ACHTERGROND - Is de gemeente Groesbeek een heus Romeins aquaduct rijk? Ondanks gerede twijfel, weet de gemeente het zeker. Dit is het eerste deel in een serie. Delen twee en drie verschijnen morgen en overmorgen.
Wie ‘Romeins aquaduct’ zegt, denkt aan de Pont du Gard nabij het Zuid-Franse Nîmes, of aan het bouwsel in het Spaanse Segovia. Maar niet aan het Nederlandse Groesbeek.
Toch liggen daar wel degelijk de resten van een Romeins aquaduct. En niet zo maar eentje, maar een ‘geweldig archeologisch monument met werelderfgoedpotenties,’ zo schrijft wethouder Theo Giesbers in een gelikt boekwerk over de toeristische waarde van deze topattractie. ‘In het hele Romeinse rijk zijn inmiddels 600 aquaducten bekend en beschreven. In deze lijst mag het aquaduct van Groesbeek met trots worden bijgeschreven,’ aldus het 72 pagina’s tellende ‘Van bron tot kraan – een ontwikkelingsvisie over het aquaduct van Groesbeek’.
Het aquaduct is ook een beschermd archeologisch rijksmonument. ‘Het Groesbeekse aquaduct scoort in termen van zeldzaamheid hoog,’ schrijft de Raad voor Cultuur in haar advies over de aanwijzing als monument. ‘De Raad acht het aquaduct uniek en van nationale betekenis. Een ensemble van imposante resten, voor iedereen herkenbaar, één van de weinige zichtbare monumenten uit de Romeinse tijd.’
In de in 2008 opgestelde ontwikkelingsvisie ‘Van bron tot kraan’ ontvouwt Groesbeek de wildste plannen om ‘het aquaduct op een weloverwogen manier op de toeristische kaart te zetten.’ Kern van het verhaal: een wandelroute met informatieborden en zichtplatforms. Combinaties met de nabijgelegen musea, zoals het Valkhof-museum in Nijmegen, het Afrika-museum in Berg en het Orientalis-museum in de Heilige Landstichting. Er kan een ‘Romeinse route’ door de regio worden ontwikkeld, met bushaltes die zijn ingericht als ‘Romeinse halte’ en parkeerplaatsen met een ‘Romeinse signatuur’. Restaurants met ‘aanligmogelijkheid en Romeins eten en drinken’, hotels met ‘Romeinse stijlkamers’ en campings met ‘Romeinse officierstenten’. Souvenirs. ‘En de positionering van Groesbeek als wijndorp sluit ook mooi aan op de Romeinen. Het is niet ondenkbaar dat hier in die tijd ook wijn werd verbouwd.’
Alle plannen voor de wandelroute, zichtplatforms en ‘kennishavens’ tezamen kosten zo’n zeven ton, zo wordt becijferd. Groesbeek hoest daarvan uiteindelijk zo’n twee ton op, de gemeente Nijmegen en de provincie Gelderland betalen mee en er worden Europese subsidies aangeboord. In de raadsstukken waarmee de investering wordt bekrachtigd schrijft Groesbeek het nog maar eens expliciet: ‘Vanuit de archeologie is het aquaduct enorm van belang voor heel Nederland omdat dit het enige nog aanwezige herkenbare Romeinse overblijfsel is in het landschap van Nederland.’ Anno 2014 is de wandelroute grotendeels gerealiseerd (al zijn flinke delen op particulier terrein niet vrij toegankelijk), is er een begeleidende interactieve website en liggen de brochures in de VVV-kantoren.
Wie had dat gedacht, vijftien jaar geleden? Het Groesbeekse aquaduct stond toen nog niet op de kaart – was in feite nog niet ontdekt. Maar eind jaren negentig komt amateurarcheoloog Ben Brus, inwoner van het nabijgelegen dorpje Beek, met een hypothese over enkele opvallende, door mensenhanden vervaardigde aarden wallen in de reliëfrijke bossen rond Groesbeek. Ze kunnen gediend hebben als watervoorziening voor de ‘castra’, de Romeinse legerplaats in Nijmegen zo’n zeven kilometer verderop, oppert Brus. Vanuit bronnen in Berg en Dal, hoog boven op de Nijmeegse stuwwal, zou het water via een leiding van hout, steen, lood of keramiek naar beneden zijn geleid. Die leiding of houten goot liep dan over de aarden wallen.
Archeoloog Peter Schut, indertijd medewerker van de ROB (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, later opgegaan in de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) pakt dat in 2002 op en doet nader onderzoek. De gegevens gebruikt hij later ook voor zijn doctoraalscriptie provinciaal-Romeinse archeologie. Schut bestudeert oude kaarten, graaft proefsleuven in de bossen en laat hoogtemetingen doen om te zien of de theorie waterloopkundig kon kloppen. In 2005 publiceert hij namens de ROB het boek ‘De aardwerken van Groesbeek – een aquaduct voor de Romeinse legioensvesting in Nijmegen?’
