Sociale Vraagstukken

291 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Beleid tegen illegalen heeft tegendraads effect

De criminalisering van mensensmokkel door de overheid staat in scherp contrast met het beeld dat de illegale migranten ervan hebben. Voor de een is het een vorm van georganiseerde misdaad, voor de ander een manier om toegang te krijgen tot beter betaald werk. De overheid gaat aan deze werkelijkheid voorbij, stelt Richard Staring, hoogleraar ‘Mobiliteit, toezicht en criminaliteit’ aan de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam.

De afgelopen jaren hebben uitzonderlijke gevallen het beeld van de overheid over mensensmokkel gedomineerd en het beleid op deze terreinen mede gestuurd. Denk aan het Dover-drama met Sister Ping, de Sneepzaak of de Marokkaanse slaaf op de Dappermarkt. Deze extreme zaken zijn beeldbepalend voor de komst, het verblijf en de gedwongen terugkeer van illegale vreemdelingen geworden. De overheid ziet mensensmokkel als een serieuze en ernstige vorm van georganiseerde misdaad die het migratiebeleid en de integratie van de gevestigde allochtonen ondermijnt.

Migranten daarentegen beschouwen het als een al dan niet betaalde dienst om familieleden bij zich te krijgen. Waar de overheid bang is voor de aanzuigende werking van versoepelingen in het migratiebeleid, doen de illegale vreemdelingen een informeel beroep op familieleden die toevallig in Nederland wonen. Waar de overheid illegaliteit criminaliseert, ziet de illegale vreemdeling zijn status als een min of meer vanzelfsprekende consequentie van zijn aanwezigheid zonder verblijfsdocumenten. Het is moderne slavernij met al zijn uitbuiting tegenover een sociaal arrangement met specifieke economische arbeidsverhoudingen met geaccepteerde en normatief begrensde uitbuiting. Kortom, rond de komst, het verblijf en de terugkeer van illegale vreemdelingen is er sprake van een kloof in betekenisgeving tussen de overheid en de migranten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Armoede naar Nederlandse maatstaven

Het percentage mensen dat in armoede leeft loopt op, becijferde het SCP onlangs. Het is daarom wenselijk te kijken naar de opbouw van het sociaal minimum en arbeid niet als panacee voor armoede te zien. Dat stelt SCP-onderzoeker Cok Vrooman in reactie op de vele vragen die hij kreeg naar aanleiding van het recente Armoedesignalement.

In zijn column in Trouw stelde Sylvain Ephimenco onlangs dat men door het woord ‘armoede’ voor Nederland te gebruiken het begrip devalueert, en dat deel van de wereldbevolking schoffeert dat onder de ‘echte’ armoedegrens leeft. Hij illustreerde dit door te berekenen dat Pakistani van de armoedenorm van de Wereldbank maandelijks 42 liter melk kunnen kopen, of 76 halve broden, 96 kilo aardappelen of 511 eieren. Gebruikt men de Nederlandse armoedenorm van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dan kan een alleenstaande zich in ons land volgens Ephimenco iedere maand maar liefst 1008 liter melk, 1559 halve broden, 1512 kilo aardappelen of 7984 eieren veroorloven.

Dit was één van de vele commentaren op de uitkomsten van het recente Armoedesignalement 2011. Het contrast met een aantal reacties die we op het SCP van ‘Nederlandse armen’ ontvingen was opmerkelijk. Daarin werd ons regelmatig voorgerekend dat de armoedegrens die we hanteren in hun geval te laag zou zijn, bijvoorbeeld omdat men meer huur betaalt dan wij veronderstellen. Het is daarom nuttig kort op een rij te zetten wat armoede naar Nederlandse maatstaven inhoudt, en wat we hiervan empirisch weten.

Foto: copyright ok. Gecheckt 08-11-2022

Wetenschap ook maar een mening?

Dick Houtman, hoogleraar cultuursociologie, plaatst kanttekeningen bij de vooral linkse kritiek op fact free politics. Die kritiek vertoont verontrustende overeenkomsten met de bekrompenheid, kortzichtigheid en gelijkhebberigheid waarvan ironisch genoeg Wilders en de zijnen worden beschuldigd. Fact based politics is onmogelijk en het geloof erin is minstens even irrationeel.

Fact-based politics is onmogelijk en net zo irrationeel als fact-free politics. Dat laat zich demonstreren aan de hand van een eenvoudig voorbeeld. Neem twee uiterst betrouwbare wetenschappers. De één toont in onderzoek aan dat werklozen meer geprikkeld worden om werk te zoeken door lage dan door hoge uitkeringen. De ander laat zien dat lage werkloosheidsuitkeringen sociaal lijden en uitsluiting veroorzaken. Hoewel op beide bevindingen wetenschappelijk gezien misschien niets valt af te dingen, kun je er toch geen politiek op baseren. Dat komt doordat sociale problemen niet simpelweg ‘objectieve standen van zaken’ zijn. Pas als sociaal lijden wordt gedefinieerd als het ‘echte’ probleem, kunnen de uitkeringen verhoogd worden als antwoord daarop. Ziet men daarentegen inkomensoverdrachten zonder tegenprestatie als het ‘echte’ probleem, dan kan dat worden bestreden door de uitkeringen juist te verlagen.

De wetenschap kan kortom wel vaststellen of en in hoeverre iets ‘het geval is’, maar die feiten spreken niet voor zichzelf. Of ze ‘erg’ zijn, of juist helemaal niet, kan slechts worden vastgesteld op morele gronden. De daarvoor benodigde voorstelling van de goede samenleving kan echter niet op wetenschappelijke gronden worden geselecteerd of gelegitimeerd, want is geen ‘feitelijke’ kwestie. Of iets ‘erg’ is, kan men bijgevolg niet ‘weten’, maar alleen maar ‘vinden’ of ‘menen’. Zo’n ‘vinden’ of ‘menen’ is politiek gezien bovendien belangrijker dan de feiten zelf, want zonder dat blijven de laatste betekenisloos en zonder politieke handelingsgevolgen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-09-2022

Veiligheidsbeleid vaak gebaseerd op mediahypes

Nederlandse politici en media benoemen jongerenoverlast op straat als een urgent probleem voor onze binnensteden. Er zou nieuw en harder beleid moeten komen. Mijn promotieonderzoek laat echter zien dat bewoners van deze achterstandwijken de jongerenoverlast zelf niet als problematisch ervaren. Hoe kan dat, vraagt onderzoeker Monique Koomans zich af.

Veiligheidsbeleid is ontvankelijk voor politieke retoriek en mediahypes. Nieuwe en hardere maatregelen worden verantwoord door te verwijzen naar de vermeende groei van het probleem en de publieke roep in de media. Criminologen hebben de taak deze criminaliteitsmythes, zoals een explosief groeiende criminaliteit, te ontkrachten en de beweegredenen achter veiligheidsbeleid kritisch te analyseren. In het geval van jongerenoverlast op straat moeten de vragen worden gesteld: is het correct dat overlast sterk toeneemt? Zijn nieuwe maatregelen noodzakelijk? En klopt het beeld dat ontstaat door de berichtgeving in de schrijvende media?

Tijdens mijn promotieonderzoek bleek dat de politieke aannames die een hardere aanpak van straatoverlast legitimeren over het algemeen niet meer worden betwist. Zo wordt over de premisse ‘het huidige arsenaal aan maatregelen is niet voldoende’ op politiek niveau nauwelijks meer getwijfeld. Bovendien heerst het idee dat de overlast sterk toeneemt en dat bewoners uit Vogelaarwijken harde maatregelen eisen. Beide veronderstellingen blijken echter niet te kloppen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

Politiek en overheid schuldig aan chagrijn in samenleving

Er waart een spook van negativisme in Nederland rond. Een nihilisme dat volgens de socioloog Gabriel van den Brink onder andere berust ‘op een filosofisch materialisme dat zich in het kielzog van de secularisatie overal in het Westen breed maakte’. In het boek Eigentijds idealisme rekenen Van den Brink en zijn mede-auteurs af met dat verfoeide negativisme.  

Samen met dertien onderzoekers van de Universiteit van Tilburg heeft Van den Brink drie jaar onderzoek gedaan naar de betekenis van geestelijke beginselen in Nederland. Het verslag van dit onderzoek verschijnt binnenkort. Inmiddels is al wel de publiekseditie (Eigentijds Idealisme) verschenen. Tijdens de overhandiging van het eerste exemplaar aan voormalig premier Ruud Lubbers liet Van den Brink weten dat het onderzoek megabytes aan informatie had opgeleverd. ‘Te veel dus om in tien minuten samen te vatten.’

