COLUMN - Er gaat een telefoon af, maar Daniëla kijkt me verbaasd aan. Ik kijk verbaasd terug. Het komt duidelijk uit haar zak. En dat terwijl ze haar telefoon net ingeleverd heeft. Die ligt in de la op het kantoor, waar alle telefoons na 22.30 uur liggen. Betrapt!
‘Je telefoon gaat,’ zeg ik. Aarzelend neemt ze op. ‘Ik bel je zo terug,’ en ze stopt hem weg.
Alsof er niets aan de hand is vraagt Daniëla of ze geld mag voor een nieuw busabonnement. ‘Want anders vergeet ik dat morgenochtend, ik vergeet zoveel tegenwoordig,’ probeert ze als afleidingsmanoeuvre.
Ik geef aan dat ik het klaar leg voor morgenochtend. En vraag vervolgens hoe ze aan die tweede telefoon komt. ‘O, gekregen van een vriendin,’ gooit ze eruit zonder ook maar een halve seconde te aarzelen. Zo’n snel antwoord ben ik niet gewend van haar. ‘Die ziet er nog nieuw uit.’
‘Ja, hoezo?’
‘Van vriendin?’
‘Ja, die mocht ik hebben.’
‘Van welke vriendin?’ vraag ik.
‘Gewoon, van school.’
‘Sinds wanneer krijg jij gewoon een telefoon?’
‘Nou, gewoon, omdat ze die over had.’
Dit gaat heel lang duren, vrees ik. Haar vals beschuldigen wil ik natuurlijk niet. Maar mijn gevoel zegt dat er iets niet klopt. Maar ik kan weinig bewijzen.
‘Daniëla, ik geloof er weinig van eerlijk gezegd.’
‘Nou, dan geloof je me niet.’
Ik leg uit dat ik het ongebruikelijk vind dat iemand een telefoon krijgt. En dat ik de ouders van die vriendin wil bellen om te checken of het verhaal klopt. Daniëla heeft het nummer van die vriendin niet, zegt ze. En vervolgens: ‘Maar kunnen we het hier morgen over hebben, ik ben moe, ik wil slapen.’ Ik hou voet bij stuk en vraag door. Om van het gezeur af te zijn, stelt ze voor al die spullen terug te geven. ‘Al die spullen?’ vraag ik. ‘Ja, die oplader enzo.’
Dat lijkt me een goed idee. Ik stel voor dat ik mee naar boven loop. Daniëla sputtert tegen: ‘Nee, hoeft niet, ik zoek zelf wel, ik ben zo terug.’
‘Nee, hoor, geeft niets, ik loop even mee. Dan hoef jij niet weer naar beneden, want je was al zo moe, zei je net.’ Hier kan ze niet onderuit. Met een zucht loopt ze naar haar kamer.
Na enig zoeken komt de oplader boven water. Daniela zet haar telefoon uit en geeft hem met de oplader aan mij. Dan valt mijn oog op een doos in de hoek van de kamer. Daar staat duidelijk ‘Prepaid’ op. Nu komt Daniela met een ander verhaal. Die telefoon had ze van die vriendin gekregen omdat zij Daniëla’s werkstuk over mocht schrijven. Maar dat wilde ze niet aan ons vertellen, omdat wij niet willen dat ze huiswerk overschrijft. Nog steeds ontkent ze die telefoon gestolen te hebben. Ik besluit het over een andere boeg te gooien.
‘Ik snap er niets van, Daan. Je hebt toch genoeg geld gespaard, dan hoef je toch geen telefoon te stélen?’
‘Ja, nou, dan gaan jullie toch weer lopen ouwehoeren dat ik al een telefoon heb en dat ik mijn spaargeld moet gebruiken voor mijn uitzet. En daar word ik schijtziek van!’
Ze schrikt zichtbaar van haar onverwachte bekentenis.
Alle cliëntnamen zijn gefingeerd.
Roselinde van Berkel is pedagogisch medewerker bij TriviumLindenhof, een jeugdzorginstelling in Zuid-Holland. Ze is auteur van het boek Sannah! en schrijft voor Sargasso over de jeugdzorgpraktijk van binnenuit.