Wat is dat toch, die overtuiging die bij orthodoxe christenen heerst dat je je als agnost of atheïst jezelf bewust afkeert van God, wetende dat hij wél bestaat. De afgelopen dagen heb ik tientallen van die mailtjes gehad. In dezelfde categorie kan de opmerking van Kees van Helden: “Haat tegen God enorm” geplaatst worden. Ik zou zelf een wedervraag willen stellen: “Kees, haat je kabouters?”.
De belachelijkheid van die vraag zal niemand ontgaan. Je kan iets dat volgens jou niet bestaat niet haten. Of toch wel? Kunnen mensen die van hun geloof gevallen zijn God wél haten?
Ikzelf ben christelijk opgevoed. Maar voor mijn gevoel sloeg mijn ongeloof al redelijk snel toe. Ik schat zo rond mijn twaalfde tot veertiende. Te veel dingen die dat boek niet kon verklaren en teveel wat er in stond klopte niet. Te vroeg om er een echt trauma aan over te houden, denk ik.
Een veelgehoord argument is dat je, als ex-christen, net als een ex-roker (of ex-moslim), een beetje overcompenseert of – in sommige gevallen – zelfs stiekem nog wél gelooft maar in een soort van identiteitscrisis zit (“er is nog hoop voor je”).
Die mensen zou ik willen vragen of ze Sinterklaas haten. Een situatie die ze zelf waarschijnlijk ooit hebben meegemaakt, – tenzij ze zo extreem waren dat Sinterklaas ook voor hen nooit bestaan heeft – waarbij een stukje rotsvast vertrouwen werd weggeschopt door logisch nadenken of je omgeving.