Sociale Vraagstukken

293 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Anika Nui, Waikoloa (cc)

Overheid kán burgers niet beschermen op het Internet

OPINIE - Politici pretenderen dat ze onze vrijheid, eigendommen en veiligheid kunnen beschermen. Dat lukt ze misschien heel aardig in de fysieke wereld, maar online absoluut niet. De burger moet zelf het heft in handen nemen, stelt IT-jurist Kees de Vey Mestdagh. Dit stuk verscheen eerder op Sociale Vraagstukken.

Over minder dan vier jaar maakt de Interneteconomie in de EU naar verwachting gemiddeld 5,7 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) uit, en is de waarde ervan twee keer zo groot als de economie van Griekenland nu. In sommige landen zoals Engeland loopt de waarde van de Interneteconomie waarschijnlijk op tot ruim 10 procent van het BBP. Online valt veel geld te verdienen, óók door de overheid via belastingheffing. Alle reden om in gejuich los te barsten dus, of misschien niet?

Digitale wereld heeft geen baas

Alvorens te gaan jubelen, dienen overheden zich te realiseren dat ze geen baas zijn in de digitale samenleving en haar niet op traditionele wijze kunnen besturen, door wetten en regels uit te vaardigen. En misschien nog wel belangrijker: ze kunnen er evenmin de vrijheid, eigendommen en veiligheid van hun burgers garanderen.

Om met het eerste te beginnen: de vrijheid van gebruikers van het Internet wordt niet tot nauwelijks beschermd door de afspraken die overheden in internationale verdragen hebben vastgelegd. Het recht op vrije informatiegaring, de vrijheid van meningsuiting en de privacy van miljarden Internetgebruikers worden daardoor voortdurend met voeten getreden en de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben geen effectieve juridische middelen om dat te voorkomen. Recente voorstellen voor wetgeving gericht op verbetering van deze situatie zoals de Global Online Freedom Act (GOFA) in de VS zullen weinig effect sorteren. Dat komt doordat economische belangen de boventoon voeren en zorgvuldig van de promotie van vrijheidsrechten zijn gescheiden.

Foto: dilip ... (cc)

Andere blik op ouder worden

ACHTERGROND - Veel ouderen zijn actief als mantelzorgers, vrijwilligers of in loondienst. Is de keuze om na het pensioen te blijven werken nu nog vrijblijvend, straks is het een maatschappelijke plicht. Maar die ommekeer veronderstelt wel een andere blik op ouder worden.

Als de pensioenleeftijd binnenkort omhoog gaat, staat het ook wettelijk vast dat iedereen langer moét doorwerken. De vraag is tot hoe lang: wanneer ben je te oud om te werken? Die vraag is niet eenvoudig beantwoorden. Ouder worden kent namelijk verschillende dimensies. De chronologische dimensie is de eenvoudigste, en verwijst naar de datum waarop iemand is geboren en de sindsdien verstreken tijd. De functionele dimensie is al wat complexer en verwijst naar iemands lichamelijk en cognitief functioneren.

In algemene zin hangen de functionele en chronologische dimensies met elkaar samen: de kans op lichamelijke beperkingen en verminderd cognitief functioneren neemt gewoonlijk toe met de jaren. Een nuancering is hier op zijn plaats want de mate waarin dat gebeurt, verschilt per individu. De een heeft bijvoorbeeld een sterker lichaam dan de ander. Iemands functioneren is bovendien mede afhankelijk van zijn zelfbeeld en gevoeligheid voor maatschappelijke stereotypering. De financiële mogelijkheden en grootte van het sociale netwerk maken hierbij een groot verschil. Wie een gering sociaal kapitaal bezit, gedraagt zich meer naar het stereotype beeld van de oude man of vrouw.

Foto: Steve Snodgrass (cc)

Overheid moet niet pamperen

ANALYSE - Hoe kun je als overheid een gezonde leefstijl voor burgers vanzelfsprekend en plezierig maken? Door ze te pamperen, aan hun lot over te laten of door een wondermiddel in te zetten? Beter is: laat samenleving en individu beiden hun verantwoordelijkheid nemen.

Nudging wordt geregeld als panacee beschouwd om gedrag te beïnvloeden: je hoeft maar een paar dingen in de omgeving van consumenten aan te passen en het komt bijna vanzelf goed. Vooral maatregelen in de trant van gezonde gerechten op de voorkant van de menukaart van het restaurant of gezonde producten op ooghoogte in de schappen van de supermarkt, zouden consumenten er als vanzelf toe verleiden om geen vette, zoete en dikmakende voedingswaren te kopen of te eten.

