haar eigen ideeën over vernieuwing van de politiek door te zetten. Wilhelmina weigert akkoord te gaan met de regeling die de regering wil treffen voor een noodparlement na de bevrijding. De Jong schrijft dat ze de vernieuwing van de Nederlandse politiek niet aan het kabinet-Gerbrandy wilde overlaten, ‘die toekomst was háár zaak’ (De Jong, 10 a tweede helft p. 874). De regering komt haar vooralsnog niet tegemoet. Ook niet bij de (door Eisenhouwer afgeraden) officiële benoeming van Bernard als opperbevelhebber van het Nederlandse leger.

De Quay aarzelt

Eind januari valt het kabinet-Gerbrandy nadat de sociaaldemocratische ministers zijn uitgetreden vanwege een conflict over de zuivering. De Quay wordt door twee intimi van Wilhelmina, aalmoezenier Bleys en inlichtingenman Van Houten uit de staf van Bernhard, aanbevolen als adviseur van de koningin. En dat bevalt. Zij ziet in hem iemand met dezelfde ideeën over de oude politiek. In de praktijk gaat De Quay als kabinetsformateur voor het laatste kabinet-Gerbrandy fungeren. Samen met Huysmans, een Eindhovense bankdirecteur, een van de voormannen van de katholieke werkgeversorganisatie, schrijft hij de regeringsverklaring. Huysmans wordt minister van Financiën. De Quay wordt uiteindelijk na veel afzeggingen van anderen in april minister van Oorlog.

In zijn dagboek lezen we dat De Quay eigenlijk geen minister wil worden. Invloed uitoefenen achter de schermen ligt hem kennelijk meer dan in de frontlinie verantwoordelijkheid nemen.

Niemand anders te vinden

Op 31 januari schrijft de gelovige katholiek over de benoeming van een kabinetsformateur:

Ik ben er zelf niet toe in staat. Toch geloof en vrees ik, dat H.M. aan mij denkt. Ik hoop dat O.L.H. deze kelk laat voorbijgaan. – Ik wacht af. Ik weet niet zeker wat het beste is.

En een week later als Gerbrandy formeel is aangewezen spreekt hij hem over de verdeling van de ministersposten:

Gegeten bij Gerbrandy. (…)  later bleek in het gesprek, dat hij het onmogelijk achtte mij te krijgen, … én dat hij en H.M. het beter achtten mij thans niet te verbruiken. – Ik was erg blij, dat ik er ditmaal zoo afkwam.

De formatie stokt als Gerbrandy niemand kan vinden die Minister van Oorlog wil worden. De positie van de Prins blijkt een obstakel (zoals na de oorlog duidelijk zal worden).

Op 11 maart schrijft De Quay over kandidaat De van der Schueren met wie hij en Gerbrandy een lang en moeizaam gesprek hebben gevoerd:

D.v.d. S. wilde niet, als de Prins niet als Opperbevelh. verdwijnt. – Dat gaat niet. – Toch durft hij de verantwoordelijkheid niet aan. Noodig is onder de Prins een figuur als Einthoven (….) Ik zie nog geen oplossing als de Prins het niet doet, en erger nog als d. v. d. S. en E. het niet doen. – Er is geen andere Minister te vinden.

Eind maart is dan toch de kogel door de kerk. De Quay aanvaardt alsnog de post van Minister van Oorlog in het laatste kabinet Gerbrandy.

Wij kwamen overeen, dat ik thans inderdaad “Oorlog” moet aanvaarden; ware het alleen om Oranje (den Prins) te verdedigen tegen aanvallen van buiten af. Men mag in hem niet den Duitscher gaan voorstellen, die een S.S.-leger wil vormen. – Tevens moet men constitutioneel de gevaren afweren, die er inderdaad bestaan. Ik zal me als buffer inzetten. Misschien word ik fijn gedrukt, als Oranje maar beschermd blijft, en bindende kracht in ons volk (24 maart).

Tegenstanders

Wat verklaart zijn langdurige aarzeling en terughoudendheid? De veronderstelling dat dit te maken heeft met zijn rol in de Nederlandse Unie wordt in het dagboek nergens expliciet bevestigd. De Quay weet dat hij tegenstanders heeft, vooral in kringen van het verzet, zoals oud-minister en verzetsman Van Heuven Goedhart. Het Londense Bureau Inlichtingen stuurt hem correspondentie van Van Heuven Goedhart met Bosch van Rosenthal, ook van de Paroolgroep en voorzitter van het College van Vertrouwensmannen in bezet gebied.

Er spreekt een afkeer uit tegen Somer en van Houten [beide verbonden aan het Bureau Inlichtingen]. – Ook zeer ernstig gekant tegen mij. Ik word bij H.M. en Z.K.H. op verschillende plaatsen “persona gratissima” genoemd. Als je dat leest, dan lijk ik belangrijker, dan ik zelf weet (12 april).

