De kribbe stond in Egypte

Foto: Gary Todd (cc)

RECENSIE - Nadat Alexander de Grote Egypte had, stichtte hij, niet ver van de monding van de Nijl, de stad Alexandrië. De Grieken waren niet de eerste vreemde overheersers maar hun komst betekende wel het begin van het einde voor de oude Egyptische cultuur. Maar de Egyptische godin Isis zou daarna op subtiele wijze wraak nemen. Ze stak de Middellandse Zee over, naar Griekenland, en later naar Rome. Niet Alexander, maar zíj veroverde uiteindelijk de beschaafde wereld.

De ware moedergodin

Rond 300 voor Christus stond er al een Isis-tempel in de havenstad Piraeus, vlakbij Athene. In de eeuwen daarna verrezen er in alle steden rond de Middellandse Zee tempels gewijd aan deze godin. Ze werd de meest populaire van alle godinnen – en overal waar ze kwam, slokte ze de concurrentie op. Cybele, Minerva, Venus, Diana, Ceres, Juno: volgens de aanhangers van Isis waren dat allemaal niets anders dan manifestaties van de ene ware moedergodin. Ze was una quae es omnia, ‘de ene die alles is’.

Traditionele Grieken (en later Romeinen) hielden nog lange tijd vast aan hun vertrouwde goden, maar het gewone volk zocht meer en meer de steun van de Egyptische godin. En uiteindelijk werd ze ook door de Romeinse keizers vereerd. Rond het begin van de jaartelling verrees in Rome, op het campus martis, de grootste Isis-tempel van allemaal, een kolos van 250 bij 80 meter. Rome was óm.

Ook in Palestina was Isis alom aanwezig. Haar tempels waren in alle steden te vinden en Jezus moet ze regelmatig hebben gezien. De Romeinse soldaten hadden ook nog hun eigen Isis-altaren, en al die tempels en altaren werden vier keer per dag uitgebreid, luidruchtig, ritueel gezuiverd. En een keer per jaar kon niemand aan Isis ontkomen. Op de belangrijkste feestdag vierden haar aanhangers massaal de geboorte van haar zoon, de god Horus. Iedereen, dus ook Jezus en zijn volgelingen, kende de mysterieuze, oeroude verhalen over deze godin, en wat ze allemaal had moeten doorstaan.

Familiedrama

Een zeer eenvoudige versie gaat als volgt. Isis was getrouwd met haar broer Osiris. Maar deze werd vermoord door hun broer Seth. Seth stopte het lijk van Osiris in een kist en wierp deze in de Nijl. Isis was ontroostbaar en zocht de hele wereld af naar het lichaam van haar echtgenoot, om het te kunnen begraven. Nadat ze hem had gevonden en naar Egypte had teruggebracht, slaagde Seth erin het lijk te stelen. Hij sneed het in stukken en verstrooide deze over de hele wereld.

Isis moest opnieuw op zoek – en ze slaagt er zowaar in alle lichaamsdelen te verzamelen, met uitzondering van Osiri’s penis. Ze voegde die delen samen, legde zich neer op haar dode echtgenoot – en zie, ze werd bevrucht. Seth was uiteraard woedend. Hij wilde het kind vermoorden. Maar Isis vluchtte de Nijldelta in en daar, in het riet, werd de kleine Horus geboren. Horus groeide uit tot de nieuwe grote tegenstander van Seth. De strijd tussen deze twee machten, tussen orde en chaos, tussen de vruchtbare aarde en de woestijn, licht en duisternis, kende vele hoogte- en dieptepunten maar ze kwam nooit tot een einde.

Horus – Jezus

Iedereen in de tijd van Jezus was op de hoogte van de mythen en anekdotes rond Isis en haar zoon Horus. Iedereen kende de beelden van Isis lactans (‘de melk gevende’) met op haar schoot de kleine Horus. En iedereen wist dat er geheime riten waren, waarbij de aanhangers van Isis ingewijd werden in diepe wijsheden. Riten die alles te maken hadden met zuiverheid, dood en wedergeboorte – maar wat er precies gebeurde, achter die tempelmuren, dat wisten alleen de ingewijden zélf. En zij moesten zwijgen. Die oeroude Egyptische religie was, kortom, zéér aanlokkelijk. Wat konden die eerste christenen daar nu tegenover stellen?

Volgens Tjeu van de Berk hebben de oud-Egyptische verhalen en riten diepe sporen achtergelaten in het vroege christendom. Of het nu gaat om de wonderbare verwekking, de geboorte van Christus, zijn optreden, de parabels, of zijn lijden en sterven: steeds opnieuw treft Van den Berk verwijzingen aan  naar de Egyptische tradities. Voor de aanhangers van Isis, schrijft van den Berk, hadden de christenen weinig nieuws te bieden. Wat die christenen vertelden, dat waren hún verhalen, over hún godin, en dan in een ander jasje. En waarschijnlijk hadden ze ook geen moeite met deze gedaanteverwisseling. Isis was Cybele, was Venus… en ook Maria.

Jungs these

Van de Berk is zeker niet de eerste die op de vele parallellen wijst; deze vorm van Bijbel lezen (zogezegd) gaat al ruim een eeuw terug. Van den Berk zelf is een aanhanger van Carl Gustav Jung en deze Zwitserse psycholoog/psychoanalyticus was een van de grote aanjagers van deze interpretatie. Deskundigen hebben deze these dan ook omarmd – al is ze in de loop van de afgelopen eeuw wel sterk afgezwakt.

