Reinout van Brakel

105 Artikelen
1 Waanlinks
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Studentenleningen: de volgende kredietcrisis?

Vorige week werd de St. Pauls Cathedral in Londen voor een week gesloten. Dat was voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog. In een land van de tradities, is dat uniek. Aanleiding voor de sluiting is het tentenkamp van de Occupy-beweging, op de stoep van de kathedraal. Waarom de kathedraal precies dicht moest is niet helemaal duidelijk, en waarom de kerk weer open ging met de tenten nog op de stoep, ook niet. Boze tongen beweren dat de kerk nogal wat inkomsten misliep. Met een toegangsprijs van 15 pond per persoon, en tussen de 2000 en 3000 betalende bezoekers per dag, kan men zich daar iets bij voorstellen (noot: zie Facts and Figures van St. Pauls).

Onderstaande foto maakte ik dit weekend bij St. Pauls Cathedral in Londen. Een prachtig statement van de Occupy-beweging…

… maar wel ironisch. De kathedraal is zelf een voorbeeld van een “massa-constructie”, uit een tijd dat het geloof nog onwankelbaar was. Hoeveel geld en inspanning kostte het niet om een dergelijke constructie te bouwen? Maar ook het onderwijs kost veel geld en inspanning en het geloof erin lijkt onwankelbaar. Als we naar de financiële kant kijken, zijn er echter grenzen aan de groei.

The Economist besteedt deze week uitgebreid aandacht aan wat in de US mogelijk de volgende crisis wordt genoemd. De College Board heeft becijferd dat eenderde van de leerlingen die uitstromen uit een college, een schuld heeft. Van de voortijdig schoolverlaters is dat 69%. De totale schuld die uitstaat is schokkend. Volgens de New York Federal Reserve Bank schat de waarde op 550 miljard dollar, maar geeft daarbij aan dat deze schatting ook te laag kan zijn. Sallie Mae, de zusterorganisatie van Fannie Mae (berucht van de hypotheken) die studentenleningen verstrekt, schat dat het om 757 miljard gaat. Met nog eens 111 miljard in private leningen, en 112 miljard nieuwe leningen voor dit jaar, komt de totale schuld op meer dan 1.000 miljard.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onderwijstijd in vroeger tijden

Deze week kreeg ik een oud boekje in handen van de school van mijn kinderen. Het is het “Leerplan Der Bijzondere School voor Gewoon Lager Onderwijs” uit 1943. Een uitgave van de Inspectie, waarin de school haar hele lesplan voor leerjaren 1 t/m 8 opschreef (dat is volgens mij qua leeftijd vergelijkbaar met de groepen 3 t/m 8 van de basisschool plus de twee eerste jaren van de middelbare school).

Er staat een gedetailleerde tabel in met het aantal lesuren per week per vak. Kinderen gingen ‘s-ochtends van 9:00-12:00 naar school, en ‘s-middags 13:45 tot 15:45. Ook op zaterdagochtend werd er les gegeven, en kinderen uit de klassen 6, 7 en 8 kregen maandag- en donderdagmiddag handwerken van 15:45 tot 16:15. In totaal kregen ze 26 uur les per week. Of de bezetting invloed had op deze lestijdentabel weet ik niet. In een boekje over de geschiedenis van deze school, las ik dat het bestuur en het hoofd van de school hun eigen koers bleven varen, ondanks de bezetting in de oorlogsjaren.

Bron: Leerplan der Bijzondere School voor gewoon lager onderwijs.

Als eerste viel me het onderscheid op tussen jongens en meisjes. Dat meisjes wel les kregen in “nuttige handwerken” en jongens niet, vermoedde ik wel. Maar dat meisjes ook minder lesuren kregen in de “basisvakken” was nieuw voor me.

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-03-2022

Muziekonderwijs is belangrijk

“De muziekles schiet er bij in” schreef Trouw vorige week. De nadruk op de basisvakken en het gebrek aan vakleerkrachten zijn daar debet aan. Nu valt het niet mee om musici te organiseren, laat staan hen statistiek te laten bedrijven. Dat maakt het lastig om te lobbyen. Al eerder constateerde ik dat de Nederlandse organisatie die de belangen van muziekscholen behartigt, blijkbaar niet eens de basisgegevens op orde heeft. In een Europees vergelijkend onderzoek ontbreken namelijk de gegevens vanuit Nederland.

