Hans Keilson is ook van ons
Er is veel geschreven over de Duitse geschiedenis tussen de beide Wereldoorlogen, en nog meer over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Temidden van de vele auteurs zijn er echter maar weinig, die deze onderwerpen op een zo enorm poetische en filosofische manier behandelen als de vrij onbekend gebleven Hans Keilson. Het is makkelijk te begrijpen waarom Keilson het aflegt tegen andere Holocaust-literatuur. Waar veel boeken van de Holocaust een soort passie-geschiedenis maken. Ze richten zich op het in beeld brengen van het leed van de vele slachtoffers, alsmede de slechtheid van hun beulen. Ze spelen enerzijds op het sentiment, en bedrijven anderzijds wat Gerard Durlacher ‘de pornografie van de wreedheid’ noemde.
Keilson heeft een ander perspectief. Hij schrijft over diegenen die hadden kunnen, willen, of moeten helpen, en het toch niet gedaan hebben, of het wel geprobeerd hebben, maar uiteindelijk, op de een of andere manier, toch gefaald hebben. Hij spreekt geen oordeel uit, maar maakt de dilemma’s waarvoor deze mensen stonden invoelbaar. Dat is des te meesterlijker, omdat hijzelf, als jood, niet tot deze groep behoorde. In het literaire bedrijf is er niets zo zeldzaam, als het vermogen om de gevoels- en gedachtewereld van de ander overtuigend te beschrijven.
In de laatste jaren is in zijn geboorteland, Duitsland, de belangstelling voor Keilson’s werk enigszins toegenomen. Zijn werk is gebundeld uitgegeven, en hem vallen in de Duitse pers regelmatig loftuitingen ten deel.