COLUMN - Het waren twee mooie dagen. Een dagje leed herdenken, een dagje bevrijding vieren en voort maar weer met de meivakantie.
Op 4 mei werden we gevraagd even stil te staan bij de slachtoffers van het barbaarse nazi-regime. Nou, dat ‘even’ was niet aan dovemansoren gericht. De dag was nog niet voorbij of er klonk al weer vrolijke muziek om de bevrijding te vieren. Nu, twee dagen later, merk je alleen nog aan een hier en daar achtergebleven verlepte krans, dat er iets van een ceremonie moet zijn geweest.
Het is traditie dat 4 mei met gepaste stilte voorbij gaat en 5 mei een meer luidruchtige overgang naar de orde van de dag is. Daar zit de laatste jaren de klad in. Een schreeuwerd op de Dam kan nog een incident genoemd worden. Maar een schofterige tweet en pubers die met stilte geen raad weten?
Het is van een chargrijn dat niet bij de geest van 4 en 5 mei past.
Ik kan me voorstellen dat sommige mensen het vandaag de dag geen leuke tijd vinden. Het is echter niets vergeleken bij de Tweede Wereldoorlog (en welke andere oorlog dan ook). Het Verzetsmuseum verhaalt van grappen die onder de Duitse bezetting werden uitgehaald. Humor was het wapen van de ‘gewone man’, die te weinig lef had om in het echte verzet te gaan, maar toch wilde laten blijken hoezeer men de bezetters haatte. Humor was een vorm van symbolisch verzet, vooral bedoeld om de moed er in te houden, stelt het Verzetsmuseum.
Humor als verzet in plaats van ballorig chagrijn. Door in mijn jeugd de verkeerde boekjes te lezen, kreeg ik het idee dat humoristisch verzet tot onze volksaard hoorde. Pietje Bell en Dik Trom symboliseerden alles dat het strenge chagrijn trotseerde. Jarenlang geloofde ik ook de mythe dat Nederlanders grappige familienamen bedachten, als een vorm van verzet tegen de invoering van de persoonsregistratie, tegenwoordig bekend als de GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens).
Het geloof in de volksaardige verzetshumor werd jaren later weer versterkt door de opkomst van de provo’s. Met ludieke acties tartten zij het gezag, dat op de grappenmakerij reageerde door er de politie er vrolijk op los te laten roffelen.
Sindsdien heb ik in Nederland in die omvang nooit meer van verzetshumor gehoord. Nu lijkt het chagrijn de ware volksaard. Daar zijn natuurlijk redenen voor. Zoals een minister-president die alleen een serieus smoel trekt als zich een ramp heeft voltrokken waar hij zelf onmogelijk de hand in kon hebben gehad. Verder zien we hem lachend regels en staatscontrole opvoeren.
De efficiëntie van de persoonsregistratie ten tijde van Napoleon is een lachertje vergeleken bij wat er naast de GBA allemaal nog meer van ons wordt geregistreerd. Zijn mensen daar zo moedeloos van geworden, dat ze nauwelijks meer enige inspiratie opbrengen tot de symbolische rebelsheid, waar het Verzetsmuseum op doelde?
Wordt het niet eens tijd de huidige neoliberale dictatuur te beantwoorden met een neo-ludiek provo tijdperk?
Reacties (7)
Je begrijpt het niet. We maken zoveel grappige cartoons de laatste tijd. We houden zelfs wedstrijden wie de beste maakt. GeenStijl is ook echt leuk. Het wordt alleen iets lastiger als anderen ons een beetje dollen.
@1 De lol is er inderdaad snel af als humor van de collaborateurs komt.
Maar zijn het niet juist de provo’s die hun humor verloren zijn? Die zijn niet ineens vervangen door opa’s met jachtgeweren en hun achtertuin.
Neoliberale dictatuur ?
Dat zal wel als grap worden opgevat, want dat neemt geen enkele NL er serieus.
Net zoals prof. F. Ankersmit die in het ttip een middeleeuwse feodalisering terug ziet komen in een nieuw jasje. Vraag me af of dat humor is.
@4: er daar is de eerste die al volledig is gehersenspoeld door de neoliberale propaganda. En dat zeg ik zonder een greintje humor.
Ik zie wel waar @0 naar toe wil, maar de tijden zijn veranderd, de plsie wat in de jaren zestig toch makkelijker voor schut te zetten door Provo’s en autoriteiten trapte ook veel makkelijker in allerlei grappen.
Vraag me trouwens af of dit een Nederlands “probleem” is, ik heb het idee dat politieke satire in UK en VS vrij gezond is, maar dat we in Nederland een beetje vastzitten in de pseudo-dominee-cabaretcultuur.
Nou, de humor van Rutte is dan ook klakkenloos overgenomen van het vno/ncw. Die lachen zich rot om de cijfertjes.
Pas als we díe lui als de grote indringer gaan zien, komt de humor vanzelf wel weer los. Maar tot die tijd laat iedereen in Nederland zich nog graag belazeren, intimideren, gijzelen, chanteren en stalken. Pas met de rug tegen muur wordt de moed weer opgevat om schertsend de autoriteit er van langs te geven. Zullen we gaan samenzweren?