Een dubieuze uitspraak van de Hoge Raad
OPINIE - Waarom heeft de Hoge Raad pedofielenvereniging Martijn verboden? Niet omdat het pedofielen zijn, zoals velen misschien graag willen horen.
Het gaat hier vooral om de aanvaardbaarheid van het streven om seksueel contact met minderjarigen te hebben. Het uitdragen van het idee dat hiertegen geen bezwaren zouden mogen bestaan wordt opgevat als een ernstige inbreuk op “de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel. Het streven van de vereniging is dat haar leden seksueel contact met kinderen kunnen hebben. De vereniging verheerlijkt dat seksuele contact en stelt het voor als iets dat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. Aldus wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de fundamentele waarden binnen onze samenleving. De vereniging tast de rechten van kinderen aan door een subcultuur te creëren, of aan het bestaan daarvan bij te dragen, waarbinnen seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden. De bescherming van de seksuele integriteit van kinderen is onmiskenbaar een van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde.” In deze termen is het verbod van de vereniging door de rechtbank in Assen in 2012 verwoord (hier geciteerd uit de HR uitspraak).
Mag je hiervoor andere “algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel” zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging opofferen? In beroep vond het Gerechtshof in Leeuwarden dat dit niet het geval was. De vereniging pleegt ook volgens deze uitspraak (geciteerd door de HR in 3.3.2) wel degelijk inbreuk op de seksuele integriteit van kinderen. Maar het hof vond anders dan de rechtbank dat je de vrijheid van meningsuiting alleen kunt passeren als er sprake is van ontwrichting van de maatschappij en daarvan was in dit geval geen sprake. “Van ontwrichting is immers geen sprake geweest sinds de oprichting van de vereniging in 1982. De samenleving is weerbaar en is in staat zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die weliswaar verwerpelijk, maar niet strafbaar zijn. De samenleving dient ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd.” Aldus het klassieke standpunt waarmee de vrijheid van meningsuiting wordt verdedigd. De toets op de toepassing van dit grondrecht is de wijze waarop we met afwijkende meningen omgaan.