Maar dat is te simpel. Net als de ideeën die mensen zouden moeten stimuleren om meer te bewegen. Voorstellen om een trap middenin een gebouw te plaatsen en de liften naar de donkere hoeken te verbannen, lijken aardig, maar gaan voorbij aan de vraag wie bepaalt hoe een gebouw wordt ontworpen. In de regel zijn dat geen sociaal wetenschappers of voedingsdeskundigen.

Nudging kan mensen helpen om ze te stimuleren om gezondere keuzes te maken. Maar daarnaast mogen mensen wel op hun eigen verantwoordelijkheid worden aangesproken. Daarbij moet ook de overheid zelf een gezonde leefstijl bevorderen.

Foto: Tom & Katrien (cc)

Pleidooi voor het aardse rechtvaardigheidsdenken

OPINIE - In de academische filosofie geldt: hoe abstracter en theoretischer de analyse, hoe hoger het aanzien van de filosoof. Hoogleraar Ingrid Robeyns pleit voor een meer aardse filosofie. Om te beginnen: het huidige bevallingsverlof is onrechtvaardig naar vaders en paternalistisch naar moeders.

Rechtvaardigheid is zonder meer één van de kernwaarden van elke democratische samenleving. In de ethiek en politieke filosofie heeft het rechtvaardigheidsdenken een grote vlucht genomen nadat in 1971 John Rawls zijn boek A Theory of Justice publiceerde. Maar een van de grote discussiepunten is de vraag in hoeverre deze filosofie in staat is bij te dragen aan het analyseren van concrete onrechtvaardigheden in onze wereld.

Er zijn verschillende redenen die aan die zorg ten gronde liggen. PTen eerste ontwikkelt de Rawlsiaanse rechtvaardigheidsfilosofie meestal analyses van de perfect rechtvaardige samenleving – een utopie dus.

Ten tweede worden in de rechtvaardigheidsfilosofie veelvuldig gebruik gemaakt van gedachtenexperimenten, hypothetische situaties, en wat dies meer zij. Dat roept de vraag op of die methodes en denkconstructen ons echt inzicht geven in de bestaande wereld.

En ten slotte worden vaak vereenvoudigende aannames gemaakt om het analytisch kader beheersbaar te houden – het equivalent van modellen in de sociale wetenschappen. Bijvoorbeeld: in rechtvaardigheidsmodellen wordt verondersteld dat mensen niet bevooroordeeld zijn (bijvoorbeeld racistisch of seksistisch), en hun preferenties ‘authentiek’ zijn (niet beïnvloed door hun sociale klasse). Dat is natuurlijk een naïeve en onrealistische aanname, die vragen oproept over hoe zo’n model vertaald kan worden naar de praktijk.

Foto: Marco Derksen (cc)

Bemoeizorg werkt

ACHTERGROND - Duizenden mensen leven in zorgwekkende omstandigheden, maar krijgen geen ondersteuning omdat ze elke vorm van zorg vermijden. Bemoeizorgteams proberen dat te veranderen. Zij zoeken mensen op en bieden actief hun hulp aan, maar werkt het ook?

Hij is een bekende verschijning voor degene die ‘s ochtends wel eens door het stadspark van een grote stad fietst: de verwarde, wat vermagerde man die je schuchter vanonder een dekzeil aankijkt, met argwanende ogen en een hoofd vol geklitte haren. En veel mensen kennen in eigen stad of dorp wel een buurtgenoot, waar het onkruid in de voortuin tot aan de eerste verdieping reikt en de lege kratten pils, een winkelwagen en een fiets, zonder voorwiel, op de betegeling door elkaar op de grond liggen. Maar wat weten we eigenlijk van deze mensen? Waarom leven zij in vaak kommervolle omstandigheden en zouden ze het op prijs stellen als je ze hulp aanbiedt? De bemoeizorg meent van wel.

Bemoeizorg helpt!

Al ruim twintig jaar bestaan er in Nederland bemoeizorgprogramma’s voor mensen die ondanks hun beroerde levensomstandigheden geen contact hebben met de reguliere hulpverlening zoals de geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg of het maatschappelijk werk. In deze programma’s worden cliënten opgezocht door bemoeizorgers nadat er een melding is gedaan door bijvoorbeeld familie, buren of woningbouw. Bemoeizorgers verlenen vervolgens laagdrempelige, praktische hulp in de eigen leefomgeving van cliënten. Met als doel hen na een aantal maanden door te kunnen verwijzen naar reguliere voorzieningen.

Foto: Tom & Katrien (cc)

Verwachtingen marktwerking niet waargemaakt

ACHTERGROND - Bijna dertig jaar geleden heeft het kabinet Lubbers I de marktwerking in de openbare dienstverlening geïntroduceerd. Onderzoek naar privatisering, verzelfstandiging en marktprikkels in de ouderenzorg en het hoger onderwijs wijst uit dat de verwachtingen nog niet zijn waargemaakt, schrijft onderzoeker Anna de Zeeuw.

Bij de introductie van marktwerking leefden er bij politiek en dienstverleners hoge verwachtingen. Marktwerking zou ten goede komen aan een groter kostenbewustzijn, productinnovatie, en meer keuzevrijheid. En inderdaad, de ouderenzorg en het hoger onderwijs gingen ‘bedrijfsmatiger’ werken, al bleef de overheid, ondanks het proces van privatisering en verzelfstandiging, een stevig stempel op de sectoren drukken.

Fusies en protocollen

Wat uit mijn onderzoek naar percepties van marktwerking en kwaliteit in de periode 1982-2008 sterk naar voren komt, is dat de (landelijke) overheid de ouderenzorg en het hoger onderwijs vooral is gaan sturen via strakke protocollen en processen. Dat doet ze als opdrachtgever en financier vooraf en als kwaliteitsinspecteur achteraf. De overheid wil hoe dan ook controle houden op de dienstverlening en de kwaliteit ervan. Wat daarbij meespeelde was de publieke verontwaardiging over managers die vooral goed voor zichzelf (en hun salaris) zouden zorgen.

Een tweede opvallende ontwikkeling in de ouderenzorg en het hoger onderwijs is dat er door de marktwerking een proces op gang is gekomen van fusie en concentratie. Het aantal maatschappelijke dienstverleners nam af en als gevolg daarvan groeide de omvang van de instellingen fors. En deze dienstverlenende ‘molochs’ begonnen zich voornamelijk te richten op rendement en protocollen: in het hoger onderwijs hanteert men bijvoorbeeld de termen ‘studierendement’, ‘doorstroomsnelheid’ en bindende accreditatiekaders.

Foto: Simon Cockell (cc)

Overheidssturing in een netwerksamenleving

ACHTERGROND - Hoe kan de overheid in de huidige netwerksamenleving beleid maken dat werkt? Door te kiezen voor netwerksturing, zou je zeggen. Maar de spanning die dan ontstaat met hiërarchische sturing laat zich niet eenvoudig oplossen. Hoe valt het best met die spanning om te gaan, vragen Mark van Twist en Martijn van der Steen van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur zich af.

De hedendaagse samenleving kenmerkt zich door maatschappelijke arrangementen die de vorm hebben van verbonden netwerken. Filosoof Gilles Deleuze spreekt in dit verband over een rizoom: ‘een niet-hiërarchisch en niet-betekenisdragend systeem dat uitsluitend wordt bepaald door een circulatie van toestanden, zonder Generaal, zonder een organiserend geheugen of centrale automaat.’ Voorbeeld bij uitstek is het internet – geen centrum, geen centrale leiding, geen overzicht, geen afbakening en geen eenduidigheid.

In de beleidstaal van de de overheid is de omgang met het maatschappelijk rizoom enigszins misleidend ‘vermaatschappelijking’ gaan heten; alsof het een beleidskeuze betreft die van overheidswege maakbaar is. In de praktijk is vermaatschappelijking, in de zin van burgers en bedrijven of instellingen die ruimte claimen in het publieke domein, publieke taken ter hand nemen en publieke verantwoordelijkheden naar zich toe trekken, geen beleidsoptie of overheidskeuze, maar iets wat die maatschappelijke partijen vanzelf doen – deels daartoe uitgelokt door beleidsmakers, maar zeker ook deels ongestuurd en ongevraagd, op eigen initiatief en ingegeven door eigen ambities.

Foto: Amber Case (cc)

Zorgrobots, maar geen botte zorg

ACHTERGROND - Robots worden steeds slimmer en gevoeliger. Ze kunnen bestaande zorg dan ook goed aanvullen, zegt Matthijs Pontier, postdoc aan de Vrije Universiteit en betrokken bij het SELEMCA-project.

Voor industriële en huishoudelijke taken, zoals auto’s monteren, stofzuigen of grasmaaien, zetten we in toenemende mate robots in. In Nevada mogen sinds een jaar de eerste robot-auto’s zonder bestuurder de weg op. Door samen een treintje te vormen passen er 273% meer auto’s op hetzelfde wegdek. Auto’s die zo ook nog eens veel zuiniger rijden.

Ook in de zorg kunnen robots ingezet worden. Een succesvol voorbeeld is Paro, een zachte witharige knuffelrobot voor ouderen met dementie. Uit onderzoek blijkt dat deze aaibare robots veel positieve effecten hebben op het welzijn van deze ouderen. Ook worden AIBO robothondjes ingezet om eenzaamheid te voorkomen bij ouderen in verzorgingstehuizen. Dit blijkt net zo effectief te zijn als het inzetten van een echte hond. Verder worden robots ingezet om emotie-training geven aan kinderen met autisme. Robots gedragen zich, vergeleken met mensen, behoorlijk voorspelbaar. Een robot is hierdoor een relatief veilige interactiepartner.

Niet iedereen is enthousiast over het inzetten van robots in de zorg. Demente ouderen zouden gefopt worden door ze te laten interacteren met een robot, terwijl ze niet meer in staat zijn om te zien dat het om een robot gaat. Maar is het werkelijk zo erg is dat demente ouderen niet snappen dat Paro geen levend wezen is, als ze wel gelukkiger worden door het knuffelen met de namaak babyzeehond?

Foto: Labour Youth (cc)

Jongeren vaker werkloos door ontslagbescherming

ACHTERGROND - Jongeren zijn de dupe van een strikte ontslagregelgeving. Ze zijn vaker werkloos dan zittende oudere werknemers. Arbeidsmarktflexibilisering leidt mogelijk tot een verloren generatie. Sociale compensatie – denk aan meer kinderbijslag voor jonge ouders – is op zijn plaats, beargumenteren sociologen Maarten Wolbers, Marloes de Lange en Maurice Gesthuizen.

Jongeren hebben minder kansen op een baan in landen met een strikte werkgelegenheidsbeschermende wet- en regelgeving, zoals een weinig soepel ontslagrecht. Vooral middelbaar en hoger opgeleide jongeren ondervinden daar nadelen van. Het arbeidsmarktsegment waarin zij terechtkomen is over het algemeen meer gereguleerd (bijvoorbeeld via CAO’s) en hun ontslagkosten zijn hoger.

Dit blijkt uit de voorlopige resultaten van ons lopende onderzoek naar de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt in 29 voornamelijk Europese landen. Dat een strikte ontslagregelgeving negatieve gevolgen heeft voor de intrede van jongeren op de arbeidsmarkt is al eerder aangetoond, maar niet op zo’n grote schaal.

Hoge jeugdwerkloosheid

Ruim een op de vijf Europese jongeren onder de 25 jaar is momenteel werkloos. Vooral in Zuid-Europa is de jeugdwerkloosheid tot schrikbare hoogte gestegen. In Spanje en Griekenland zit ongeveer de helft van de jongeren zonder werk; in Italië en Portugal ongeveer een derde. Ook in veel Oost-Europese landen, zoals Polen, is de jeugdwerkloosheid hoog. In Nederland bedraagt de werkloosheid onder jongeren zo’n 10 procent; het laagste percentage van de Europese Unie. Nederland wordt op de voet gevolgd door Duitsland, Oostenrijk en Denemarken.

Foto: jessica mullen (cc)

Burgerkracht vraagt om andere instituties

ACHTERGROND - Piet-Hein Donner beloofde een burgerschapsagenda, die er nooit kwam. Volgens cultuurpsycholoog en journalist/publicist Jos van der Lans is dat maar goed ook. We hebben geen agenda nodig voor actief burgerschap, maar een agenda voor een andere institutionele orde. 

In de zomer van 2011 beloofde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Piet-Hein Donner, nog dat jaar te komen met een ‘agenda voor hedendaags burgerschap’. Vol verwachting klopten sindsdien vele harten, maar de agenda is er nooit gekomen. Niet in 2011, niet in 2012. Ja, de goede verstaander heeft een glimp van het gedachtegoed van het ministerie van Binnenlandse Zaken kunnen opvangen in de reactie van de regering op het rapport van de WRR, lees Pieter Winsemius, overVertrouwen in burgers, maar een echte officiële burgerschapsagenda is uitgebleven.

