Sociale Vraagstukken

290 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: TopSphere Media via Unsplash.

Vluchtelingenopvang is zaak van koopman én dominee

De Nederlandse economie piept en kraakt door personeelstekorten. Dat ons land desondanks nauwelijks beroep doet op asielmigranten is economisch en juridisch niet houdbaar, vinden migratiewetenschapper Tesseltje de Lange en Ricky van Oers.

Dinsdag 20 juni was de dag van de vluchteling. Een dag bij uitstek om gezamenlijk te reflecteren op de Nederlandse belangen, waarden, rechten en plichten voor de ontvangst van mensen op de vlucht. Al eeuwen reizen mensen naar Nederland, op vlucht voor geweld en onderdrukking, klimaatverandering en honger. Ooit zijn het misschien Nederlanders zelf die vluchten, voor het water bijvoorbeeld.

Nadenken over het verwelkomen van mensen vraagt dat we nadenken over hoe we zelf verwelkomd zouden willen worden. In het debat over de vraag van de opvang van gevluchte mensen herkennen wij drie perspectieven: dat van de koopman, de dominee, en de rechter.

De koopman

In april 2023 lagen er ruim 18 duizend aanvragen van mensen die om bescherming vragen langer dan de wettelijke termijn van zes maanden te wachten op een beslissing. Hoewel al deze mensen mogen werken, wordt voor slechts 4 procent van hen een werk vergunning aangevraagd.  Dit terwijl ons land kampt met een enorme krapte op de arbeidsmarkt.

De koopman in eenieder van ons vraagt zich af waarom niet meer asielzoekers werken. Zijn ze lui? Neen. Ze werken niet omdat hun recht om te werken in de praktijk grotendeels tenietgedaan wordt door wettelijke, administratieve en praktische belemmeringen. De werkgever moet een omslachtige vergunningsprocedure doorlopen, IND en UWV moeten instemmen, de gemeente moet een burgerservicenummer afgeven, en net als alles rond is wordt de bijna werknemer verhuisd naar een ander azc.

Foto: daisy.images (cc)

Soepelere bijstand brengt meer gezondheid, participatie en vertrouwen

ONDERZOEK - Het strenge bijstandsregime leidt niet tot meer uitstroom naar werk. Soepelere regels doen dat evenmin, maar zorgen wel voor meer gezondheid, participatie en politiek vertrouwen, blijkt uit promotieonderzoek van János Betkó. Vooral voor de meest kwetsbaren.

Tussen 2017 en 2020 werd in Nijmegen een bijstandsexperiment gehouden. Ik verdedigde er recent mijn proefschrift over. In dit gerandomiseerde experiment werden bijstandsgerechtigden gevolgd in zowel het reguliere regime van de Participatiewet als in twee alternatieve, wat ruimhartigere regimes. Deze alternatieven waren meer onvoorwaardelijk van aard en gaven deelnemers meer ruimte, door het verregaand versoepelen van de re-integratieregels en de mogelijkheid meer bij te verdienen naast de uitkering.

Dergelijke experimenten vonden ook plaats in vijf andere gemeenten.[1] De resultaten ervan zijn in meerdere rapporten en artikelen beschreven, onder andere op Sociale Vraagstukken. Belangrijke conclusie uit alle experimenten was dat er qua uitstroom uit de uitkering naar werk weinig verschil is tussen de reguliere en de experimentele aanpakken.

De huidige aanpak, met alle dwang, verplichtingen en boetes, blijkt het in dat opzicht dus niet beter te doen dan een meer onvoorwaardelijke aanpak, gebaseerd op meer vertrouwen in en autonomie voor mensen in de bijstand.

Alternatieve regimes voor subgroepen beter

Foto: Boulevard Zuid Rotterdam, eigen foto Jan Rath, via Sociale Vraagstukken.

Verheffing van de volkse winkelstraat: commerciële gentrificering?

Hoogleraar Jan Rath laat in zijn afscheidsrede op 13 april zijn licht schijnen op gentrificering van volkswijken, met name in Rotterdam Zuid. Ruim baan voor middenklassen? Voor volkse ondernemers? Volgens Rath is de werkelijkheid niet zwart of wit.

Een van de onderwerpen die hoog op de politieke agenda staan, is volkshuisvesting. Veel sociale huurwoningen zijn verdwenen en vervangen door duurdere woningen voor de middenklassers. Dit proces dat in veel buurten plaatsvindt, is gekend als residentiële gentrificering.