Er stormt nu veel tégen mij. Omdat ik Katholiek ben? Word ik in Christus vervolgd. – Dan zou het me een vreugde zijn (21 mei)

De Quay, die mild oordeelt over mensen tegen wie verdenkingen zijn geuit wegens collaboratie, neemt geen afstand van zijn Unieverleden. Linthorst Homan, het meest uitgesproken pro-Duitse lid van de Unie, is ‘een sportieve en moedige kerel’. Zijn ontslag als Commissaris van de Koningin zouden velen betreuren,  schrijft hij. Met Einthoven, de derde man van de Unie, heeft hij een ‘heerlijk weerzien’. Vlak voordat hij na de bevrijding als kortstondig minister weer aftreedt weet De Quay zijn vriend nog een belangrijke positie te bezorgen: hoofd van het Bureau Nationale Veiligheid, de voorloper van de BVD waar Einthoven tot begin jaren zestig de leiding van zou hebben.

Einthoven

Zelf krijgt De Quay voorlopig geen rol meer in het landelijke bestuur, hij wordt Commissaris van de Koningin in Brabant. Drees, die met Schermerhorn vanaf juni 1945 het eerste naoorlogse kabinet vormt, pruimt hem niet en hij moet ook niets hebben van Einthoven. Dat zal nog vele jaren doorzeuren. Einthoven kan wel rekenen op Beel en andere naoorlogse ministers, maar Drees, minister-president van 1948-1958, hield altijd grote afstand van de geheime diensten. Na vier kabinetten Drees wordt De Quay in 1959 premier in het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA.  Einthoven is in zijn nopjes. Hij meldt bij het ochtendoverleg op 11 juli dat De Quay elke veertien dagen persoonlijk rapport verlangt van Admiraal Kist, coördinator van alle veiligheidsdiensten. Drees had Kist de afgelopen vier jaar slechts drie keer gesproken (‘Auroraverslag’ BVD, in mijn bezit).

Wachten op de prins

Nog even terug naar 1945. Het dagboek vermeldt naast wat voor de hand liggende zaken weinig over wat De Quay als minister van Oorlog heeft gedaan in de paar maanden dat hij in functie was. Maar ja, wat is je rol als Minister van Oorlog als je land door anderen wordt bevrijd van een bezettende macht? Opmerkelijk voor de verhoudingen in de laatste oorlogsdagen is de confrontatie met de prins van het Huis Oranje dat hij zo graag wil beschermen. Op 27 april gaat De Quay naar ’t Loo in Apeldoorn, kort daarvoor bevrijd, voor een bespreking met Bernhard over onderhandelingen met de Duitsers.

Vroeg vertrokken naar ’t Loo. – Zeer veel verwoesting gezien. Vooral Arnhem is ellendig. – Op ’t Loo de staf van Z.K.H. Maar geen Prins. Wel Neher en van der Gaag. – Veel gepraat maar eigenlijk tevergeefs gewacht op de Prins, omdat zonder hem de besprekingen toch herhaald moeten worden. –

De dag er na schrijft de minister van Oorlog:

Veel te doen en wachten op Z.K.H. – Om 11 uur was hij er. Reed meteen weg voor onderhoud met … Seys Inquart,  zooals hij met een woord tegen mij zei, toen ik buiten hem tegenhield. Na eenige besprekingen ….. kwam tenslotte om 4 uur Z.K.H. aan. Hij deed verslag van zijn historische bezoek aan het Hoofdkw. bij het Canadeesche leger.

Reacties (2)

#1 Dehnus

Altijd grappig om te lezen hoe Wilhelmina gewoon probeerde de situatie te gebruiken om een leuke Autocratisch/Plutocratisch systeem te implementeren. Letterlijk, NIEMAND moest Bernhard, de meeste geallieerden vonden hem maar een omhoog gevallen rijkeluis jongetje.

Maar hij MOEST EN ZOU het worden want: Schoonzoonlief moet toch een positie krijgen, en hij vind die uniformpjes zo mooi. (En dan zit je er niet ver van af).

Totaal idioot, helemaal als je leert dat andere “staatshoofden” niet zijn gevlucht.

  • Volgende discussie
#2 Jos van Dijk

W en B hadden een ijzersterke reputatie. Zelfs communisten namen vlak na de oorlog geen afstand van het koningshuis. Bij het parlementair onderzoek vlak na de oorlog werd hun rol niet betrokken, ze werden ook niet gehoord.

Het was en is nog steeds allemaal erg symbolisch. Dan vraag je niet naar feiten en bijzonderheden omtrent het gedrag.

  • Vorige discussie