De Tilburgse socioloog beperkte zich in zijn toespraak ter gelegenheid van de presentatie van het boek daarom tot drie opmerkingen. Zijn eerste opmerking betrof het algemene beeld van Nederland als een geseculariseerde samenleving.  ‘Nederland zou een samenleving zijn waarin religie, of meer in het algemeen geestelijke, spirituele en morele beginselen geen noemenswaardige rol meer spelen. In die moderne maatschappij zouden burgers slechts hun eigen belangen najagen en zich weinig herinneren van de vroegere inspiratiebronnen. Op grond van ons onderzoek hebben wij een heel ander beeld gekregen. De Nederlandse samenleving is weliswaar in sterke mate ontkerkelijkt, maar ze is niet geseculariseerd. Nederlanders jagen niet alleen hun eigen belang na, wat ze overigens heel goed doen, maar houden zich ook bezig met hogere beginselen. Sterker nog, het aantal beginselen is zelfs wonderbaarlijk vermenigvuldigd. Naast het klassieke hogere beginsel ofwel object van toewijding, God, bestaan er thans vele andere objecten van toewijding.’

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Meer werkende armen door ‘flexicuritymodel’

Er is een groep mensen in Nederland die hard moet werken en toch in armoede leeft, zonder perspectief op verbetering. Deze groep is werkzaam in zogeheten fuikbanen: ze kunnen geen fulltime werk vinden en combineren vaak verschillende parttime jobs, verdeeld over de week. Het flexicurtymodel komt hun niet ten goede, beweert journalist/schrijver Will Tinnemans

In zijn bijdrage van 19 oktober bepleit Paul Elhorst om het Deense ‘flexicuritymodel’ te gebruiken als leidraad voor de vormgeving van het toekomstige arbeidsmarktbeleid in Nederland. Bij dit model wil ik een paar kanttekeningen plaatsen.

Met de keuze voor een flexicuritymodel wordt werkzekerheid verkozen boven baanzekerheid. Het idee hierachter is: door het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om hun werknemers te ontslaan, nemen ze makkelijker mensen aan wanneer de markt erom vraagt. Met zo’n beleid zouden mensen over de hele linie vrijwel permanent aan het werk kunnen komen. Je hebt niet langer altijd een baan, maar wel altijd de mogelijkheid om te werken.

Denemarken kent al een vorm van flexicurity. Zijn er redenen voor Nederland om het Deense pad te volgen? We kennen hier, na Luxemburg, nog steeds de laagste werkloosheid van alle EU-landen – enkele procentpunten lager dan Denemarken – en de hoogste arbeidsparticipatie en -productiviteit. Natuurlijk is het belangrijk zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen – wie kan werken, is beter af met een baan – maar het flexicuritymodel is het ei van Columbus niet. De werkgevers worden uitstekend bediend met een soepeler ontslagrecht; voor de werknemers blijft vooralsnog het gebrek aan zekerheid bestaan. Een soepeler ontslagrecht kun je namelijk bij wet regelen, werkzekerheid niet.

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Fact free politics zijn zo slecht nog niet

De politiek mag niet opgeslokt worden door wetenschap en technologie, vond Max Weber. Dat leidt slechts tot depolitisering en technocratie. Een zekere scheiding tussen wetenschap en politiek is nodig, juist ook ter bescherming van de vrije politieke wilsvorming, stelt Hans Harbers, verbonden aan de Faculteit Wijsbegeerte, Universiteit Groningen.

Politiek bedrijven met voorbijgaan aan de feiten. Zomaar wat roepen – zonder enige kennis van zaken. Dat verwijt maakte Bill Clinton Sarah Palin en de Tea Party in een tv-optreden een jaar geleden. Sindsdien is fact free politics een scheldwoord geworden vanuit de gevestigde politiek richting nieuwe, meer populistische partijen. Zo ook in Nederland – met als hoogte/dieptepunt de discussie tussen Lilian Helder van de PVV enerzijds en Jeroen Recourt van de PvdA en Sharon Gesthuizen van de SP anderzijds over statistische gegevens inzake recidive (te zien op YouTube)– ook Dick Pels refereert daar op deze site aan.

Maar hoe terecht is dat verwijt eigenlijk? Moet de politiek aan de leiband van de feiten lopen? Of is dat juist de dood in de pot voor het vrije politieke spreken? Kortom, hier is de verhouding tussen feiten en waarden, tussen wetenschap en politiek, tussen waarheid en democratie in het geding.

