Wie moet het onderwijs verbeteren?
Vorige week debatteerde de Tweede Kamer over de onderwijsbegroting. Minister Van Bijsterveldt zorgde in de media voor de meeste ophef over een onderwerp waar ze geen cent voor hoeft uit te geven: de ouderparticipatie. Verpakt in een moreel appèl op hun verantwoordelijkheid dringt de minister er bij de ouders op aan het gat te vullen dat deze regering met alle bezuinigingen in het basisonderwijs laat ontstaan. Voordat de publieke opinie zich tegen die bezuinigingen kan keren legt zij de bal bij de ouders: u moet eens wat meer voor uw kinderen over hebben, desnoods uw baan. Ouders boos. Vooral degenen die toch al veel doen (en niet alleen met Sinterklaas). En die met scheve ogen kijken naar andere ouders die zich om welke reden nooit laten zien als er klusjes zijn op te knappen. Een ‘verdeel en heers’ tactiek die de aandacht afleidt van de ingrijpende aanslag die de minister pleegt op de tijd en de waardering van de leraren in het voortgezet onderwijs.Deze regering heeft de ambitie om Nederland in de top 5 te brengen van de kenniseconomieën in de wereld te brengen. Vooralsnog schieten we niet hard op met dat streven volgens het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de Sociale Staat van Nederland 2011. We worden voorbij gestreefd door Aziaten met hogere ambities. Een zorgpunt blijft het aantal jongeren dat zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat. Dat is bijna 20%. Een op de vijf jongeren komt met lege handen op de arbeidsmarkt. Volgens het SCP is het behalen van een startkwalificatie ook nog moeilijker gemaakt door strengere toegangseisen bij het mbo.