Hoofdconclusie: ‘Er is geen absolute zekerheid over de aanwezigheid van een aquaduct,’ maar er zijn wel ‘aanwijzingen die voldoende houvast bieden om aan een dergelijke voorziening te denken, mede door het ontbreken van een alternatieve functie. Alleen toekomstig onderzoek kan het definitieve antwoord geven.’
Bij de graafwerkzaamheden wordt – op één eerste-eeuws scherfje na – geen enkel Romeins voorwerp gevonden. Geen munt, geen wapen, geen spijker. Het ‘belangrijkste probleem,’ schrijft Schut zelf, ‘is echter het ontbreken van concrete aanwijzingen voor een waterleiding.’ Geen loden pijpen, geen metselwerk, geen aardewerk, geen houtresten, geen ijzeren verbindingstukjes. Maar, voegt hij er aan toe, mogelijk was er alléén een houten goot, zonder ijzeren tussenstukjes. En mogelijk is alleen de infrastructuur aangelegd en is het aquaduct nooit in gebruik genomen. Mogelijk had dat te maken met het versnelde vertrek van het Tiende Legioen uit Nijmegen.
‘Mogelijk’. In de betekenis van ‘wellicht’ komt het dertig keer voor in de 77 pagina’s tekst. Het woord ‘aannemelijk’: achttien keer. ‘Waarschijnlijk’: 21 keer. En ‘vermoedelijk’ staat er zeventien keer in. Samen 86 slagen om de arm. En een vraagteken in de titel.
Wordt vervolgd.
Deze reportage verscheen eerder in de Groene Amsterdammer
Reacties (8)
En mogelijk stond het viaduct er ooit wel maar is het later ontmanteld voor bouwmateriaal. Tsja, ik heb dit verhaal over Groesbeek eerder gehoord en het blijft inderdaad bij speculatie en het lijkt me onverstandig maar eeuwig door te blijven zoeken naar iets dat er misschien nooit was of is weggehaald.
Oei, dit is een reuze-uitglijder. De gemeente Nijmegen kent de kritiek en heeft erover gesproken. De rekenkamer heeft een rapport uitgebracht waar de archeologische dienst gehakt van heeft gemaakt. Simpel samengevat: de rekenkamer begrijpt de basisprincipes niet van een wetenschappelijke redenering in een interpreterende discipline als de archeologie. De gemeente heeft inmiddels – met argumenten – het rapport van de eigen rekenkamer terzijde gelegd.
http://www.gelderlander.nl/regio/nijmegen-e-o/nijmegen/nijmegen-kraakt-brief-rekenkamer-over-aquaduct-1.4402009
Ik heb ondertussen het idee dat het artikel in De Groene wel degelijk de vinger op de zere plek legt: oudheidkundigen (archeologen, classici en historici) claimen vaak te veel. De Venlose mikve-affaire is een voorbeeld, maar er zijn tientallen voorbeelden te noemen. In die zin oogst men nu wat men heeft gezaaid.
Maar dat aquaduct, dat is zo reëel als een archeologische interpretatie kan zijn. Scepsis ten aanzien van de oudheidkundige disciplines is altijd goed, maar dit keer is het onterecht.
En dat kan ieder voor zich in de allereerste zin van dit stuk al lezen. Wie aan een aquaduct denkt, denkt in onze contreien natuurlijk niet aan Nîmes, maar gewoon aan Tongeren, waar een aarden dijk de waterleiding is, precies zoals in Nijmegen. Dit is net zoiets als zeggen “wie aan amfitheaters denkt, denkt aan het Colosseum” en dan zeggen dat het Nijmeegse amfitheater, dat gewoon voldoet aan alle provinciaal-Romeinse criteria, niet kan bestaan.
Tja. De Romeinen hier leken niet op de Romeinen in Italië. Maar daarom zijn ze nog wel reëel geweest.
Ik ben naast dat vermeende aquaduct geboren en opgegroeid en ken het gebied op mijn duimpje. Het kan best zijn dat er nooit een aquaduct is geweest, maar dan zal er toch een andere verklaring gevonden moeten worden voor een aantal behoorlijk forse overduidelijk door mensen aangelegde landschapselementen. Van de geul in het bos naast de Heilig Landstichting (bekend als “Louisedal 2”) heb ik me altijd afgevraagd wat dat in godsnaam kon zijn geweest. Toen het verhaal over het aquaduct opdook leek mij dat een wel buitengewoon logische verklaring.
Ook het relief in speeltuin de Leemkuil, waar het aquaduct vlak langs moet hebben gelopen, vraagt om een uitleg.