Dwang van de feiten

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Rechts betichten van fact free politics is hypocriet

Links verwijt politici als Wilders ‘feitenvrije politiek’ te bedrijven. De populisten beroepen zich immers niet op wetenschappe-lijke feiten, maar op de meningen van ’gewone mensen’. Socioloog Dick Pels zet vraagtekens achter deze kritiek. De notie ‘feitenvrije politiek’ is misleidend.

De politieke soap rond Sarah Palin deed Bill Clinton in 2010 verzuchten: ‘We may be entering a fact free period in politics’. In Nederland hekelden politici en columnisten de ‘feitenloze politiek’ van het kabinet-Rutte. Rob Wijnberg signaleerde bij Wilders een totale politisering van het debat: ‘er zijn geen feiten meer, er is slechts politiek’.

Lak aan de feiten

Ook aan recente voorbeelden geen gebrek. Wie heeft niet het ontluisterende You Tubefilmpje van Lilian Helder gezien als ‘PVV-Miep’ die niets snapt van statistiek. VVD-staatssecretaris Fred Teeven suggereerde op basis van een wetenschappelijk onderzoek dat er onder ´de bevolking´ een breed draagvlak was voor verplichte minimumstraffen na recidive. Precies zoals Teeven al ‘in de tram’ hoorde. Helaas liet het rapport juist zien dat Nederlanders over de gewenste strafmaat en strafkeuze radicaal van mening verschilden. Taakstraffen bleken bijvoorbeeld verrassend populair te zijn.

Het lijkt vanzelfsprekend en is verleidelijk om het rechtse kabinet, met name de gedoogpartner PVV, neer te zetten als ‘fact free politics’. Tegenover een regering die zich niets aantrekt van cijfers en feiten en regeert op basis van de onderbuik, zou de linkse waarheid schitteren. Links zou – in tegenstelling tot rechts – wel de feiten respecteren en zich baseren op toetsbare, empirische kennis.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is er wel sprake van een armoedeval?

Bezuinigingen op de bijstand worden door minister Kamp gelegitimeerd met de armoedeval: omdat ze er financieel te weinig op vooruit gaan, zoeken mensen niet al te hard. Maar daarvoor is geen bewijs, betoogt de Rotterdamse onderzoeker Frans Moors. De armoedeval is een fantoom.

De armoedeval heeft zich langzamerhand ontwikkeld tot het fantoom van het armoedebeleid. Niemand heeft het ooit gezien, niemand weet of het werkelijk bestaat, maar iedereen praat er angstvallig over. En: hoewel er veel onderzoek is gedaan, is er op de meest basale vragen nog steeds geen duidelijk antwoord. Hoeveel mensen worden er daadwerkelijk getroffen door de armoedeval en vooral: in hoeverre speelt de armoedeval echt een rol in het zoekgedrag van uitkeringsgerechtigden? Toch worden bezuinigingen op de bijstand ermee gelegitimeerd, zo blijkt uit de Beleidsdoorlichting Inkomensbeleid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Eigenlijk heeft het armoedebeleid haar eigen monster gebaard. Toen het eerste paarse kabinet er voor het eerst werk van ging maken, kwam vrijwel meteen de vraag aan de orde in hoeverre extra financiële ondersteuning voor uitkeringsontvangers het accepteren van een baan onaantrekkelijker maakt. De overstap van uitkering naar werk betekent immers verlies of verlaging van extra inkomensondersteuning voor de lage inkomens, zoals de huurtoeslag, kinderopvangtoeslag of kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. In het slechtste geval kan het dan zijn dat de overstap naar werk niet meer inkomen oplevert, maar wel hogere uitgaven. Natuurlijk is dat onwenselijk. Maar betekent het ook dat een uitkeringsgerechtigde om die reden minder inspanningen verricht om aan het werk te komen? Dat is nog steeds onderwerp van discussie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Marokkaanse jongvolwassenen: status van autochtoon is onbereikbaar

De studies naar integratie zijn bijna niet meer te tellen. Maar zelden is er aandacht voor hoe etnische minderheden zelf over integratie denken. Gastredacteur Jurriaan Omlo, onderzoeker bij MOVISIE en promovendus aan de Universiteit van Amsterdam, interviewde een aantal Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen over hun ervaringen in de Nederlandse maatschappij. Juist de subtiele uitsluiting doet pijn.

Onderzoekers bepalen wat ertoe doet bij integratie. Voor het Sociaal en Cultureel Planbureau (2009) bijvoorbeeld moeten allochtonen omgaan met autochtonen en moeten ze Nederlandse moderne opvattingen overnemen. Maar hoe denken etnische minderheden daar zelf over? Om dat na te gaan heb ik diepte-interviews afgenomen onder 27 Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen (19-30 jaar). Het gaat om een groep die relatief succesvol is in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, en waarover veel minder bekend is dan over criminele en radicaliserende groepen.

Integratie moet van twee kanten komen
Opmerkelijk is dat deze Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen zeer eensgezind zijn over integratie, wat ze in de kern omschrijven als ‘meedoen’. Ze benadrukken ook de eigen verantwoordelijkheid van etnische minderheden daarin. Een passieve en afzijdige opstelling vinden zij onacceptabel en verschillende jongvolwassenen veroordelen dat. Zo merkt Farid op: ‘Als je een jaar of veertig bent en je  kinderen zitten hier op school en je vrouw woont hier, maar je zit negen van de twaalf maanden in Marokko onder een olijfboom te genieten van die bijstandsuitkering, ja dan pak je het verkeerd aan. Dan moet je opzouten.’

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onderwijsexpansie veroorzaakt nieuwe ongelijkheid

Ongelijkheid in het onderwijs blijft bestaan en wordt nog steeds doorgegeven aan de volgende generatie. Tegenwoordig is vooral de opleidingsrichting van ouders bepalend geworden voor de opleidingskeuze van hun kinderen. Gerbert Kraaykamp, Jochem Tolsma en Maarten Wolbers zijn sociologen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij betogen in deze gastbijdrage dat meer onderwijs niet meer gelijkheid brengt.

Steeds meer mensen zijn anno 2011 hoog opgeleid, ook de kinderen van laag opgeleide ouders. De opleidingskeuze van kinderen wordt steeds minder gestuurd door het opleidingsniveau van ouders. Maar de opleidingsrichting van de ouders is veel belangrijker geworden voor zowel de opleidingsrichting als het opleidingsniveau van hun kinderen. Zo is de kans dat kinderen van ouders met een juridische achtergrond ook een juridische opleiding kiezen twee keer zo groot dan een keuze voor een willekeurig andere opleiding. Bovendien volgen zonen van technisch opgeleide ouders tegenwoordig ruim anderhalf jaar meer scholing dan zonen van ouders in de zorg; voor dochters is dit verschil bijna een jaar.

Deze gegevens zijn afkomstig van de Familie-Enquête Nederlandse Bevolking, een grootschalig surveyonderzoek onder een representatieve groep Nederlanders dat elke vijf jaar wordt uitgevoerd door sociologen van de Radboud Universiteit. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens over onderwijsloopbanen en het gevolgde onderwijs van ouders van bijna negenduizend personen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Big Society of Big Brother?

Philip Blonds pleidooi voor een Big Society vindt in Nederland gretig aftrek. Het past in de beleidsplannen van het huidige kabinet: de geluksmachine gaat uit. Mensen moeten het weer zelf gaan doen. Waar de samenleving zijn eigen sores oplost, kan de minister president rustig gaan slapen. Maar de facto wantrouwt de overheid zijn burgers, stellen Albert Jan Kruiter en Eelke Blokker, oprichters van het Instituut voor Publieke Waarden.

Big Society-founder Phillip Blond vindt het liberalisme maar een ‘ideologie van niets’. Het conservatisme van Burke daarentegen is de rock bottom van zijn revitalisering-van-de-samenleving gedachte. Burke hield van het middenveld en het gezin. Ze boden bescherming en een alternatief voor de almaar groeiende overheid. Het liberalisme daarentegen beschermde slechts de vrijheid van het individu. Verder niets. En waar het individu op de troon komt te zitten, ontbindt de samenleving.

Een ideologie van niets dus. Blond constateert dan ook dat de samenleving feitelijk niet meer bestaat. Scheidingen scheurden gezinnen uit elkaar en het middenveld is gedomesticeerd door de ‘Labour’-overheid. Grootschalige bedrijven vernietigden, aangejaagd door de neoliberale Tories, de lokale buurtsuper en daarmee de gemeenschap. En waar middenveld en gezin verdwijnen, ligt er een open zenuw tussen overheid en individu. Meer government gaat dat niet oplossen. Maar meer markt ook niet. Dus moet de samenleving het zelf  doen. Na Big Government en Big Market is de Big Society aan de beurt. Blond in een notendop.

Vorige Volgende