Marc van Oostendorp

302 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Claude Monet, Public domain, via Wikimedia Commons

Beïnvloedt taal het denken?

Deel 8 in de serie Wat iedereen moet weten over taal

Onlangs verschenen de resultaten van een onderzoek: wat vinden taalwetenschappers dat mensen moeten weten over taal? Dat resulteerde onder andere in een lijst van 25 vragen. Korte antwoorden op die vragen staan hier op een rijtje.

‘Beïnvloedt taal het denken?’ is een grote vraag, misschien wel te groot voor wetenschappelijk onderzoek. ‘Beïnvloedt je taal je denken’ is behapbaarder, en ondertussen het onderwerp van heel veel wetenschappelijke literatuur.

Zou de mens anders denken als ze in het geheel geen taal had? Het is waarschijnlijk. Een kenmerk van taal is dat je vorm kunt geven aan je gedachten, je kunt ze immers omzetten in woorden en zinnen. Dat betekent op zijn beurt dat we van onze gedachten een soort dingen kunnen maken, die min of meer los van ons staan. We gebruiken dat vermogen om die gedachten te uiten en zo met anderen te delen. Maar we kunnen ze ook gebruiken om zélf kritisch over een eigen gedachte na te denken. Je bewust zijn van het feit dat je een bepaald idee hebt, vereist waarschijnlijk taal.

Makkelijk aan te tonen is het niet, want je zou een vergelijking moeten maken tussen mensen mét en mensen zónder taal, en de tweede groep is bijzonder lastig te traceren. Vervolgens zou je het denkproces van al deze mensen moeten vaststellen, zonder taal. De technieken om iemands gedachten te lezen zijn daarvoor lang niet ver genoeg ontwikkeld. Wat we kunnen zeggen over de relatie tussen taal en denken blijft in die zin vooralsnog op het niveau van speculatie.

Foto: Rien Hack, Mens en Machine, Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons.

Hoe AI de wetenschap slechter maakt. Of beter

COLUMN - Betekent de komst van AI dat de problemen voor de wetenschap alleen maar erger worden? Ja, zeggen Sayash Kapoor en Aravind Narayanan, auteurs van het weblog (en boek) AI Snake Oil, in een kraakhelder betoog.

Hét probleem van de moderne wetenschap in de afgelopen decennia is misschien wel dat het zo gericht is op kennis. Daardoor raakt het inzicht, het begrip, gaandeweg buiten beeld. We weten steeds meer dingetjes over de wereld, maar we ons daadwerkelijk begrip blijft daarbij ver achter. Dat betekent onder andere dat terwijl het aantal beroepswetenschappers wereldwijd explosief is gegroeid in de afgelopen eeuw, de grote wetenschappelijke doorbraken daarbij zijn achtergebleven. Heel veel zaken die de grote wetenschappelijke vragen waren na de Tweede Wereldoorlog, staan nu nog steeds open. Ondertussen zijn de investeringen in onderzoek bij de belangrijkste investeerders (de VS, China, Japan, Duitsland, Zuid-Korea, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) tussen 2001 en 2021 verviervoudigd.

Verstikkend

Dat dit zo is gegaan is begrijpelijk. De wetenschap is geprofessionaliseerd en daarbij hoort verantwoording aan de samenleving, en die verantwoording neemt vaak de vorm aan van kwantificatie: een wetenschapper moet zo-en-zoveel artikelen per jaar publiceren. Dat is gemakkelijker te doen als je naar feiten zoekt (zo’n feit heb je wel of niet gevonden) dan als je zoekt naar inzicht (dat veel subjectiever is). Precies de explosieve groei van de beroepswetenschap heeft dat allemaal nog veel sterker gemaakt: je moet bepaalde procedures volgen om tot bewijsbare resultaten te komen. Degene die jarenlang zoekt naar het juiste inzicht heeft het lastig in de rat race, zeker als dat zoeken ook nog vruchteloos blijkt te zijn. Het effect is dat er jaarlijks miljoenen wetenschappelijke artikelen worden gepubliceerd die vrijwel geen van allen beklijven.