Daarnaast is het opvallend dat de – afgezien van de straatnaam – inmiddels grotendeels verdwenen Broerdijk op een wel erg tactische locatie lag, precies dwars door het dal van daar waar het vermeende aquaduct liep naar de andere kant van het dal (“Kopse Hof”), waar de Romeinse legerplaats lag. Op basis van bij opgravingen in die wal gevonden materiaal is vastgesteld dat deze uit de 1e eeuw moet stammen. De achtertuin van de veel huizen aan weerszijden de Broerdijk grenst aan het souterrain en liggen daarmee 3 a 4 meter dieper dan de weg zelf. Leg dat maar eens uit:p
Edoch, er is vrij weinig archeologisch bewijs van dat aquaduct, dat valt niet te ontkennen. Een aquaduct is echter wel veruit de meest logische verklaring voor een aantal overduidelijk kunstmatige landschapskenmerken op de plaats waar het vermeende aquaduct gelopen moet hebben, ook nog eens precies met het verval dat nodig zou zijn voor een aquaduct.
Mijns inziens is de kritiek van de rekenkamer dan ook ongegrond. Maargoed, who cares. De rekenkamer heeft ernaar gekeken in het kader van het neerzetten van dat ding als toeristische trekpleister. Nou vind ik het vermeende aquaduct hartstikke interessant, maar om er toeristische waarde in te ontdekken is toch wel wat fantasie nodig. Echter, juist de onzekerheid maakt dit een leuk project om zelf te onderzoeken. Een flink deel is vrij toegankelijk en prachtig wandelgebied dus of er nou een aquaduct was of niet maakt eigenlijk niet zoveel uit.
De loop van het aquaduct is hier uitgebreid beschreven:
http://www.aquaductgroesbeek.nl/
Hoewel ik natuurlijk liever hebt dat u er weg blijft; ik heb een hekel aan mensen in “mijn” bos:P
Ik deel de twijfel over het aquaduct zijn maar niet om een werkelijk archeologische reden. Die is er natuurlijk indirect wel: er is niets gevonden behalve geulen en wallen. Maar het is vooral de nabijheid van water.
De Romeinen waren ook niet gek en het fort is dichtbij de rivier gebouwd. Zelfs al waren ze zo wijs om hun riolen en waterpunten niet bij elkaar te hebben mag je er toch vanuit gaan dat het water in de Waal in Romeinse tijd nog behoorlijk drinkbaar was. En zelfs als de Romeinen dat niet durfden, dan was het slaan van putten in die streek en in die tijd echt nog behoorlijk goedkoper (in inspanning) dan het bouwen van een aquaduct met het water slechts een of twee meter onder het maaiveld als het niet op het maaiveld stond. Ik zou als archeoloog oude putten gaan zoeken.
Het kan natuurlijk zijn, dat het bouwen van aquaducten een hobby van technici was in tijden van kalmte of wellicht een soort van ‘Hé kijk ons eens hoe goed we zijn’ prestatie om zichzelf respect te geven bij overwonnenen. Kan allemaal, maar een aquaduct op een plek waar erg veel drinkwater in de grond zit lijkt mij niet logisch.
Ik wil even wijzen op de Drususbron niet ver weg van Groesbeek. Blijkbaar toch niet Romeins maar wel diep en oud. Graven kon men altijd al.
En @Jona, als er niets gevonden wordt heb je gewoon geen bewijs. Dat lijkt me toch een oude wetenschappelijke instelling. Het vermoeden en de interpretatie leidt dan tot een hypothese. Maar ook niet meer dan dat. Jij gaat verder en claimt een een wetenschappelijke redenering in een interpreterende discipline als de archeologie. Prima, maar wel op basis van wat je vindt. En als je overtuigend niets vindt behalve aarden wallen dan moet je wellicht anders interpreteren.
Het ‘belangrijkste probleem,’ schrijft Schut zelf, ‘is echter het ontbreken van concrete aanwijzingen voor een waterleiding.’ Geen loden pijpen, geen metselwerk, geen aardewerk, geen houtresten, geen ijzeren verbindingstukjes.
Maar zelfs van hout kun je na 2000 jaar nog sporen vinden.
Tsja. e.e.a. kan natuurlijk niet los gezien worden van de romeinenfetish van groot-nijmegen. Ze zijn er zo weg van hun romeinse roots dat ze in 1998 vierden dat ze 1900 jaar bestonden, en in 2005 of zo dat ze 2000 jaar bestonden. Uiteraard klopten beide redenaties. Ze zijn er weg van (de marktpotenties van) geschiedenis.
En natuurlijk leveren archeologie en geschiedenis voldoende verhalen op voor de markt. Wetenschappers zien iets, en stellen hypothesen op. Daar is niets mis mee. Het wordt pas eng als gemeentebestuurders ‘de knoop doorhakken’ (de historische werkelijkheid vaststellen), en besluiten de speculaties op te pakken voor recreatie en toerisme.
