Sociale Vraagstukken

297 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rechtspraak niet alleen aan rechters overlaten

Een gastbijdrage van Marc Hertogh, hoogleraar Rechtssociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het stuk is ook te lezen op Sociale Vraagstukken.

De zaak tegen Geert Wilders en de Chipshol-affaire zijn een belangrijke stresstest voor de Nederlandse rechtspraak. Dat de rechtspraak goed functioneert als niemand het gezag van de rechter in twijfel trekt, is één. Maar nu moet zij laten zien dat ze ook naar behoren functioneert als er storm uitbreekt.

Dat Geert Wilders zijn advocaat de rechtbank tot driemaal toe heeft laten wraken, en dat in de Chipshol-affaire een rechter beschuldigd is van meineed, zijn geen incidenten. Veel rechters zeggen: er gaan honderdduizend zaken goed, toevallig lopen er nu een paar verkeerd. Daar ben ik het niet mee eens. Recent Utrechts onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat tussen 2005 en 2009 het aantal wrakingen met ruim tachtig procent is toegenomen. De zaak-Wilders, de Chipshol-affaire en ook de groeiende kritiek op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg illustreren bovendien een veel bredere trend dat burgers het oordeel van gezagsdragers niet langer als vanzelfsprekend accepteren. De Utrechtse hoogleraar Publiek Management Mirko Noordegraaf wees er eerder op deze site al op dat de rechtspraak onvoldoende in staat is om  de aansluiting tussen zichzelf en haar omgeving te organiseren. Hetzelfde probleem speelt in de medische wereld en de politiek. Daar worden geleidelijk en met wisselend succes maatregelen genomen om het vertrouwen van de burger te herwinnen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Meldcode helpt zorgvuldig handelen

Een gastbijdrage van Marie-José van Hoof en Linda Vogtländer, beide van de werkgroep trauma- en kindermishandeling van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Het stuk is overgenomen van Sociale Vraagstukken.

Het verplicht toepassen van een meldcode huiselijk geweld of kindermishandeling is nog iets anders dan het invoeren van een meldplicht. Voor het bieden van goede hulp volstaat het stappenplan van de meldcode. Het is overbodig om alle vermoedens van mishandeling te melden.

Onlangs heeft de rechtszaak Riagg Rijnmond versus de gemeente Rotterdam gediend en vond in verband hiermee op deze site een debat plaats. Wat mij als professional in de gezondheidszorg opvalt bij lezing van deze artikelen is de grote verwarring die is ontstaan, zowel over de inhoud van de meldcode als over en het verschil tussen een meldcode versus een meldplicht. Appels, peren en citroenen worden geregeld voor hetzelfde fruit aangezien.

Bij de recente bespreking van de Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen in de Tweede Kamer heeft deze zich onder andere uitgesproken voor verplichte toepassing van de meldcode kindermishandeling, maar de door de Onderzoeksraad en motie Dille/Van der Burg voorgestane meldplicht heeft het gelukkig niet gehaald. Dit mede dankzij een flinke lobby vanuit het veld van gezondheidsprofessionals.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Gevaar: een nieuwe klassenmaatschappij

Hoger en lager opgeleiden hebben steeds minder contact met elkaar. Volgens TNS NIPO vindt 86 procent van de Nederlanders die verwijdering problematisch. Hoogste tijd voor discussie over het gevaar van een nieuwe klassenmaatschappij, menen Dieneke de Ruiter, Lotte van Vliet en Jose Manshanden van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

De afgelopen decennia is sociale stijging in Nederland vanzelfsprekend geworden. Dat gebeurde vooral via het onderwijs. Door het onderwijs breed toegankelijk te maken is sociale stijging mogelijk geworden voor velen, en sociale afkomst niet meer bepalend voor waar iemand maatschappelijk terecht komt. Mensen zijn sociale stijging ook als vanzelfsprekend gaan ervaren. Zij stellen zich er op in, en verwachten ook voor hun kinderen dat die vooruit komen in het leven. Er is een belofte van stijging ontstaan. En maatschappelijke posities worden niet meer bepaald door afkomst maar door opleiding.

Wij stellen twee kanttekeningen bij die open samenleving met sociale stijging. Ten eerste: hoewel sociale afkomst veel minder een rol speelt dan vroeger, is zij nog steeds van invloed op het bereikte opleidingsniveau. Het is bijvoorbeeld bekend dat voorlezen de ontwikkeling van jonge kinderen stimuleert en dat voorlezen vaker en op een betere manier gebeurt in gezinnen waarvan de ouders hoger opgeleid zijn. Ook is duidelijk dat hoger opgeleiden bijvoorbeeld vaker toegang tot kwalitatief goede scholen bemachtigen omdat zij hun kind eerder aanmelden. De invloed van afkomst wordt versterkt doordat ons onderwijs uitgaat van keuzes op jonge leeftijd waardoor kinderen met weinig hulpbronnen minder gelegenheid hebben om hun talent te ontplooien.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dat omgeving Tristan niet ingreep, verbaast niet

In de nasleep van het drama van Alphen wordt de vraag gesteld hoe het kan dat de radicalisering van Tristan van der V. niet eerder door zijn omgeving opgepakt werd. Daniël Wigboldus, hoogleraar Sociale Psychologie aan de Radboud Universiteit, is echter niet verbaasd.

’De Amerikaanse sociaalpsychologen John Darley en Bibb Latané hebben eind jaren zestig, begin jaren zeventig onderzoek gedaan naar de vraag wanneer mensen andere mensen helpen en wanneer niet. Ze hebben bijvoorbeeld een experiment gedaan waarbij iemand in een kamer een vragenlijst moest invullen en er rook onder de deur door kwam. Die persoon ging natuurlijk kijken wat er aan de hand was. Wanneer ze echter drie mensen in die kamer een lijst lieten invullen en die andere twee deden alsof er niks aan de hand was, dan bleef ook de persoon waar het om ging in de meeste gevallen zitten. Darley en Latané zochten verder uit hoe dat nou komt en hebben vastgesteld dat er vijf fasen zijn die een toeschouwer van een gebeurtenis doormaakt voordat hij of zij in actie komt.

Het gaat er ten eerste natuurlijk om of de persoon de gebeurtenis ziet. Stel: iemand krijgt op straat een hartaanval, dan kan het goed zijn dat veel voorbijgangers dat helemaal niet waarnemen. Maar stel dat je het ziet, dan komt de tweede vraag. Hoe interpreteer je wat je ziet? Krijgt de man die op straat ligt echt een hartaanval of is het een dronkenlap? Hier speelt de zogeheten ‘pluralistic ignorance’ een belangrijke rol. Wanneer je brand ziet en je hoort mensen schreeuwen, dan is het helder, daar is hulp nodig. Maar bij iemand als Tristan van der V. kan het goed zijn dat interpretatie veel lastiger was. Deed die jongen een beetje raar, er zijn zoveel jongens die vreemd doen en games spelen, of was hij echt gevaarlijk? Als mensen daar onzeker over zijn, gaan ze op anderen letten. Wat doen de anderen? Maar als iedereen onzeker is, doet niemand dus iets, omdat niemand een ander iets ziet doen. Dat is ‘pluralistic ignorance’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Liever grondig onderzoek dan snelle sociale media

Een gastbijdrage van Gijs van Oenen, politicoloog en cultuurfilosoof aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het stuk is ook te lezen op Sociale Vraagstukken.

De lust van de emancipatie en participatie wordt in toenemende mate een last, met opgeschroefde verwachtingen van de politiek. Sociale media zullen dat probleem verergeren. Een uitweg: een grotere rol voor onderzoek in de politiek.

Onderzoek naar de temperatuur van de samenleving levert al een jaar of vijf een constant, duidelijk beeld op. De burger is gelukkig, maar ontevreden. Dat wil zeggen: gelukkig met het eigen leven, maar ontevreden over de samenleving. Recent onderzoek naar de maatschappelijke beleving van en door de jeugd complementeert dit beeld: die is zelfbewust hedonistisch en onkritisch. Dertigers schijnen op hun beurt onzeker en gestrest te zijn.

Hoewel er ongetwijfeld meerdere verklarende factoren voor deze opvallende ontwikkelingen bestaan, meen ik dat een belangrijke factor tot nog toe niet of onvoldoende wordt onderkend: ‘de tragedie van de geslaagde emancipatie’.  Centraal in deze verklaring staat de stelling dat het proces van emancipatie in Nederland geslaagd is. Een ieder is tegenwoordig in staat en behoort daarom de moed op te brengen voor zichzelf te denken. Niemand heeft leiding of bevoogding van anderen of van instituties nodig om zijn verstand te gebruiken. De laatste en beslissende fase van dit emancipatieproces, dat zich vanaf eind 18e eeuw langzaamaan heeft doorgezet, brak aan in de jaren ‘60 en ‘70 van de 20e eeuw. Gevestigde autoriteiten en instituties kwamen toen onder vuur te liggen. Mensen werden mondig en kwamen, individueel of in groepsverband, voor hun belangen op. In Nederland gebeurde dit alles ook nog eens sneller en radicaler dan elders. Dit wellicht mede doordat het bestuur zich snel aanpaste aan de gewijzigde verhoudingen, al dan niet met behulp van zogenaamde repressieve tolerantie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Meer zelfredzaamheid in de jeugdzorg

Een gastbijdrage van Dorien Graas en Rienk Janssens, werkzaam bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, respectievelijk als adviseur en secretaris.

Om de toenemende vraag naar jeugdzorg een halt toe te roepen, moet de organisatie daarvan niet alleen effectiever worden, maar moet meer gewerkt worden aan de zelfredzaamheid en veerkracht van gezinnen. Dat adviseert de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling vandaag aan staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner van VWS.

Gemeenten en provincies maken zich op voor het bestuurlijke akkoord over de stelselherziening van de jeugdzorg. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling benadrukt dat de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten alleen kan slagen als er ook een andere zorgvisie aan ten grondslag ligt. Minder individuele interventies op basis van risicotaxaties, meer versterking van sociale netwerken en een betere inzet van ervaren professionals op het moment dat het probleem nog niet escaleert. Ontzorgen en normaliseren is het devies, aldus de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling in zijn briefadvies Bevrijdend kader voor de jeugdzorg.

Spectaculaire groei van de jeugdzorg
De groei van de vraag en het aantal doorverwijzingen naar de jeugdzorg is de afgelopen jaren spectaculair geweest. Wachtlijsten bij de Bureaus Jeugdzorg vormden met regelmaat van de klok het hoofdpijndossier voor het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Zelfs de meest voorzichtige verwachtingen om de stijging een halt toe te roepen, verbleekten bij de praktijk van het zorggebruik.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Meldplicht voor hulpverleners is juist een goed idee

Om kinderleed te voorkomen is een meldcode voor hulpverleners juist een heel goed idee, vindt rechter Paul Vlaardingerbroek in reactie op Paul Frissen en Niels Karsten. Sterker nog, de overheid zou moeten verhinderen dat sommige kinderen geboren worden.

‘Moet er een meldplicht komen voor hulpverleners?’ Op die vraag antwoord ik onomwonden ‘ja’. Inderdaad is er een kans is dat een hulpvrager de zorg zou mijden, indien hulpverleners verplicht zijn om verwaarlozing, mishandeling en misbruik van kinderen te melden. Tegelijkertijd is het overtrokken om te stellen dat elke hulpverlener in een controleur of opsporingsinspecteur verandert op het moment dat de meldcode wordt ingevoerd. Ergens zou ik denken: was het maar zo. Immers, het zou goed zijn indien juist deze mensen leren de ogen en oren open te houden. Maar natuurlijk is het niet de taak van hulpverleners om opsporingswerk te verrichten. Van de andere kant vind ik wel dat wanneer ernstig misbruik wordt gezien, of er vermoedens zijn van verwaarlozing of mishandeling van kinderen, voor een ieder een plicht bestaat om dit te melden. Het gaat vaak om verslaafden waarbij zorgen bestaan over de opvoeding van hun kinderen. Ook bij ernstig verstandelijk beperkte en psychisch gestoorde mensen bestaat er een hoog opvoedingsrisico. In het ziekenhuis wordt door behandelaars een protocol nageleefd. Ambulancepersoneel weet ook dat sommige ongelukken gemeld moeten worden. Bij jeugdige patiëntjes moet worden onderzocht of bijvoorbeeld de botbreuken door een ongeluk of door huiselijk geweld zijn veroorzaakt.

Om iets te doen, werd al voor personeel met een beroepsgeheim een meldrecht ingevoerd. Maar, het recht om te melden volstaat helaas niet. Nog altijd vinden jaarlijks tussen de 100.000 en 140.000 gevallen van kindermishandeling plaats. Deze gevallen blijven vaak verborgen; er kan pas worden ingegrepen als het zichtbaar misgaat. De kinderen hebben dan vaak al ernstige schade geleden. Om te zorgen dat professionals beter op de signalen gaan letten, ze te zien en willen zien, moet buiten kijf komen te staan dat privacywetgeving niet in de weg mag staan van het melden van vermoedens van verwaarlozing, mishandeling of misbruik. Dit zou zelfs zo ver moeten gaan dat melding wordt gemaakt van vermoedens van toekomstig slecht ouderschap.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Meldcodes voor hulpverleners: niet doen

Een gastbijdrage van Paul Frissen en Niels Karsten.

De overheid wil professionals zoals artsen, psychiaters, ambulancebroeders en leraren verplichten misstanden bij gezinnen te melden. De Rotterdamse Meldcode Huiselijk Geweld is daar een voorbeeld van. Niet alleen is dat pretentieus, maar ook gevaarlijk. “Het consultatiebureau is een bedreigende instantie geworden, die iedere ouder als een zwak geval of potentiële kindermishandelaar benadert.”

Publieke professionals, zoals artsen, psychiaters, ambulancebroeders en leraren, hebben in hun omgang met misstanden als kindermishandeling te maken met een radicale omkering van het denken. Het antwoord op de vraag of zij vermoedens van mishandeling moeten melden, heeft zich, om oud-premier Lubbers te parafraseren, ontwikkeld van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’. Het gegeven dat het melden van kindermishandeling voor een beroepskracht met een zwijgplicht toch mogelijk is dankzij het meldrecht, heeft het aangrijpingspunt gevormd voor het huidige uitgangspunt dat vermoedens gemeld moeten worden, tenzij de geheimhoudingsplicht dit in de weg staat. Als gevolg daarvan is de vraag niet langer onder welke uitzonderlijke omstandigheden het beroepsgeheim doorbroken mag worden, maar dient er, in de woorden van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, een collectieve discussie plaats te vinden met als doel beleid te formuleren over de gevallen waarbij het uitstellen van (een) melding onwenselijk is. De terughoudendheid van de individuele professional in het melden van vermoedens van strafbare feiten, die vroeger een kernaspect was van de professie en wezenlijk werd geacht voor het vervullen van de professionele taak, wordt hem nu verweten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Amerikaanse lessen in dissidentie

Dwarse burgers vormen in de Verenigde Staten een wezenlijk ideaal, maar in Nederland lijken zulke helden dun gezaaid. In hoeverre zijn de Amerikaanse dissidente tradities en ideologieën overdraagbaar? James Kennedy noemt een paar aspecten van het Amerikaanse dwarse burgerschap waar Nederland zijn voordeel mee zou kunnen doen.

Afwijkend, oppositioneel burgerschap is een wezenlijk Amerikaans ideaal. Amerikaanse burgers zijn gefascineerd door eenzame, aan de status quo twijfelende individuen. Dit varieert van klokkenluiders zoals de filmhelden Serpico en Karen Silkwood tot politieke waaghalzen als Martin Luther King en de antisemitische radiopriester Charles Coughlin.

In Nederland is een dergelijke traditie van solistische oppositie tegen de autoriteit veel minder sterk. De klokkenluider, de burger die misstanden op de werkvloer onthult, bereikt in Nederland zelden een cultstatus. Net zo min wordt onvermurwbare politieke opstand doorgaans erg gewaardeerd. Ik herinner me dat Bernadine Dohrn, een radicale Amerikaanse activist en voormalig lid van de terroristische organisatie The Weathermen, op een symposium in 2007 haar Nederlandse publiek vertelde dat het essentieel was om kinderen te leren in opstand te komen. Het viel me op dat het publiek hier verwonderd op reageerde. Misschien is het in het Nederlandse onderwijs not done om kinderen sterke politieke of sociale denkbeelden mee te geven, of misschien heeft het woord ‘opstand’ een te radicale bijklank, wat bovendien een gevaar voor de sociale status-quo kan betekenen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Populisme is van voorbijgaande aard

Voor echte problemen heeft het populisme geen oplossing. En het populisme zal ook niet echt van invloed zijn op het denken over de multiculturele samenleving, want daar denken Nederlanders al twintig jaar hetzelfde over. Fons van de Vijver verwacht dan ook dat de PVV niet meer dan een eendagsvlieg zal blijken te zijn.

Paul Taggart, een politieke wetenschapper uit Sussex, verklaarde onlangs in het NRC dat we ons niet veel zorgen hoeven te maken over het huidige populisme. Het komt wel vaker voor in parlementaire democratieën, en ervaring heeft geleerd dat het ook steeds weer verdwijnt. De basis voor populisme is volgens hem een verstoorde communicatie tussen publiek en politiek. Kiezers herkennen zich niet meer in politici, die als elitair en niet meer als vertegenwoordigers van de kiezers worden gezien.

Historisch gezien heeft Taggart het gelijk aan zijn zijde. Ik denk echter dat hij wat luchtigjes doet over de gevolgen van populisme en de verschuivingen in de politieke verhoudingen in Nederland. Want het recente populisme in Nederland zet de verhoudingen tussen groeperingen in Nederland verder op scherp.

Onderste groepen zijn doelwit van kritiek
Populisme heeft per definitie te maken met groepen die zich buitengesloten voelen en zich identificeren met anti-establishment politici. In mijn optiek is het populisme in Nederland een volgende stap in de manier waarop in het openbare discours in Nederland met multiculturalisme wordt omgegaan. Een belangrijke eigenschap van het Nederlandse populisme is dat het een stem wil geven aan een betrekkelijk klein deel van de bevolking dat zich eerder niet vertegenwoordigd voelde in de politiek, een groep die nogal eens wordt aangeduid met de term ‘onderklasse’. Deze onderklasse profileert zich door zich te distantiëren van de politieke elite die geassocieerd wordt met ‘eigen zakken vullen’ en ‘niet opkomen voor de gewone man’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onderwijs houdt ongelijkheid in stand

Meer mensen volgen meer typen onderwijs. Je zou dan ook zeggen dat het onderwijsbestel toegankelijker is geworden.  Maar nee, steeds meer jongeren verlaten school zonder diploma. Een verstandig overheidsbeleid zou die uitval kunnen voorkomen, zegt Leo Lenssen. Dat is beter dan het streven naar de top.

Uit mijn onderzoek blijkt dat sociale herkomst in Nederland nog altijd een belangrijke voorspeller is voor iemands onderwijssucces en latere loopbaan. Dat komt doordat het onderwijsbestel wordt gekenmerkt door een sterke stratificatie. Het onderscheid tussen beroepsonderwijs en algemeen vormend onderwijs speelt daarbij een belangrijke rol. Anders geformuleerd: in het Nederlandse onderwijsbestel is het principe van toegankelijkheid in de praktijk ondergeschikt aan andere doelstellingen, zoals die van selectie en toewijzing. Onderwijs draagt daardoor bij aan consolidatie van sociale verhoudingen en aan de barrières tussen sociale klassen.

Ongeorganiseerde onderwijs gaf wel kansen
Het onderwijsbestel is de uitkomst van een sociale en politieke strijd van maatschappelijke partijen, onderling en met de overheid over het ‘eigendom’ van het onderwijs. Voor de Mammoetwet was er niet zozeer sprake van een coherent bestel, maar eerder van een ‘stel scholen.’ Diverse schooltypen en onderwijsvoorzieningen bestonden onafhankelijk van elkaar en waren niet systematisch op elkaar afgestemd. Daarnaast was er een onsamenhangend aanbod aan avond- en bedrijfsopleidingen, vaak met eigen examens en diploma’s. Het systeem, voor zover daarvan sprake was, werd gedomineerd door het particulier initiatief en leidde in de praktijk veelal tot bevestiging van de bestaande sociale en maatschappelijke verhoudingen. Omdat een strenge overheidsregulering ontbrak, bood dit stelsel, zij het incidenteel, kansen aan het individu om een eigen onderwijsloopbaan uit te stippelen. Die situatie pakte niet altijd ongunstig uit voor mensen in achterstandssituaties. Dat is minder merkwaardig dan je geneigd bent te denken. De ‘hindermacht’ die het onderwijsbestel had, was namelijk ook beperkt. Hoewel sociale en culturele factoren een belangrijke rol speelden bij het verloop van iemands onderwijsloopbaan, bood de gebrekkige sturing tegelijkertijd mogelijkheden aan het individu om zijn eigen pad uit te stippelen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Verplichte keuze levert orgaandonoren op

Een gastbijdrage van Aurélien Baillon en Dennie van Dolder, gedragseconomen verbonden aan Erasmus School of Economics.

Nederland kampt met een groot tekort aan orgaandonoren. Op 1 januari 2011 stonden er 1300 mensen op de wachtlijst voor orgaantransplantatie. Belangenorganisaties pleiten voor een ander donorregistratie-systeem. Minister Schippers houdt vast aan het huidige systeem. Verplichte keuze kan uitweg bieden.

Het huidige donorregistratiesysteem in Nederland is een opt-in systeem. Dit houdt in dat een burger na overlijden geen donor is, behalve als hij of zij hiervoor expliciet toestemming heeft gegeven. De meeste Europese landen hanteren een opt-out systeem. Dat komt erop neer dat elke burger donor is behalve wanneer hij of zij hier expliciet bezwaar tegen heeft gemaakt.

Belangenorganisaties zijn ervan overtuigd dat het opt-out systeem tot meer donaties leidt en pleiten voor een stelselwijziging. Minister Edith Schippers van Volksgezondheid heeft onlangs tot grote ergernis van de deze organisaties gekozen voor behoud van het huidige opt-in systeem. Ze gebruikt daarvoor twee argumenten. Een opt-out systeem zou het recht op zelfbeschikking schaden en er zou twijfel bestaan over de effectiviteit ervan. De minister kiest daarom voor een verbetering van de praktische uitvoering van het bestaande systeem. En voor een voortzetting van de wervingscampagnes.

Vorige Volgende