Dan maar even zoeken bij een Amerikaanse organisatie. De National Association for Music Education, heeft een aparte pagina waar de voordelen van muziekonderwijs zo goed mogelijk worden toegelicht. In “Benefits of Music Education” staat het allemaal bij elkaar.

Zij noemen een aantal interessante onderzoeken, waaruit blijkt dat scholen die een muziekprogramma bieden, ook betere slagingspercentages voor hun leerlingen laten zien:

“Schools that have music programs have significantly higher graduation rates than do those without programs (90.2% as compared to 72.9%). In addition, those that rate their programs as “excellent” or “very good” have an even higher graduation rate (90.9%). Schools that have music programs have significantly higher attendance rates than do those without programs (93.3% as compared to 84.9%)”.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-10-2022

Leerlingen presteren goed op taal en rekenen

Hoe goed of slecht doen leerlingen in Nederland als het gaat om de basisvaardigheden? Daarvoor grijpen beleidsmakers vaak naar PISA: een onderzoek dat vanaf 2000 steeds meer invloed heeft gekregen. Finland “ontdekte” ermee dat ze de beste onderwijsprestaties ter wereld behalen.

PISA is een internationaal onderzoek naar de basisvaardigheden van 15-jarige leerlingen en wordt elke drie jaar onder toezicht van de OESO uitgevoerd. Uit het laatste PISA onderzoek (gepubliceerd in december 2010) blijkt dat de Nederlandse 15-jarigen internationaal bovengemiddeld goed scoren op lezen, wiskunde en natuurwetenschappelijke geletterdheid.

Onderstaande grafiek laat zien dat 15-jarigen in Nederland hoog scoren op de basisvakken in vergelijking met andere landen. Wel is sprake van een achteruitgang in prestaties ten opzichte van 2003 en 2006: vooral bij wiskunde is dat het geval. Ook blijkt uit de cijfers dat met name het aandeel excellente leerlingen dat de hoogste scores haalt op wiskunde, tussen 2003 en 2009 gedaald is (van >25% tot onder de 20%). In Onderwijsgrafiek #70 besteedde ik daar al eens aandacht aan.

Bron: Kerncijfers 2006-2010, OCW

Leesvaardigheid: In 2009 staat Nederland tweede op de Europese ranglijst en scoort alleen Finland beter. Op de OESO ranglijst van 35 landen neemt Nederland de zevende plaats in, en op de ranglijst van alle 65 aan PISA deelnemende landen staat Nederland tiende. De gemiddelde score vertoont
een lichte (niet significante) stijging ten opzichte van 2006, t.o.v. 2003 is er sprake van een lichte daling.

Foto: Foto cc Flickr copyright ok. Gecheckt 06-09-2022

Integratie in het onderwijs

Acteur Nasdrin Dchar sprak een emotioneel dankwoord uit bij de uitreiking van het Gouden Kalf voor zijn rol in de film Rabat. ”Ik ben een Nederlander. Ik ben heel trots op mijn Marokkaanse bloed”. Wie zich realiseert dat ongeveer 1/3 van de Nederlanders voorouders heeft uit Duitsland, ziet hierin een volstrekt normaal verschijnsel. Mensen passen zich aan aan hun nieuwe omgeving en het winnen van een prestigieuze prijs is daar een voorbeeld van. Dat die aanpassingen niet altijd even snel gaan, is duidelijk. Het Nederlandse onderwijs schijnt bovendien niet uit te blinken in het assimileren van immigranten. Dat hoorde ik althans eens van een onderzoeker van de OECD.

In Singapore kunnen ze dat wel. Althans dat is te zien aan een grafiek die door McKinsey is gepubliceerd. De rapporten van McKinsey zijn vaak een lust voor het oog, want grafieken kunnen ze maken. Ze hebben ook geen last van valse bescheidenheid:  onderstaande grafiek komt uit een rapport dat ze zelf bestempelen als de grootste “review” van onderwijssystemen ter wereld.

Singapore is een voorbeeld van een onderwijssysteem dat een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt in de laatste 40 jaar: van slecht tot zeer goed. De centrale sturing op onderwijs is in die periode ook enorm verminderd. In de eerste periode was het systeem gericht op “Overleven” (1959-78), daarna op “Efficiency” (1979-96) en vanaf 1997  op “Deskundigheid” (1997-present).  Regelmatige toetsing van prestaties maakte het mogelijk om de voortgang te meten.  “We were highly prescriptive in our teaching and had a mass production mindset … We were textbook-bound and examination-driven.”
Vanaf de jaren ’80 en ’90 gingen de prestaties verder omhoog, en werden ook de verschillen in prestaties tussen etnische groeperingen minder.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dure buitenlandse studenten?

Noot van de redactie: hierbij een aanvulling op Steephs stuk.

“41% van de buitenlandse studenten in Nederland komt uit Duitsland, 39% van de buitenlandsestudenten in België komt uit Frankrijk, 33% van de buitenlandse studenten in Oostenrijk komt uitDuitsland,…” (2007-08-data)

Soms is beleid zó succesvol, dat de bedenkers ervan achteraf spijt hebben dat ze het ooit bedacht hebben. Daar moest ik aan denken bij het lezen van dit bericht:

“Voormalig OCW-topambtenaar Ferdinand Mertens noemt het “absurd” en “maatschappelijk onverantwoord” dat universiteiten en hogescholen studenten in Duitsland werven om op Nederlandse kosten te komen studeren. Als voorbeeld noemt hij de internationale campus van Fontys in Venlo, die negen Duitstalige opleidingen aanbiedt en die actief werft onder Duitse jongeren. Met internationalisering heeft dit niets te maken, stelt de voormalig inspecteur-generaal van het onderwijs in vakblad Transfer. Naar verwachting studeren er over drie jaar 40 duizend Duitsers in Nederland.”

Mertens is de bedenker van een slogan, waarmee voormalig minister Jo Ritzen ooit een beleidsnotitie over internationale mobiliteit liet verschijnen. De titel daarvan was “Internationalisering op de fiets”. Onderwijsinstellingen in de grensregio’s zouden zich meer kunnen richten op uitwisseling met naburige scholen. Inmiddels wordt Maastricht de grootste Duitste universiteit buiten Duitsland genoemd, dus Ritzen brengt het ook daadwerkelijk in praktijk. Mertens vindt dat het nu veel te ver doorschiet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Fins onderwijssucces

Finland wordt al jaren gezien als het grote voorbeeld in onderwijs. De hoge scores op PISA die vanaf 2000 bekend werden en die ook de Finnen zelf hebben verrast, heeft gezorgd voor een stroom aan publicaties over dit fenomeen. Via Twitter las ik een mooi artikel erover in Smithsonian, en in oktober komt er een nieuw en uitgebreid boek uit over het Finse systeem.

Ik geloof niet dat er een simpele verklaring is voor het succes en de overheid is zelf ook voorzichtig met  conclusies. De scholen hebben veel autonomie; dat is in Nederland ook het geval (de schooldirecteuren in het primair onderwijs hebben veel meer autonomie dan in andere landen). In Finland ligt de autonomie nog dichter bij de professional.

Maar het zijn dan ook alleen de toppers die leerkracht mogen worden (van de 6000 kandidaten worden er 600 toegelaten). Hoe hoger het afwijzingspercentage, hoe groter de kwaliteit; dat weet men in Nederland bij de kunstopleidingen al lang. Méér autonomie bij de professional kan mogelijk alleen als het samengaat met betere opleidingen.

De vele grafieken die er zijn over PISA prestaties van Finland vond ik niet zo interessant. Wat ik wel intrigerend vind, is de geringe variantie tussen scholen zoals in onderstaande grafiek blijkt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Grenzen aan de liefde

DATA - Dit jaar is het 200 jaar geleden dat de Burgerlijke stand werd ingevoerd in Nederland. Al een aantal jaren zijn Nederlandse archiefdiensten bezig met het op grote schaal digitaliseren van akten. Op dit moment is al meer dan een miljoen huwelijksakten online beschikbaar. Dat is ruim een derde van alle in Nederland gesloten huwelijken in de periode 1812-1922.

Dat biedt allerlei interessante mogelijkheden voor onderzoek. Zo is uitgezocht wat de gemiddelde hemelsbrede afstand tussen de geboorteplaatsen van de huwelijkspartners was, in relatie tot opleidingsniveau en sociale afkomst.

In een tijd dat Yvonne Jaspers met een nieuw programma komt, waarin ze mensen volgt die de liefde van hun leven hebben ontmoet in een ver buitenland, kunnen we ons wellicht niet meer voorstellen dat een “verre liefde” vroeger geen aanbeveling was. Gezegden als “Wie als die vrijt, te verre vlieght, die wort bedrogen of bedrieght” of “Vrie noabers kind, dan wet iej wa’j wint” (Achterhoeks) zijn hier een uitdrukking van.