Foto: Daniel Thomas on Unsplash

Schrijvend je menselijke stem vinden

COLUMN - De zomer is voor wie aan de universiteit werkt de tijd om na te denken over je onderwijs. Doorheen het jaar is het college van volgende week, en het huiswerk voor dat college, en een update voor je dia’s over het huiswerk altijd urgenter zodat het lastig is om na te denken over de grote lijnen. In de zomer valt dat allemaal weg – en kun je erover nadenken.

Ik geef al vele jaren een schrijfcursus, schrijven voor een breder publiek. Studenten oefenen daarbij met vooral journalistieke genres zoals het nieuwsbericht, de column, het interview en de reportage. Dé grote vraag is daar natuurlijk: wat doen we met kunstmatige intelligentie? Mogen studenten dat gebruiken? Moeten we ze er zelfs mee trainen? De laatste jaren was de politiek zo’n beetje: ga je gang, ik vis de stukken die door AI geschreven zijn er toch wel uit, ons niveau ligt echt wel een stukje hoger dan bij Google of OpenAI.

Principiële houding

Maar inmiddels is dat natuurlijk een naïeve gedachte. Als ik eerlijk ben, weet ik echt niet of ik bij een blinde test waarbij ik tien teksten kreeg voorgelegd, de vijf eruit kon halen die door chatbots geschreven zijn – zeker als die chatbots de instructie krijgen af en toe een menselijk tik- of spelfoutje te maken.

Foto: Ulm choir stalls Quintilius, Rictor Norton & David Allen, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons

Quintilianus for the millions!

RECENSIE - Hoe wij met elkaar communiceren is momenteel zo dramatisch aan het veranderen dat ik niet zou durven voorspellen hoe we er over pakweg vijf jaar voor staan. Alles is aan het veranderen. Je ziet dat aan de nieuwe, negende druk van het bekende leerboek Leren communiceren. In het voorwoord schrijven de auteurs dat ‘veel van de adviezen van de toenmalige communicatie-experts, de Griekse en Romeinse retorici, nog niets van hun betekenis verloren hebben’. Anderzijds kondigen ze in diezelfde inleiding aan dat ze in het boek adviezen geven voor ‘een verstandig en effectief gebruik van de nieuwe mogelijkheden’ van generatieve taalmodellen. Die idealen zijn, laat deze negende druk zien, heel lastig te verenigen.

Wie de geschiedenis van de talige communicatie in Nederland wil bestuderen, kan de negen drukken van Leren communiceren naast elkaar leggen. De eerste druk verscheen in 1979, dat is 46 jaar geleden, in de tijd dat je een betoog nog op een typemachine tikte en het heel modern was als die typemachine een bolletje had. Van het oorspronkelijke auteursteam is alleen Carel Jansen nog betrokken bij deze editie, als eindredacteur. Verder is alles anders, en de voortekenen zijn er dat de tiende druk misschien wel nog radicaler anders zal moeten zijn. (De auteurs zijn deze keer, naast Carel Jansen zelf, Aline Douma, Joyce Karreman en Jan Ravesteijn.)

Foto: Wilhelm Fassbinder - Beethoven beim Komponieren im Studierzimmer, via Wikimedia Commons.

Humaniora in tijden van chatbots

COLUMN - Je kunt allerlei gedachten hebben over chatbots. Je kunt bijvoorbeeld juichen over de fantastische commerciële mogelijkheden die je ziet, of je zorgen maken over types die overal commerciële mogelijkheden in zien. Je kunt denken dat kunstmatige intelligentie gaat helpen onze kinderen beter onderwijs te geven, of vrezen dat we allemaal nog dommer en luier worden onder de invloed van die dingen.

Al die reacties zijn vast terecht, maar voor de humaniora schudden deze apparaten ook aan de fundamenten van het vak. Nu er ineens niet-menselijke wezens zijn die dingen lijken te kunnen waarvan we 10 dagen geleden nog dachten dat alleen mensen ze konden. Een cartoon tekenen. Een pianosonate schrijven. Het centraal eindexamen maken.