Geld gaat ernaartoe, heel veel geld. Grond van bewoners wordt aangewezen als monument, zonder dat er op dat terrein zelf ook maar iets is gevonden dat de inzet van dit zware beschermingsinstrument rechtvaardigt.
Net zoals de archeologische verwachtingskaart (IKAW) wordt gebruikt voor het ruimtelijk ordeningsbeleid, zo worden zwak onderbouwde hypothesen in onderzoeken gebruikt voor bescherming en economische doelen.
@4 qwerty: “Maar zelfs van hout kun je na 2000 jaar nog sporen vinden.”
Niet uit die context. Hout blijft goed onder 1. uitgedroogde en 2. permanent natte condities. 1. Komt in Nederland niet voor en 2. doet zich uitsluitend voor onder het gemiddeld laagste grondwaterpeil.
Een houten leiding zoals die verondersteld zou kunnen worden op de aangetroffen set van aardwerken, zou aan de oppervlakte gelegen hebben en is binnen enkele jaren tot decennia volledig verrot.
Wat de alternatieven voor watervoorziening betreft: rivierwater drink je liever niet, bronwater (plaatselijk uit een gegraven put of van verre uit een natuurlijke bron) wel. Daar wordt je namelijk niet ziek van.
Bovendien stroomt rivierwater al door het laagste deel van het landschap en zul je het omhoog moeten pompen. Kost moeite.
Een gegraven waterbron is lekker dichtbij, maar levert (puttend met emmertjes) hoogstens genoeg water voor een eenvoudig huishouden. (Ik weet trouwens niet hoe diep je op de Kopse Hof moet graven om een waterput te maken).
Een aquaduct, aangesloten op een natuurlijke bron levert, zonder verdere pomp-moeite en (semi-) permanent, genoeg water voor meerdere huishoudens tegelijk en misschien ook nog wel genoeg voor een badhuis met bescheiden zwembadje.
Niet alleen de aanwezigheid van water, ook het beoogde gebruik bepaalt waar je het vandaan gaat halen.
@6 dat is allemaal waar, maar de vraag is vervolgens of een dergelijk aquaduct daar liep, of de huidige wallen en andere onderdelen daar werkelijk deel van uitmaakten, of dat integrale bescherming rechtvaardigt en of het verhaal hard genoeg is om massa’s geld en PR tegen aan te smijten.
Het blijft raar dat er maar één vondst is gedaan, terwijl een dergelijk systeem onderhoud verlangt. Is er nou geen bouwer geweest die een potje bier uit zijn handen liet vallen? Is er nooit een muntje onder een schep zand terecht gekomen?
Er zit nogal wat lucht tussen de prudentie waarmee de archeoloog Schut zijn woorden koos en de manier waarop Rijk, Provincie en Gemeente nu insteken.
@7 mbmb: je hebt een aantal ingrepen in het landschap, zowel insnijdingen als ophogingen die daar geomorfologisch gezien niet horen. De toplijn heeft een regelmatig verval en loopt van een waterbron naar een Romeins legerkamp, waar vroeger veel dorstige soldaten gelegerd waren. 1+1=2
Nu willen we graag dat die – nogal voor de hand liggende – hypothese wordt bevestigd of ontkracht en dan valt op dat er nog niks gevonden is aan kleiner vondstmateriaal, althans, niet dat we weten. Dat is ook logisch: er is nooit naar gezocht, want de hypothese is er pas net.
Nu wordt het ingewikkeld: er zal vast wel vondstmateriaal liggen, maar erg dik gezaaid zal het niet zijn: aanleg en onderhoud vergt geen permanente bewoning naast je aquaduct. Wil je naar vondsten gaan zoeken, dan zul je al snel grote delen van je aquaduct en omgeving moeten gaan opgraven, maar als het een echt aquaduct is, dan wil je dat juist niet.
Bovendien: stel we vinden wat Romeins aardewerk en glas en hier en daar een mantelspeld, hoeveel zegt dat dan? Misschien wel dat het Romeins is, maar nog geen aquaduct, voor de twijfelaars althans. Daarvoor zul je toch minstens een loden pijp of een stuk gemetselde leiding moeten hebben, maar dat is juist het vondstmateriaal dat het snelst wordt weggeroofd en hergebruikt…
Er moeten dus lastige keuzes worden gemaakt over wanneer we tevreden zijn met de bewijsvoering versus de vernietiging van wat mogelijk een behoorlijk uniek monument is.
Overigens kan een archeoloog nooit antwoord geven op de vraag of zo’n vondst integrale bescherming rechtvaardigt. Dat is een politiek besluit waarin onder andere archeologische overwegingen een rol spelen.