De winkelstraten in diezelfde buurten bewegen vaak mee: commerciële gentrificering. We zien dan dat winkels en bedrijfjes aan de onderkant van de markt langzaam maar zeker plaatsmaken voor meer gestileerde, hippere en duurdere zaken zoals koffiebars, vegetarische restaurants, en concept stores. Deze spreken evident een ander publiek aan, dragen bij aan waardevermeerdering van de panden en de straten, en werpen aldus barrières op voor ‘gewonere’ en minder hippe ondernemingen.

Een en ander is deels terug te voeren op de komst van ‘anderen’ met ‘andere’ smaken, ‘andere’ voorkeuren en meer koopkracht, maar deels ook op de interventies van stadsplanners, ontwikkelaars en andere partijen. Zij grijpen welbewust in, en met stevige maatregelen, wat gunstig uitpakt voor vintage stores, maar ten koste gaat van Kapsalon Mehmet.

Foto: Tyler Hewitt (cc)

Empirische onderbouwing genegeerd in neoliberale wetgeving

ANALYSE - De neoliberale wetgeving van de afgelopen decennia bevoordeelt vooral sterke, onafhankelijke burgers, ten koste van de kwetsbaren. Dat concludeert hoogleraar Marijke Malsch bij nadere beschouwing van de empirische onderbouwing van diverse wetten en beleid.

Bij sommige wetten is het probleem waarop zij gericht zijn duidelijk en ligt ook de oplossing voor de hand. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het rookverbod in cafés en de dodehoekspiegels bij vrachtwagens. Doelen en beoogde effecten van deze wetten zijn behoorlijk helder en zijn via empirisch onderzoek relatief eenvoudig vast te stellen. Maar er zijn ook wetten die veel gecompliceerder zijn en waarbij ook normatieve en rechtspolitieke vraagstukken een rol spelen.

Wetten maak je niet zomaar. Een wet is een ingrijpend middel. In de Aanwijzingen voor de regelgeving staat dat eerst andere maatregelen moeten worden geprobeerd.[1] En het Integraal toetsingskader beleid en regelgeving stelt dat een goede onderbouwing van wetsvoorstellen nodig is.[2] Als er empirisch onderzoek beschikbaar is dat relevant is voor een nieuwe wet, dan zou dat dus in een wetgevingstraject moeten worden betrokken.[3] De kans is dan groter dat de wet ‘werkt’ en geen of minder ongewenste neveneffecten heeft.

In dit artikel analyseer ik achtereenvolgens wetgeving en beleid over mensenhandel en prostitutie, over het spreekrecht voor slachtoffers en over het afbouwen van de ‘instituutszorg’.[4]

Foto: Ivan Radic (cc)

We moeten het meer hebben over datasolidariteit

DATA - Het debat over het delen van persoonsgegevens gaat al te vaak over privacy, menen Daniel Kapitan en Egge van der Poel. Volgens de twee docenten/adviseurs moeten we het meer hebben over de maatschappelijke waarde van data delen, over datasolidariteit.

Privacy domineert nog steeds het debat rondom het delen en hergebruik van persoonsgegevens, zoals blijkt uit de discussie rondom het verstrekken van vaccinatiegegevens door het RIVM aan het CBS. Maar privacy is het probleem niet.

Maxim Februari schreef tijdens de eerste lockdown al dat het een ‘gruwelijk misverstand’ is om te denken dat databescherming om privacy van een individu gaat. Het gaat niet om een afweging tussen het private belang van privacy en het maatschappelijke belang van – in het geval van COVID – een draaiende economie en een gezonde bevolking.

Betrouwbaar data (her)gebruiken

Het echte vraagstuk is dat wij als maatschappij zoeken naar een betrouwbare en eerlijke manier om data te gebruiken en hergebruiken als collectief goed. Op Europees niveau wordt gewerkt aan wetgeving die zulk hergebruik van data mogelijk moet maken. Het feit dat de lopende consultatie duizenden pagina’s aan reacties heeft opgeleverd, geeft de complexiteit van het vraagstuk weer. Wel lijkt er consensus te zijn dat geen enkele organisatie, publiek noch privaat, een te grote vinger in de pap zou moeten hebben. Er moet steeds balance of power blijven om misstanden te voorkomen.

Foto: Foto door Andrea Piacquadio, via Pexels.