Van den Berk houdt deze these wat al te krampachtig vast, en verwaarloost daarbij regelmatig andere mogelijke inspiratiebronnen (of zet ze weg in een gedachte achteraf). Om een voorbeeld te geven: het idee van de Eindtijd is volstrekt on-Egyptisch. En het idee dat de goden na onze dood over ons zullen oordelen is inderdaad in het Egyptische Dodenboek te vinden, maar de Griek Plato lijkt toch een meer voor de hand liggende bron. En nu ik toch bezig ben: een goddelijke triade (man, vrouw, kind) is zéér Egyptisch dat is niet hetzelfde als de drie-eenheid zoals de christelijke theologen die bedachten.

Maar het is goed dat Van den Berk dit materiaal weer eens aan de lezer voorlegt. Zijn held Jung speelt daarbij slechts een bijrol. In het begin van zijn boek houdt Van den Berk dat nog een kort pleidooi voor de Jungiaanse archetypen (ideeën die diep in onze psyche verankerd zouden zitten en zich steeds opnieuw manifesteren) maar dat idee speelt verder geen rol. Hij lijkt zich te hebben neergelegd bij de dominante opvatting dat verhalen en gebruiken van de ene cultuur op de andere overgaan.

Bewijs creëren

Isis was overal, in de eerste eeuw. De auteurs aan wie we de evangeliën te danken hebben, waren ongetwijfeld goed op de hoogte van de Egyptische verhalen. Maar ook al verwierpen ze Isis, ze gebruikten elementen uit haar levensverhaal (naast die van andere goden en helden) als voor iedereen direct herkenbare ‘modellen’ van goddelijkheid. Om het leven van Jezus op een correcte, passende, ‘wonderbaarlijke’ wijze te beschrijven, schiepen ze nieuwe verhalen met daarin parallellen naar de oude verhalen, zodat iedereen kon zien dat deze Jezus een zeer bijzondere mens moest zijn geweest, iemand wiens leven de bekende ‘goddelijke’ aspecten vertoonde. Hij was op wonderbare wijze verwekt, had als kind de wijzen versteld doen staan, had net als de oude profeten een grote mensenmassa gevoed met wat brood en een handjevol vis – Dat was geen overschrijven wat ze deden, dat was geen plagiaat – dat was overtuigend bewijs scheppen.

Latere theologen zouden zich wat ongemakkelijk voelen bij die vele overeenkomsten, maar die reageerden veelal zoals Augustinus (rond het jaar 400): ‘Wat nu christendom heet, heeft al onder eerdere generaties bestaan en was nooit afwezig, vanaf het eerste begin van de mensheid, totdat Christus vlees werd. Vanaf dat moment werd de ware godsdienst, die al bestond, christendom genoemd.’ De verhalen over Osiris; Plato over het hiernamaals, de orakels van de Sibille maar ook de vele oudtestamentische verhalen – het waren vermoedens, vooraankondigingen van de ware religie die in de mens al ‘verborgen’ zat maar pas dankzij de komst van Christus zijn ware gedaante kon tonen.

Jezus blijft een raadsel

Wie dit boek leest (en het is niet foutloos; de redelijk ingevoerde lezer zal, net als deze recensent, meerdere malen de wenkbrauwen sceptisch optrekken), zal uiteindelijk moeten verzuchten dat ‘de historische Jezus’ hiermee weer een stuk verder van ons verwijderd raakt. Van den Berk is ervan overtuigd dat ‘een’ Jezus heeft bestaan, maar zoals in dit boek weer eens blijkt: het enthousiaste gebruik van mythen heeft hem volledig aan ons zicht onttrokken. Wat Jezus dan ‘echt’ heeft beweerd, en waarom er na zijn dood een sekte bleef bestaan en zelfs groeide, wordt daarmee alleen maar een nóg groter raadsel.

Is de link naar het boek hierboven niet zichtbaar? Klik dan hier om het boek te bestellen

Reacties (5)

#1 beugwant

Zou ‘onze Pieter’ die beloofde wedergekomen Messias zijn?

  • Volgende discussie
#2 Joop

Mag ik vragen waar het citaat van Augustinus vandaan komt?

“Wat nu christendom heet, heeft al onder eerdere generaties bestaan en was nooit afwezig, vanaf het eerste begin van de mensheid, totdat Christus vlees werd. Vanaf dat moment werd de ware godsdienst, die al bestond, christendom genoemd.”

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 P.J. Cokema - Reactie op #2

Het citaat is afkomstig uit de ‘Retractationes’ van Augustinus. Aldaar hoofdstuk 8 (zie 3):

Nam res ipsa quae nunc christiana religio nuncupatur, erat apud antiquos, nec defuit ab initio generis humani, quousque ipse Christus veniret in carne, unde vera religio quae iam erat, coepit appellari christiana.

Vrij vertaald in het Nederlands is dat het betreffende citaat. Al in 1948 verwees Alvin Boyd Kuhn er naar toen hij in zijn boek ‘The Shadow of the Third Century: A Revaluation of Christianity’ (1949) naar deze bron verwees en het in het Engels weergaf (klik hier op ‘read preview’, tik Augustin in het zoekvenster en zie aldaar pagina 22):

That which is known as the Christian religion existed among the ancients, and never did not exist; from the very beginning of the human race until the time when Christ came in the flesh, at which time the true religion, which already existed, began to be called Christianity.

#3 Joop

Bedankt, PJ Coleman, mijn dank is zeer groot!

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Willem

Oud egypte hete kemet en daar ging het over maat, ma’ at. Hun kennis is de basis van het westen. Het wegen van het hart, door ethische waarden. Messopoltanie maakte het letterlijk, daarna het ot.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie