Veertig jaar geleden bezocht ik Albanië. De volledig door het staatstoerismebureau geregisseerde reis ging langs alle hoogtepunten van de toenmalige communistische heilstaat. Over het totalitaire karakter van de samenleving en het gruwelijke lot van minderheden en dissidenten werd uiteraard niet gesproken. Dit jaar was ik er opnieuw voor een heel ander soort reis. Het land is onherkenbaar veranderd.
In het NCRV-televisieprogramma Voor de leeuwen gaan MBO-studenten op stage in een onbekend land. In de uitzending van 15 juli zagen we Max als aspirant treinmachinist aan het werk in Albanië. De spoorwegen, ooit de trots van dictator Hoxha, beschikken nog over vier treinen. Het materieel is hopeloos ouderwets, er zijn voortdurend storingen en de ritten duren eindeloos. Max’ eerste stagedag begint met koffie en raki.
De beelden van het armste en slechtst onderhouden spoorwegnet in Europa zijn tekenend voor de huidige stand van zaken in het land dat in juni de status van kandidaat-lid van de EU verwierf. Alle collectieve voorzieningen zijn in Albanië na de omwenteling in 1991 volledig afgebroken. De haat tegen het collectivisme van de communistische dictatuur was zo groot dat alle staatsbedrijven in de industrie en de landbouw en alle voorzieningen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg van het oude regime zijn vernietigd. Met als gevolg dat in de afgelopen jaren alles opnieuw moest worden opgebouwd, nu door private bedrijven en met veel hulp uit het buitenland. Zo was Artsen Zonder Grenzen in de jaren negentig in het land actief om basisvoorzieningen in de gezondheidszorg te herstellen. Nu vind je in Tirana op elke straathoek een nieuwe, moderne apotheek met het complete assortiment van de Europese farmaceutische industrie. Alleen het aantal cafés is er nog groter.
Het openbaar vervoer is onderontwikkeld. Er rijden veel taxi’s en particuliere minibusjes. De automobilist is in de stad koning. Een straat oversteken is niet zonder risico. Er zijn stoplichten en verkeersregels, maar het blijft onzeker of iedereen zich er aan houdt. Voetgangers struikelen op kapotte trottoirs, die bij regen vollopen met plassen. Overal wordt er gebouwd aan kantoren, hotels en andere private gebouwen. Wegwerkzaamheden liggen, als ze al worden gestart, maandenlang stil omdat er geen geld meer is.
Wie zich even buiten het centrum waagt loopt tussen een mix van ruïnes, half afgebouwde huizen en gloednieuwe villa’s. De elektriciteitsdraden hangen als lianen in een jungle in bundeltjes laag over de straat. Geen wonder dat de stroom van tijd tot tijd uitvalt. Van stadsplanning is niets te merken. Langs de toegangswegen naar de stad verrijzen tussen vervallen boerenhutjes en een overmaat aan benzinestations, volstrekt willekeurig enorme protserige gebouwen van buitenlandse bedrijven en woonpaleizen van de nouveaux riches. Daartussen vind je ook private universiteiten waar fancy diploma’s eenvoudiger te behalen zijn dan aan de staatsuniversiteit (update: de Albanese regering heeft deze week achttien van deze instituten gesloten wegens fraude). En overal domineren de gigantische reclameborden van geglobaliseerde merken. ’s Avonds doen ze op veel plaatsen dienst als straatverlichting.
De overheid lijkt in dit land totaal afwezig. Het meest duidelijk is dat te zien aan de vervuiling. In de stad zijn nog wel eens een paar (0vervolle) vuilcontainers te vinden. Daarbuiten lijken de Albanezen alle besef voor het milieu verloren te hebben. Rivieren veranderen in riolen. Ook in het nauwelijks bewoonde hooggebergte in het noorden van het land. Met een zwak en corrupt bestuur wordt het land bovendien nog gebruikt voor de dumping van gevaarlijk afval uit andere landen door bedrijven die de goedkoopste weg kiezen. Albanië is na een periode van onderdrukkend collectivisme terecht gekomen in een extreem geprivatiseerde samenleving waarin de staat nog hoofdzakelijk particuliere belangen dient. Het blijft de vraag of de EU in het toetredingsproces op dit punt corrigerend zal willen optreden.
Gezien dit alles is het dan bepaald een verrassing om in een restaurant terecht te komen dat wordt gedreven door idealisten van de uit Italië overgewaaide Slow food beweging. Mrizi i Zanave , in Fishte even ten zuiden van Skhodra, biedt niet alleen een overvloed aan heerlijke Albanese streekgerechten. Het is volgens een van de ondernemers ook een sociaal project. De boeren uit de omgeving die hun producten aan het restaurant leveren zijn partners in het bedrijf, een opvallende constructie in een land waar ‘collectief’ zo’n slechte naam heeft. De boeren hebben belang bij afzet van hun producten omdat ze steeds meer te lijden hebben onder de import uit het buitenland. En zij zullen het er niet makkelijker op krijgen als het land verder betrokken wordt in de economie van de EU-landen.
In het noorden van Albanië begint het toerisme zich te ontwikkelen voor bergwandelaars en liefhebbers van A. den Doolaard’s Herberg met het hoefijzer. De boeren, opgevoed met een oude gastvrijheidstraditie, bieden de wandelaars een eenvoudig onderkomen in guesthouses, smakelijke maaltijden, bereid met hun eigen producten, en overal een glaasje zelfgestookte raki. Van harte aanbevolen.
Foto: De zelf verzamelde paddestoelen worden gedroogd. Slow Food op gastboerderij Grishaj in Lepusë.