We moeten elkaar gewoon weer vertrouwen

ESSAY - van Roeland van Geuns

Chronisch wantrouwen en steeds grotere bestaansonzekerheid zorgen voor maatschappelijke onrust. Die kan alleen worden beteugeld als we afscheid nemen van het perverse mensbeeld dat ons denken vijftig jaar domineerde, schrijft Roeland van Geuns bij zijn afscheid als lector Armoede Interventies.

De afgelopen halve eeuw is het goed misgegaan met het vertrouwen van de overheid in haar burgers. We staan nu op een kantelpunt. Of de overheid neemt afscheid van haar geïnstitutionaliseerde wantrouwen, of de vertrouwenskloof tussen overheid en burger wordt onoverbrugbaar. Een vergelijkbare uitdaging ligt er bij de bestaanszekerheid. We kunnen kiezen voor een verder afglijden richting Amerikaanse verhoudingen, of we kunnen daadwerkelijk invulling geven aan de grondwettelijke garantie op bestaanszekerheid.

Vertrouwen en bestaanszekerheid

Vertrouwen is het geloof dat je op iemand kunt rekenen. Het is daarmee een relationeel concept. Als instanties mensen vertrouwen, zal hun relatie soepeler zijn. Slaat vertrouwen om in wantrouwen, dan worden goede bedoelingen in twijfel getrokken en overheerst de achterdocht. Deze houding richting burgers wordt uiteindelijk wederkerig en heeft een zeer negatief effect op de bestaanszekerheid van mensen.

Bestaanszekerheid kent twee aspecten. Het eerste is de hoogte van het inkomen en sluit aan bij de beschrijving van het basisbehoeftenbudget van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP): het inkomen dat nodig is voor het dekken van de minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare, basale zaken als voedsel, kleding, wonen noodzakelijke verzekeringen en persoonlijke verzorging.

Foto: Het Wereldvenster Boekomslag Polarisatie in Nederland, redactie Paul Dekker. UItgeverij copyright ok. Gecheckt 18-10-2022

Politieke polarisatie is in Nederland geen overheersende trend

22 wetenschappers hebben hun inzichten over politieke polarisatie in Nederland gebundeld in een boek. Eén van hen, hoogleraar Paul Dekker, licht toe.

Oplopende tegenstellingen, dreigende tweedelingen, groeiende onenigheid, toenemend extremisme en verruwing en verharding in politiek en samenleving: Nederlanders maken zich er al langer grote zorgen over. Het paraplubegrip voor hun zorgen is al een tijdje polarisatie.

Heb je dat woord eenmaal opgepikt, dan zie je er ook steeds meer voorbeelden van. Van spanningen in je directe omgeving tot grote voorbeelden van demonstraties. Van voor- en tegenstanders van Zwarte Piet via conflicten over stikstof- en coronabeleid tot ontsporende Kamerdebatten. Maar heeft het wel zin om hier overal het polarisatie-etiket op te plakken en hoe reëel is de impliciete aanname dat er een brede maatschappelijke polarisatietrend onder stroomt?

In de gisteren verschenen bundel Politieke polarisatie in Nederland bieden 22 politicologen, sociologen en andere wetenschappers inzichten uit onderzoek om hier antwoord op te geven, zorgelijke ontwikkelingen te onderscheiden van spookbeelden, en remedies te bezien voor zorgelijke polarisatie.

Soorten polarisatie

Politieke polarisatie gaat over vergroting van tegenstellingen. Die kan intentioneel zijn – een politicus die polariseert om een keuze scherper neer te zetten of afstand te nemen tot een tegenstander – of iets wat mensen overkomt: ze drijven uit elkaar of worden naar extremere standpunten gedreven. Dit speelt bij individuen en binnen en tussen groepen en organisaties.

Foto: Foto Fethi Benattallah via Unsplash.

Syriërs: moeite om plek als man te vinden

ACHTERGROND - Jonge Syrische mannelijke vluchtelingen en hun opvattingen over gender- en partnerrollen worden vaak als problematisch, gevaarlijk en onwenselijk beschouwd. Ze zouden afbreuk doen aan de Nederlandse identiteit. Rik Huizinga ontkracht in zijn proefschrift dit negatieve beeld.

Aan mannelijke vluchtelingen afkomstig uit islamitische landen worden vaak mannelijkheidsvormen toebedeeld die haaks zouden staan op denkbeeldige genderrollen en -relaties in Nederland. In sociaal-maatschappelijke debatten lijkt hun genderidentiteit aan de ene kant onverenigbaar met kwetsbaarheid, maar ook wordt betwijfeld of zij tot verandering in staat zijn. Sterker nog, hun veronderstelde mannelijkheid wordt regelmatig geassocieerd met gewelddadigheid en gevaar, en wordt daarom als ongewenst gezien.