Je kunt natuurlijk zeggen dat de vingers op die cartoons er belachelijk uitzien, dat de sonate saai is, dat er rare fouten zitten in de beantwoording van de eindexamen. Maar dan zijn we beland bij een nieuwe definitie wat het betekent om mens te zijn – één die ertoe leidt dat ik in ieder geval ook niet zo menselijk ben, want mijn pianosonates trekken vooralsnog ook geen volle zalen.

Je kunt ook zeggen: uiteindelijk willen mensen toch vooral werk van mensen. Ik kan dat, alleen als amateurschaker beamen. Ik vind het leuk om af en toe online een spelletje te spelen, maar alleen op websites waar je speelt tegen andere mensen van ongeveer jouw niveau. Tegen computers speel ik niet, daar is niks aan. Dat ik van die mensen alleen weet welke zetten ze spelen en hoe ze zichzelf genoemd hebben – voegt zo goed als niets toe – vind ik ook niet belangrijk. Maar ze moeten wel mensen zijn. Uit experimenten blijkt overigens ook dat mensen soms de voorkeur geven aan door kunstmatige intelligentie geproduceerde gedichten, maar alleen als ze niet weten dat die door kunstmatige intelligentie gemaakt is.

Foto: XxXddddddddd, via Pixabay

Begrijpt de chatbot dit of doorgrondt hij het slechts?

COLUMN - Soms worden filosofische vragen na vele jaren ineens praktisch. Zoiets beleven we nu met het woord begrip. Filosofen hebben baden met bloed gevuld tijdens hun discussies over de vraag wat het precies wil zeggen dat we een bepaalde tekst begrijpen, en nu wordt de mensheid ineens geconfronteerd met een apparaat waarvan je je concreet kunt afvragen wat het begrijpt. De chatbot.

Neem dit artikel dat onlangs verscheen op de taalkunde-site LingBuzz. Een groep Amerikaanse taalkundigen laat er zien dat chatbots testjes zoals de volgende uitstekend kunnen doorstaan:

Flavia en Jack ontweken Mary en Franck werd ontweken door Lucy en Flavia. Heeft Franck in deze context iemand ontweken?

Het antwoord op deze vraag is natuurlijk nee. Een jaar geleden deden chatbots het niet altijd goed. Als ik het nu aan ChatGPT vraag, antwoordt deze:

Nee.
Er staat dat Franck werd ontweken door Lucy en Flavia — hij is dus het object van het ontwijken, niet degene die iemand anders ontweek.

Zelfs de fouten die de bots maakten lijken op die van mensen. Zo zeiden ze vaker ten onrechte ja op de volgende variant van deze vraag:

Cleo kuste Alice en Alice werd gekust door Mary. Cleo en Alice werden gekust door Mary. Werd Mary in deze context gekust?

Foto: Bernhard De Grendel - Marguerite Yourcenar-Bailleul, via Wikimedia.

We moeten ons blijven verzetten

OPROEP - Jullie hebben al een paar weken niet van me gehoord over de bezuinigingen. Hoe nu? Zijn ze van de baan? Welnee — met de beruchte voorjaarsnota komt er immers opnieuw een flinke dreun aan. En gezien de slapte waarmee tot nu toe in universitaire kring is gereageerd op al het onheil, zou ik het als neoliberale politicus in een coalitie met radicaal rechts wel weten: daar kunnen nog makkelijk honderden miljoenen worden weggesneden.

Als deze regering blijft zitten, dan gaat dat gebeuren.

De vraag is nu alleen: waartegen precies te protesteren? Er zijn, alleen al bij mij, minstens drie lagen van ontevredenheid.

Nuttige torens

De eerste laag is een materiële: het gaat over de centen, over de huidige bezuinigingen en de bezuinigingen die er nog aankomen. Die gaan allerlei mensen hun baan kosten. Ze brengen de kwaliteit van het hoger onderwijs ernstige schade toe, en in de sector waarin wij werken heeft dat onherroepelijk ook gevolgen voor het voortgezet onderwijs – wij leiden immers de mensen op die daar straks aan de slag moeten. Er wordt nu al op allerlei manieren schandelijk omgesprongen met medewerkers. Neem bijvoorbeeld de internationale collega’s die hierheen zijn gelokt met fraaie beloften, die hier nu een loopbaan proberen op te bouwen en die ineens te horen krijgen dat we van gedachten zijn veranderd en dat ze dus weer mogen ophoepelen.

Foto: thierry ehrmann (cc)

De ontsnappingstaalkunstenaar

RECENSIE - Geert Wilders is van alles, maar hij is ook een intrigerend fenomeen. Zo iemand waarvan je je onder andere kunt afvragen: hoe doet hij dat toch? Hoe is het mogelijk dat hij politiek maar blijft overleven – dat hij regelmatig fouten maakt waarvoor anderen zouden worden afgestraft, terwijl hij maar blijft zitten en momenteel nog altijd de grootste partij van Nederland leidt is.

De neerlandicus Robbert Wigt, die eerder een boek schreef over Mark Rutte, komt nu met een boek over de ‘overtuigende taal’ van Wilders. Daarin speelt Rutte trouwens weer een rol, als de enige die het de afgelopen decennia is gelukt om Wilders van zich af te slaan, de enige die aan Wilders gewaagd was.

Is Wilders taal overtuigend? Opvallend is dat op de ene plaats in Wigts boek de theaterdocent Marijn Moerman zegt dat Wilders meer een debater is dan een speecher, terwijl verderop het Denk-Kamerlid Van Baarle zegt ‘Met Wilders heb je eigenlijk geen debat.’ Beide hebben gelijk: als Wilders alleen zou speechen, zou hij niet zo populair zijn, want zijn speeches hangen vaak naar het eentonige. Maar een echte debater is Wilders ook niet, want het is hem niet om de uitwisseling van argumenten te doen. Wilders heeft een manier gevonden om van het debat een monoloog te maken. Dat is wel zijn grootste troef.

Foto: Gender Icons - Arkirkland, CC0, via Wikimedia Commons.

De biologische definitie van ‘vrouw’

COLUMN - Omdat ik in contact sta met allerlei mensen, sta ik ook in contact met mensen die de beslissing van het Britse Hooggerechtshof toejuichen dat de begrippen vrouw en geslacht (‘woman’ en ‘sex’) voor een bepaalde wet ‘biologisch’ moet worden opgevat. Ik heb niet zo’n duidelijke opvatting over die beslissing – als ik het goed begrijp gaat het over een interpretatie van wat de wetgever bij het opstellen van die wet kan hebben gedacht, en tja.

Wat mij vooral interesseert, is de vanzelfsprekendheid waarmee die Britse rechters én de toejuichers ervan uitgaan dat er inderdaad een eenduidige biologische definitie is van geslacht. Ik vind het raar dat men sowieso streeft naar een definitie: dat het verschil tussen geslachten in de wet moet worden vastgelegd. Waarom zouden we willen registreren of iemand een ‘man’ is of een ‘vrouw’ of een andere categorie? Dat doen we met de meeste andere kenmerken van mensen toch ook niet?

Mij lijkt het eigenlijk vrij duidelijk dat de biologie altijd en overal rommelig is, of het nu gaat over geslacht of om welk biologisch begrip dan ooit. Alles vloeit in de natuur in elkaar over, en er zijn eigenlijk nooit afgebakende categorieën. De bioloog Mariken Heitman schrijft daar behartenswaardige dingen over in haar roman Wormmaan:

Foto: Public domain, ,via Wikimedia Commons.

Wij zijn de universiteit

Terwijl de rampzalige consequenties van het radicaal-rechtse beleid voor het Nederlandse onderwijs iedere dag duidelijker worden (zomaar een voorbeeld: gisteren kondigde het Onderwijsmuseum in Dordrecht aan dat het zijn deuren moest sluiten), en de Amerikaanse wetenschap ons laat zien wat ons voorland is – voor zover we dat al niet aan bijvoorbeeld Hongarije konden aflezen –, klinkt er af en toe ook een bemoedigend geluid.

In The New York Times publiceerde de Russisch-Amerikaanse intellectueel M. Gessen eergisteren een inspirerend artikel – een oproep aan de universiteiten om deze crisis te gebruiken om weer te worden wat ze oorspronkelijk waren: instellingen die niet willen meedoen aan allerlei rankings, die niet de besten willen zijn, die geen bedrijfje willen zijn, maar instellingen die er in de eerste plaats zijn om zoveel mogelijk kennis te delen met zoveel mogelijk mensen.

