Een kleine geschiedenis van de waarheid – Julian Baggini
RECENSIE - door Addie Schulte, redacteur van Boekenstrijd.

Sommige mensen kunnen ingewikkelde problemen op een eenvoudige manier uitleggen. Als ze dat doen zonder te simplistisch te worden, is dat een prestatie van formaat. Filosoof Julian Baggini lukt dat in dit dunne boekje over ‘de waarheid.’ Hij legt op luchtige toon zijn visie uit en geeft zelfs tips over hoe met de waarheid om te gaan.
Baggini maakt de grote, onontkoombare waarheid kleiner door die op te delen in tien vormen. Er is niet een waarheid, er zijn ‘eeuwige waarheden’, ‘gezaghebbende waarheden’, ‘empirische waarheden’ en zo verder. Alleen al die aanpak zorgt uiteraard voor een relativering. Er is niet een absolute waarheid die op al die manieren waar is. We pakken de werkelijkheid en onze belevingswereld in met allerlei waarheden, die op verschillende niveaus iets zeggen.
We moeten van iedere waarheid zijn plaats weten, dan komt het wel goed, is de boodschap van Baggini.
Sneeuw is wit
Dit is geen inleiding in de filosofische inzichten in de waarheid, hoewel er verschillende filosofen voorbij komen. Zo citeert hij een van de bekende uitspraken over waarheid van Alfred Tarski: ‘sneeuw is wit’ is waar als en alleen als sneeuw wit is. De claim van de waarheid is een claim over een uitspraak. Maar hij gaat niet in op de moderne academisch-filosofische inzichten over waarheid. Wel is duidelijk uit Baggini’s benadering dat hij het idee van een algehele waarheid verwerpt.
Een veteraan uit de binnenkamers van de Haagse macht verwoordt een aanklacht. Beschaafd, dat wel. Maar misschien daarom wel belangrijker. Die aanklacht komt van Herman Tjeenk Willink, oud-vicepresident van de Raad van State (‘onderkoning’ van Nederland), oud-voorzitter van de Eerste Kamer, informateur van diverse kabinetten, waaronder Rutte III, etc., etc.
Pas aan het eind valt in Magda is overal van Christian Jongeneel alles op zijn plek. En alles is in het geval van Magda is overal veel. Kort samengevat laat Christian Jongeneel zien hoe een samenleving binnen een paar generaties van kleur kan verschieten, met alle positieve en negatieve gevolgen van dien. Centrale figuur in de roman is Dede Singh, die ook nog eens de uiterst onbetrouwbare verteller is van het eerste van de drie delen van de roman.
In het najaar van 2018 publiceerde The New York Times een serie artikelen over China onder de kop: