RECENSIE - Je leeft maar twee keer: één keer zoals het feitelijk gebeurt en één keer zoals je je herinnert. Sommige mensen kunnen echter drie keer leven. Dat zijn degenen die hun herinneringen herorganiseren en een ideaalbeeld scheppen van hun leven. Ook al bestond dat natuurlijk gewoon uit sleur en herhaling, ze maken er een kunstwerk van en met wat geluk gaan anderen het nog geloven ook.
Dat is het verhaal van Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912-2013), aan wie Annet Mooij onlangs een biografie wijdde, De eeuw van Gisèle. Ze is niet de enige hoofdpersoon. De deuteragonist is Wolfgang Frommel (1902-1986). Allebei creëerden rond hun leven een persoonlijke mythologie, waardoor in Mooijs boek in feite vier levens dwars door elkaar heen lopen. Dat klinkt ingewikkelder dan het is: De eeuw van Gisèle is een onverwacht spannend boek, dat enerzijds gaat over de gebiografeerden als beeldend kunstenares en dichter en anderzijds over de wijze waarop zij ideaalbeelden van zichzelf schiepen.
Gisèle kwam uit een welvarende familie, werkte met glazenier Joep Nicolas, leerde Frommel kennen in het kunstenaarsdorp Bergen, vestigde zich in Amsterdam in een mooi huis aan de Herengracht en bood Frommel daar vanaf de Tweede Wereldoorlog tot diens dood in 1986 onderdak. Niet alleen Frommel, overigens: ook zijn vrienden, waaronder joodse onderduikers, vonden er een veilig thuis, wat Gisèle later de onderscheiding opleverde van “rechtvaardige onder de volken”. Kortom, een heldin.
Jongenspedagoog en pederast
Frommel was (net als Claus von Stauffenberg overigens) een volgeling van de charismatische Duitse dichter Stefan George, die een Kreis had van jonge, intelligente mannen – nooit vrouwen – die hij een elitair cultureel ideaal probeerde bij te brengen. De biografie van Robert Norton gaat ook in op de homoseksuele component daarvan. Frommel volgde de meester: ook hij streefde ernaar zijn leerlingen tot andere, betere mensen te maken via enerzijds de schone letteren en anderzijds warme vriendschappen waarin ruimte was voor homo-erotiek. Mooij negeert niet dat Frommels leerlingen vaak erg jong waren en dat diens pedagogische ideaal “van meet af aan was doortrokken van zijn seksuele eigenbelang”. Een pederast, met andere woorden, waar Mooij tegenover zet dat veel mensen onder de indruk waren van Frommels belezenheid en intellect. De vriendenkring noemde zich Castrum Peregrini, wat ook de naam werd van een tijdschrift.
Dit waren de mannen – de jongenspedagoog en zijn leerlingen- aan wie Gisèle onderdak bood en die ze financieel ondersteunde. Mensen met een compleet eigen, nogal persoonlijke mythologie, vol stoere verhalen over de buitengewone talenten van hun meester, die zich al voor de Tweede Wereldoorlog tegen de nazi’s zou hebben gekeerd. Dat blijkt echter niet uit diens geschriften, constateert Mooij. Integendeel. Een leerling van Stefan George was hij ook al niet – George had zelfs geweigerd Frommel te ontmoeten. En waar velen Frommels eruditie prezen, beschouwden anderen die als gebakken lucht. Daar zit wat in. Wie cultuur reduceert tot literatuur en niet laat wortelen in feitenkennis, verspreidt schijneruditie.
Een onafhankelijke vrouw
Wat zag Gisèle in de misogyne Frommel? Waarom prikte ze zijn persoonlijke mythologie niet door? Mooij plaatst hem in een rijtje mentoren aan wie Gisèle zich optrok, zoals haar vader en de al genoemde glazenier Nicolas. Ze moet hebben geweten van Frommels seksuele wangedrag maar kon haar ogen perfect sluiten voor het negatieve en alleen de positieve kanten benadrukken. Never underestimate the power of denial.
Wie het negatieve negeert en het positieve benadrukt, is een nieuw zelfbeeld aan het scheppen. Dat doen we allemaal in meerdere of mindere mate, maar Gisèle, die het laatste deel van haar leven bezig was haar archief zó te ordenen dat een biografie viel te schrijven die naar haar wens was (een gambiet dat Mooij evident niet heeft aangenomen), lijkt slechts weinig onder te doen voor Frommel. Haar feitelijke plaats aan de marge van Castrum staat haaks op Gisèles zelfpresentatie als onafhankelijke vrouw en lid van de culturele kring. De mannen gedoogden hun weldoener, niet méér.
Ook beweerde ze in Parijs de beste kunstscholen te hebben bezocht en claimde ze steeds de belangrijke beslissingen in haar leven zelf te hebben genomen. Mooij documenteert dat het allemaal wat minder mooi was dan Gisèle voorwendde. Dat doet gelukkig niet af aan een kleurrijk leven dat een eeuw omspande, waarin ze reisde van Tulsa naar Paros, en dat haar in contact bracht met allerlei interessante mensen, zoals haar leermeester Nicolas, de dichter Adriaan Roland Holst en de Amsterdamse burgemeester Arnold d’Ailly, om eens drie van haar geliefden te noemen.
Van hemelbed naar biechtstoel
Tja, die seksuele relaties. Ik heb ze niet geteld maar Mooij vermeldt er een stuk of wat en constateert een tegenstelling tussen Gisèles liefdesleven en haar katholicisme. Het ontlokt de biografe eenmaal de vileine constatering dat Gisèle van het hemelbed waarin ze haar minnaar had ontvangen regelrecht doorliep naar de Krijtbergkerk om te biechten.
Ik ken het archief niet dat Mooij wel kent, maar hier bekroop me het vermoeden dat ze zich heeft laten leiden door het zelfbeeld van de oudere, met schuldgevoelens worstelende Gisèle. Zoals ik het zie spelen mensen de hele dag door rollen en kan Gisèle prima de ene keer streng katholiek zijn geweest en de andere keer zinnelijk hebben genoten. Het lijkt me niet dat onze dagelijkse rollen met elkaar hoeven samen te vallen. Het trof mij in elk geval niet als vreemder dan – om een extreem voorbeeld te geven – de moslimterrorist die, alvorens zichzelf in een Amerikaanse wolkenkrabber te pletter te vliegen, eerst een weekend in Las Vegas geniet van alle vreugden van the American way of life. Of de archeoloog die een maatschappelijk ideaal zegt te hebben en daar in de praktijk niets aan doet. Of de katholiek die ook jood en atheïst is. Anders gezegd, ik begrijp niet goed waarom Mooij het beeld van de oudere Gisèle overneemt dat er overeenstemming tussen overtuiging en gedrag behoort te zijn en waarom Mooij zo sterk op die relaties focust.
Herijking
Lange tijd was het verhaal van Castrum Peregrini het verhaal van een gezelschap van dichters en onderduikers dat dankzij de dichtkunst en een inspirerende mentor door de oorlog rolde. Dat was een fake-beeld van de feitelijke verhoudingen, zoals wel duidelijk werd toen mannen zich begonnen uit te spreken over het seksueel misbruik. Castrum heeft die problemen al eerder erkend en een onderzoekscommissie ingesteld die afgelopen mei verslag heeft uitgebracht.
Het nieuwe Castrum wil het verhaal van Gisèle als uitgangspunt nemen. Dat is een heel wat sympathieker verhaal, maar het is net zo goed een mythe, merkt Mooij ergens op. Wat niet wegneemt dat deze biografie een buitengewoon interessante vrouw portretteert, vol passie, tegenstrijdigheden en levenszin. De biografie riep bij mij vooral de vraag op wat, als we onze eigen mythen scheppen en als we voortdurend van rol kunnen wisselen, eigenlijk een identiteit is. Een echt antwoord heb ik niet, maar ik weet wel dat u De eeuw van Gisèle moet lezen. Een fascinerend leven, een fascinerend boek.
[En hier is nog een documentaire over Gisèle van Waterschoot van der Gracht.]
Annet Mooij, De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares (2018)