Onderstaande grafiek laat heel mooi zien dat de afstand tussen de geboorteplaatsen van bruid en bruidegom verband hielden met sociale klasse en opleidingniveau.

Gemiddelde afstanden hemelsbreed in km tussen de geboorteplaatsen van bruid en bruidegom, per sociale klasse, 1812-1922.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Bestuur-docent-ouder?

Al enige tijd wilde ik aandacht besteden aan de Onderwijs Consumenten Organisatie (OCO) in Amsterdam met een korte lofzang op deze bijzondere organisatie. Nu ik lees dat ze hard hebben moeten vechten voor hun voortbestaan, ga ik er iets dieper op in.

In 1999 stelde Karina Schaapman een basisschool verantwoordelijk voor de onderwijsachterstand van haar kind. Zij vorderde met succes de kosten voor bijles terug op het bestuur van die school. Zes jaar later diende zij als gemeenteraadslid een motie in die leidde tot de oprichting van een specifiek Amsterdamse organisatie voor de behartiging van ouderbelangen: de onderwijsconsumentenorganisatie OCO. Op grond van de motie Schaapman (PvdA) stelde de gemeenteraad vanaf 2006 een structureel bedrag van € 300.000 per jaar ter beschikking voor de inrichting van een onderwijsconsumentenorganisatie.

Een consumentenorganisatie zou ouders toegang moeten geven tot onafhankelijke, betrouwbare en vergelijkbare informatie, ook over de kwaliteit van Amsterdamse scholen. De consumenten-organisatie kreeg twee opdrachten mee:

1. informatieverstrekking en belangenbehartiging naar aanleiding van individuele vragen van ouders;

2. het ontwikkelen van netwerken van ouders en een instrumentarium waarmee ouders beter het gesprek met de school kunnen aangaan.
Onderstaande grafiek komt van de website van OCO, en geeft een zogenaamde “sterrenwaardering” voor scholen in Amsterdam. OCO heeft hiervoor een eigen methodiek ontwikkeld, waarbij de informatie via het web maar ook op schoolpleinen wordt verzameld. De “sterrenwaardering” is één van de opvallendste “producten” van OCO, die zeker in het begin taboedoorbrekend is geweest.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Harvard houdt wel zijn AAA rating

De Amerikanen mogen dan een lagere rating hebben gekregen van S&P, ze hebben gelukkig nog Harvard. Die wordt in de Shangai-ratings nog steeds hoog gewaardeerd. En wat aardig is: zij hebben nog wel een Triple-AAA rating. Harvard is natuurlijk wereldberoemd als onderwijs- en onderzoeksinstelling, maar ze zijn eigenlijk gewoon een bank. In 2009 had Harvard $ 25 miljard in kas. Dat geld zit in een fonds (“endowment”).

Harvard University werd opgericht in 1636, en vanaf het begin heeft het universiteitsfonds een belangrijke rol gespeeld. Iedere “school” binnen de universiteit heeft aandelen in het fonds en de uitkeringen zijn afhankelijk van het percentage aandelen dat men bezit. Sind de jaren ’70 is er een aparte organisatie opgericht die het fonds beheert: daar werken zo’n 100 mensen, naast de externe “fund managers” die het geld beleggen. De werkwijze van deze Harvard Management Company is beschreven in één van de fameuze Harvard Business Cases. De investeringsbeslissingen en de wijze waarop ze dat doen lijkt me zeer vergelijkbaar met een bank of pensioensfonds.

De uitkeringen van het fonds worden afgestemd op het rendement, zodat men niet inteert op het vermogen. Eind 2009 werd 4,1% van het fonds uitgekeerd: 1,4 miljard. Opvallend is ook dat de afhankelijkheid van Harvard van het fonds in de laatste 5-10 jaar groter is geworden. Een overzicht in de genoemde Harvard Business Case laat zien dat de uitkeringen uit het fonds in de jaren ’80 minder dan 10% uitmaakten van het totale budget. In de laatste jaren is dat gestegen naar bijna 40%. Sommige “schools” (zoals Radcliffe) zijn voor bijna 90% afhankelijk van het fonds. Heeft men méér geld uitgegeven vanuit het fonds omdat het beschikbaar was? Zijn andere financieringsbronnen opgedroogd? Ik weet het nog niet: dat zoek ik nog uit.

Vorige