Kennis delen – dat is een machtig wapen tegen de Bruinsen en de Trumpen van deze wereld, die vooral gebaat zijn bij zoveel mogelijk domheid. Kennis delen – dat is waar wij goed in zouden moeten zijn. Kennis delen – dat hoeft niet eens miljoenen te kosten. “Hier is mijn radicale voorstel voor de universiteiten,” schrijft Gessen:

Gedraag je als een universiteit, niet als een bedrijf. Gebruik je fondsen. Laat meer studenten toe, niet minder. Open je deuren en vergroot je bereik niet door vastgoed te kopen, maar door onderwijs naar de gemeenschappen te brengen. Bouw aan een basis. Word een beweging.

Foto: Chris Allen -Graffiti street art on Exe Bridge North". license cc by-sa 2.0.

Is de magie uitgewerkt?

COLUMN - Ook wat zorgelijk is, kan interessant zijn. Wat er nu allemaal met de wetenschap gebeurt, stemt tot vrees, jazeker, en tot ontevredenheid. Maar zeker ook tot nadenken.

De essayist en hoogleraar Slavische letterkunde Karel van het Reve (1921-1999) heeft eens geschreven over het wonderlijke feit dat mensen die nooit naar het Concertgebouw gingen bereid waren om toch mee te betalen aan het Concertgebouw. We kunnen constateren dat aan dit wonder langzamerhand een einde komt: een heel grote groep mensen is steeds minder bereid te betalen voor kunst en cultuur. Laten die linkse lui met hun grijze haar in een scheiding en koninklijke onderscheidingen op hun revers dat allemaal zelf maar betalen!

De wetenschap en vooral het hoger onderwijs waren lange tijd uitzonderingen op die regel. Ik denk dat dit er minstens deels mee te maken heeft dat heel veel mensen hun kinderen of kleinkinderen graag een hogere opleiding gunnen – daar kun je immers een goede baan mee krijgen.

Maar aan dat idee komt nu langzamerhand ook een eind. Niet alleen zie je dat aan de vrij moeiteloze manier waarmee mensen kennelijk aanvaarden dat er afgebroken wordt (de CDA-achterban komt niet in opstand vanwege de harde bezuinigingen waarin hun partij ook meestemt). Maar ook blijkt het aantal studenten dat zich bij de universiteiten inschrijft de laatste jaren af te nemen – en dat kan niet alleen geweten worden aan demografische ontwikkelingen.

Foto: Jon (cc)

Eppo’s emmertje

COLUMN - Bijna ieder gesprek dat ik de laatste tijd voer met mensen die ik een tijd niet heb gezien, gaat zo. Een van de twee zegt ‘hoe gaat het?’, en dan zegt de ander ‘nou, de wereld staat in brand’. Meestal volgt dan iets als: ‘Maar persoonlijk gaat het wel goed.’ De wereld staat natuurlijk al lange tijd op verschillende plekken in brand, maar de vlammen slaan nu zo hevig uit dat ze in kleine gesprekjes zichtbaar worden.

Brandblusmachine, ca. 1750. Anoniem; collectie Rijksmuseum

Ik kom ook mensen tegen die ontmoedigd of somber zijn en niet goed weten waar ze moeten beginnen met blussen. Het wordt steeds minder duidelijk of die branden onze levens echt niet zullen blakeren.

Formulieren

Van de leiding van het land moeten we niet hebben. Zeker als wetenschappers niet. Eppo Bruins is niet alleen de minister van onderwijs en wetenschappen, maar ook een duidelijk toonbeeld van de incompetentie van deze regering: iemand die zijn naam heeft gezet onder rampzalige bezuinigingen, maar die deze nog steeds niet duidelijk in de verf heeft gezet waardoor er de hele tijd een vaag gevoel van doem over het vak blijft hangen.

Zijn laatste stapje was om vrijdag ineens via de sociale media te laten weten:

Volgende