En misschien is dat maar goed ook. De verantwoordelijke ambtenaren waren welbeschouwd met een onmogelijke politieke klus opgezadeld. Hun opdracht was om beleid op gang te brengen waarin meer ruimte komt voor de eigen kracht van burgers. Maar dat heeft meteen al iets paradoxaals. Want komt die ruimte er als je dat van een Haagse beleidskansel verkondigt? Kan je burgers meer burgerschap voorschrijven? Nou nee, en als ze dat toch zouden opschrijven, dan was de kritiek te voorspellen: ‘Hallo, dank je de koekoek, nu er stevig bezuinigd moet worden, geeft de overheid ineens niet thuis en begint ie te verkondigen dat burgers het dan maar zelf moeten doen. Da’s makkelijk!’ Dat dilemma los je niet snel op, zelfs niet op papier. Dus werd de agenda uitgesteld, en uitgesteld, en weer uitgesteld, tot de val van het kabinet Rutte van uitstel definitief afstel maakte.

Foto: copyright ok. Gecheckt 14-10-2022

Helpende hand op arbeidsmarkt

In de programma’s voor de komende verkiezingen wordt ruim aandacht besteed aan arbeidsmarkt en sociale zekerheid.  Van werkzoekenden wordt in ieder geval verwacht dat zij meer zelfredzaam worden. Ondersteuning per regio zou daar wel eens een oplossing voor kunnen zijn, vinden Ton Wilthagen en Ronald Dekker van de universiteit van Tilburg.

De arbeidsmarkt en de sociale zekerheid krijgen dit jaar ruimschoots aandacht in de verkiezingsprogramma’s. Dat is wel eens anders geweest. Waar GroenLinks en D66 al langer om fundamentele hervormingen riepen en de VVD bleef hangen in liberale standaardrecepten, hadden de meeste partijen niet veel te melden over de toekomst van werk. PvdA, SP en later ook PVV zagen sowieso elke verandering als een verslechtering. Het CDA positioneerde zich letterlijk te midden van deze standpunten, maar kwam niet veel verder dan het versterken van de invloed van de sociale partners.

De schokkende ontwikkelingen in de wereldeconomie hebben alles anders gemaakt. Er bestaat op een aantal punten stiekem best veel overlap tussen de verschillende partijen. Zo willen bijna alle partijen een nieuwe wet voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Opvallend is dat diagnoses van de huidige situatie meer uiteenlopen dan de oplossingen. De PvdA signaleert  “hyperflexibiliteit” op de arbeidsmarkt, nadrukkelijker nog dan de SP, terwijl VVD, D66 en GroenLinks menen dat diezelfde arbeidsmarkt volledig op slot zit.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

GGZ moet efficiënter, niet minder

Teveel mensen maken voor lichte psychische klachten gebruik van psychotherapieën. Minister Edith Schippers van Volksgezondheid vindt dat mensen meer hulp moeten zoeken in hun eigen omgeving. Maar zonder psychotherapie kunnen we niet, beargumenteert Pim Cuijpers, hoogleraar klinische psychologie aan de VU.

Psychische stoornissen vormen een van de belangrijkste uitdagingen voor de gezondheidszorg in de komende decennia. Psychische problemen komen heel veel voor, iedereen kan ermee te maken krijgen en ze hebben een enorme invloed op de kwaliteit van het leven van degenen die erdoor getroffen worden en op dat van hun naasten.

Psychotherapie onmisbaar onderdeel van GGZ 

Psychische stoornissen zijn geen ‘gewone’ ziekten die volledig herleidbaar zijn tot biologische processen, maar worden gevormd door een samenspel tussen biologie, psychologie en sociale processen. Het is dan ook moeilijk om precies te bepalen wat een stoornis is, wie het wel en niet heeft en wat de gevolgen ervan zijn. Maar dat het een enorme invloed heeft op de publieke gezondheid staat buiten kijf.

Psychotherapie is een onmisbaar onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg. Het gros van de mensen dat hulp zoekt voor psychische problemen krijgt een of andere vorm van psychologische behandeling of psychotherapie. De meeste mensen met een psychisch probleem die kunnen kiezen tussen psychotherapie of medicijnen, kiezen voor psychotherapie. Psychotherapie blijft dan ook zonder twijfel een van de belangrijkste middelen die we hebben om psychisch leed te verhelpen, ondanks alle kritiek die men er op kan hebben.

Vorige Volgende