Deze mannen worden dikwijls geportretteerd als gelukzoekers, verkrachters of terroristen. Hierdoor wordt het beeld in stand gehouden dat zij een bedreiging voor de Nederlandse samenleving vormen. Dit beeld bepaalt deels wie zij hier kunnen zijn en beperkt de mate waarin zij zelf hun alledaagse leven kunnen organiseren.

Zoektocht naar thuisgevoel

Ik wilde graag begrijpen hoe zij in deze veelal ‘vijandige’ omgeving gevoelens van thuis en verbondenheid proberen te ontwikkelen. Daarvoor interviewde ik 42 Syrische mannelijke vluchtelingen in Noord-Nederland. Uit deze gesprekken blijkt dat wanneer zekerheden en routines abrupt wegvallen, het lastiger is om je ergens thuis en op je plek te voelen. Veel mannen waren op zoek naar herkenning, rust, comfort en veiligheid. Maar dit bleek tegelijkertijd erg moeilijk te vinden.

Foto: Foto Tyler Nix via Unsplash.com

Actief burgerschap biedt uitweg uit asielcrisis

De grote ophef in Albergen rondom de vestiging van een opvang van asielzoekers en de mensonwaardige omstandigheden in Ter Apel zijn evenzoveel kenmerken van een overheidsbeleid dat al decennialang ernstig tekortschiet. Ervaringen in het buitenland en van betrokken burgers leren dat het echt beter kan, zegt Sascha Pimentel van mensenrechtenorganisatie Justice & Peace.

De Nederlandse ontvangst van vluchtelingen heeft een Januskop: tegenover lokale welkomstacties en initiatieven staat een berekenend en onbewogen overheidsbeleid. Groningse ondernemers haalden onlangs via een inzamelingsactie €12.500 op om opgooitentjes voor de mensen buiten de hekken van Ter Apel te kopen. ‘We mengen ons niet met de politiek, maar mensen moeten niet buiten slapen’, zei Willem Straat, een van de ondernemers.

Betrokken burger, onbereikbare overheid

Boa’s en politie namen de opgooitentjes overigens haastig in beslag waardoor vluchtelingen ’s nachts alsnog en opnieuw in het natte gras lagen. Het is een gebeurtenis die zich steeds herhaalt: als burgers in het gat springen dat de overheid laat vallen willen de beleidsmakers daar niets van weten.

Bij de vluchtelingen die voortkwamen uit de crises in Syrië, Afghanistan en Oekraïne reageerden burgers veel alerter en adequater dan de overheid.  Zij stelden hun huizen open, zamelden spullen in, en hielpen nieuwkomers met de taal of met praktische zaken. De Taalmaatjes, gastgezinnen en vrijwilligers laten steeds zien dat mensen elkaar gewoon willen en kunnen opvangen. Voor de overheid is dat echter geen aanleiding om de burgerlijke betrokkenheid aan te moedigen of te ondersteunen, zelfs niet als de centrale opvang van vluchtelingen dramatisch tekortschiet en de procedures eindeloos voortslepen en ontmenselijken. ‘Het is dweilen met de kraan open, maar we moeten harder dweilen’, zei de staatssecretaris Asiel en Migratie Eric van der Burg, toen vorige maand de mogelijkheden voor asielopvang op zee werden onderzocht.

Foto: Mike Andrews (cc)

Manoeuvreren tussen pandemie en oorlog vereist democratische stuurmanskunst

ANALYSE - We waren de coronacrisis nauwelijks te boven, of de Oekraïnecrisis verscheen. Om die megacrises, en ‘kleinere’ noodsituaties, de baas te kunnen, wil de overheid daadkrachtig kunnen optreden. Daarmee zet ze de democratie echter op het spel, waarschuwt bestuurskundige Joram Feitsma.

Opvallend vloeiend lijkt de Nederlandse samenleving van de ene megacrisis in de andere overgegaan: van pandemie naar oorlog, en daartussen ogenschijnlijk-net-iets-minder-acute crises rondom wonen, biodiversiteit en klimaatopwarming. Er lijkt geen ontkomen meer aan: ook Rutte-IV wordt een crisiskabinet.

