COLUMN - Karl Marx keek verstoord op van zijn werk. Aanzwellend rumoer in de gangen, slaande deuren en toen, opeens, een geheel ontklede man in de leeszaal van de British Library. Opwinding alom, kabaal, tot de naaktloper door bibliothecarissen werd overmeesterd en afgevoerd.
De echte opwinding moest toen nog komen. Vriendelijke suppoosten brachten de overspannen man naar zijn kleren, die hij bleek te hebben achtergelaten in de “Arched Room”, een vertrek in het British Museum waar ook tegenwoordig zachtaardige geleerden in diepe stilte kleitabletten bestuderen. Wat was er aan de hand, vroegen de geschokte heren. “Kijk dan!”, zal George Smith hebben gezegd, terwijl hij zijn overhemd aantrok. Zijn collega’s keken naar het kleitablet dat Smith tot enkele minuten daarvoor had zitten lezen. En toen zagen ze het. En hoewel ze hun kleren aanhielden, deelden ze in de opwinding.
“Grootste oudheidkundige ontdekking aller tijden”, kopte The Daily Telegraph, en dat was niet eens zo heel veel overdreven. Op Smiths kleitablet stond het Mesopotamische verhaal over de Zondvloed, en in 1872 werd zo’n vondst door menigeen uitgelegd als bewijs dat de Bijbel gelijk had. Nog vóór het einde van het jaar lag er een vertaling, die op haar beurt in vrijwel alle Europese talen werd omgezet.
Er was echter een kleine teleurstelling. Het Zondvloedtablet was incompleet. Dat betekende echter ook dat er meer moest zijn. The Daily Telegraph zag er wel kopij in en stuurde Smith naar Nineveh, om daar te zoeken naar de ontbrekende delen.
Hij vond ze op de stort: de plaats waar archeologen het zand weggooien dat uit hun opgraving naar boven komt. Tegenwoordig wordt het vaak nog even gezeefd of loopt er nog iemand langs met een metaaldetector, maar dat hadden de opgravers van Nineveh niet gedaan. Nu Smith meer materiaal had, kon hij combinaties maken met de al eerder gevonden fragmenten. Langzaam maar zeker werd duidelijk wat een fantastische vondst dit was.
Het Zondvloedtablet behoorde tot een veel langere tekst – en anders dan men had gehoopt, was dat geen voorloper van de Bijbel. Het ging om een groot heldendicht, dat was gewijd aan de oeroude koning Gilgameš, die na de dood van een vriend op zoek ging naar het geheim van de onsterfelijkheid, tijdens die queeste de overlevenden van de Zondvloed ontmoette, maar uiteindelijk moest leren omgaan met het feit dat ook hij eens zou overlijden.
De vondst van het Zondvloedtablet was een sensatie en terecht is het voorwerp tegenwoordig een van de pronkstukken van het British Museum. Moderne onderzoekers zijn echter niet meer zo geïnteresseerd in het gelijk van de Bijbel. Ze beschouwen de twee varianten van het Zondvloedverhaal, de Joodse en de Mesopotamische, als uitingen van een gedeelde, oud-oosterse verhalencultuur. De echte ontdekking was het Epos van Gilgameš, dat een beeld gaf van de wijze waarop men, eeuwen voor de oudste Griekse poëzie ontstond, dacht over goden, over de dood, over wijsheid en over de betekenis van het mens-zijn.
[Wordt vervolgd. Het verhaal over de strippende Smith is echt gebeurd, maar het hoort een beetje bij de folklore van mijn vakgebied. Natuurkundigen hebben zo de appel van Newton. Of Smith echt langs Karl Marx (die wel degelijk in de leeszaal zat te studeren) is gerend… sommige verhalen zijn te mooi om ze te controleren.]
Reacties (1)
Topartikel