Elke crisis is anders en heeft een eigen dynamiek. Zo was de coronacrisis primair een volksgezondheidskwestie die al gauw een economische ondertoon kreeg. In de strijd om Oekraïne staan bovenal nationale soevereiniteit en veiligheid op het spel, en inmiddels ook de energiezekerheid.

Omtrent corona zijn allerhande experts bezig met het identificeren van nieuwe virusvarianten en het anticiperen op nieuwe coronapieken. Nucleaire dreiging laat zich een stuk minder gemakkelijk wetenschappelijk modelleren. Hoewel het vrij logisch is dat een mondiale verspreiding van een virus anders doorwerkt in beleid en samenleving dan een escalatie van een internationaal militair conflict, is dit gegeven misschien toch gebaat bij nadere reflectie.

Technocratische insteek coronacrisis

Een elementair contrast is zichtbaar in de mate waarin de crises stuurbaar worden geacht. Opvallend was hoe snel de bestuurlijke aanpak van de coronacrisis haast als vanzelfsprekend een technocratische insteek kreeg. Ofwel, wetenschappelijke expertise werd leidend in het bepalen van de bestuurlijke koers.

Foto: Foto Engin Akyurt portrait of an angry man, via unsplash.

Twintig jaar onderzoek naar de boze burger

ONDERZOEK - Na de moord op Pim Fortuyn, twintig jaar geleden, kregen we te maken met een nieuw fenomeen: de boze burgers. Jelle van der Meer en Marcel Ham plozen uit hoe de wetenschap al die jaren dacht over boze burgers.

De moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002 bracht het land in shock. Maar achteraf gezien, heeft het enorme electorale succes van Fortuyn en zijn partij LPF een veel grotere impact gehad op politiek en samenleving. Een slagveld was het, in zetels. Niet voor niks heette dit al snel ‘de opstand’ en ‘de revolte’; daaruit sprak schrik en angst. Het had grote indruk gemaakt dat op de avond van de moord een woedende menigte Fortuyn-aanhangers aan de poorten van het Binnenhof stond te rammelen.

Het beeld van ‘boze burgers’ was geboren. De analyses en onderzoeken kwamen onmiddellijk op gang en zijn sindsdien niet meer gestopt. Wie zijn zij, wat willen zij? Zijn ze wel boos? We zetten twintig jaar onderzoek op een rijtje. En beginnen bij het begin.

Acht jaar paarse coalitie

Een revolte lag rond de eeuwwisseling niet in het verschiet. Na acht jaar paarse coalitie (VVD, PvdA en D66) stonden de economische indicatoren op zonneschijn. Als die opstand er dan opeens toch is, staan columnisten en opiniemakers onmiddellijk met hun duidingen klaar.

Foto: Foto Karolina Grabowska via Pexels

Ook bij ‘ons soort mensen’ komt huiselijk geweld voor

Het heersende beeld is dat huiselijk geweld vooral onder sociaaleconomisch zwakkeren voorkomt. Grensoverschrijdend gedrag manifesteert zich echter evenzeer onder ‘ons soort mensen’, de hoogopgeleiden en beter gesitueerden. Onderzoekers Janine Janssen en Suzanne Bouma vinden dat we onze ogen moeten openen voor het geweld dat ook bij deze mensen achter de voordeur plaatsvindt.

Het ‘gewone volk’ wordt ook wel het ‘gemene volk’ genoemd. Het enigszins ouderwetse ‘gemene’ kan uitgelegd worden als niet bijzonder of alledaags, maar ook als ordinair en slecht. Wij merken dat hoogopgeleiden meestal kiezen voor de laatste uitleg. Zij plaatsen het gemene volk niet zelden buiten zichzelf en verbinden het aan mensen met een zwakke sociaaleconomische positie.

Hoewel de gemiddelde lezer ongetwijfeld bekend is met een begrip als ‘witteboordencriminaliteit’ bestaat toch een sterke neiging om veel veiligheidsvraagstukken met dat ‘gemene volk’ in verband te brengen. Voor een deel gaan wij daarin mee. We vinden echter dat we in het geval van huiselijk geweld de ogen niet mogen sluiten voor de ellende die zich ook achter de voordeuren van hoogopgeleiden en andere beter gesitueerden afspeelt.

Sociaaleconomische positie en partnergeweld

Die associatie tussen onveiligheid en een zwakkere sociaaleconomische positie is op zich niet zo vreemd. Bij de analyse van het helaas veel voorkomende geweld tegen vrouwen wordt vaak in stelling gebracht dat vrouwen financieel meer afhankelijk zijn dan mannen.

Vorige Volgende