ANALYSE - Is het nodig om de grootte van klassen in het onderwijs bij te houden? Onderwijsdeskundige Reinout van Brakel denkt van wel.
Onderstaande grafiek komt uit het mooie rapport van Pearson over onderwijsprestaties van landen (The Learning Curve). Het toont de “Pupil-Teacher” ratio op lagere scholen. Dat is niet hetzelfde als klassengrootte, omdat ondersteunend personeel ook wordt meegerekend. Volgens deze website zijn er in Nederland op iedere leerkracht 15,9 leerlingen.
Even nadat ik deze grafiek zag, kwam er een Kamerbrief over van Sander Dekker over hetzelfde onderwerp, naar aanleiding van klachten van AOb dat de klassen weer groter worden. Scholen hebben weinig keuze als ze minder middelen hebben: je kunt de onderwijstijd wellicht beperken, als je ver boven de norm zit, maar verder is de eerste mogelijkheid het combineren of vergroten van klassen.
De brief is zeer interessant.
De experts zijn het er redelijk over eens dat klassengrootte niet veel invloed heeft op de opbrengsten en kwaliteit. Het heeft effect op de werkdruk van leraren en dat was dan ook een belangrijke reden om extra middelen voor klassenverkleining uit te trekken. Zelfs de Tweede Kamer vond het in 2006 niet meer nodig om te rapporteren over groepsgrootte: de Inspectie deed dat in de jaren ervoor wel. De overheid moet vooral sturen op kwaliteit: de beslissingen rondom groepssamenstelling kunnen prima door professionals en bestuurders genomen worden, schrijft de minister. Binnen de budgettaire kaders, dat dan weer wel (en zit daar niet de grote adder onder het gras?)
Omdat er echter hardnekkige geruchten zijn dat de groepsgrootte stijgt, en het waarschijnlijk blijvend de publieke opinie zal beïnvloeden, zal Dekker de Inspectie opdracht geven om het opnieuw te monitoren. Wat helpt is dat inmiddels met het onderwijsnummer dit getal ook makkelijker is vast te stellen.
Klassen op de basisschool bestonden dit jaar gemiddeld uit 22,8 leerlingen. Dat is iets meer dan in 2006, toen voor het laatst werd gemeten en het gemiddelde 22,4 leerlingen was. Dat zit dicht bij het ideaalbeeld van de AOb, van 23 leerlingen, merkt de minister fijntjes op (de AOb vond middels een enquête een veel hoger getal van 28). De Algemene Onderwijsbond (AOb) stelde op basis van een enquête dat de klassen dit jaar groter zijn geworden, doordat het aantal geschrapte banen in het basisonderwijs groter is dan de daling van het aantal leerlingen.
De minister noemt de gemiddelde groepsgrootte op basisscholen redelijk stabiel, maar ziet wel veel variaties binnen het onderwijs. Een kwart van de groepen is kleiner dan 20 leerlingen, 13 procent is groter dan 28 leerlingen. Circa twee derde (62 procent) van de groepen heeft tussen de 20 en 28 leerlingen.
Uit het onderzoek van Dekker blijkt dat de leerling-leraarverhouding tussen 2006 en 2011 ongeveer gelijk is gebleven: 18,5. Omdat er naast docenten ook interne begeleiders, remedial teachers en vakleerkrachten worden ingezet, is de gemiddelde klassengrootte groter dan de leerling-leraarverhouding. Dat kan ik dan weer niet rijmen met de grafiek van Pearson: daar is de verhouding 15,9.
Bij de Kamerbrief zit ook een aparte brief waarin de berekening van de groepsgrootte is gevalideerd door onafhankelijke wetenschappers.
Een interessante casus is dit wel. De overheid handelt vanuit een rationeel standpunt, dat zegt dat groepsgrootte géén variabele is waarop ze wil sturen. Omdat ook de volksvertegenwoordigers op enig moment hebben aangegeven er geen interesse in te hebben, stopt de Inspectie (als onafhankelijke instantie?) met monitoren. Dat terwijl de hele wereld weet dat scholen redelijk ongezien de groepen kunnen vergroten of combineren, om financieel uit te komen. Ik geloof wel dat de cijfers van OCW kloppen, maar ik zou nooit gestopt zijn met het meten van deze, in het oog springende, variabele. Ook al omdat er een kans is dat de groepen de komende jaren wel degelijk groter worden. Dat hoeft geen ramp te zijn, maar het is wel netjes om daar open en transparant in te zijn.
Overigens geeft deze hernieuwde monitoring wellicht ook hoop voor een andere variabele die niet centraal meer wordt bijgehouden (sinds 2008): de bevoegdheid van docenten in het VO. Waar bij klassengrootte niet eenduidig is of dit de kwaliteit beïnvloedt, lijkt me de relatie tussen de kwaliteit van de docent en de opbrengsten evident.
Reacties (1)
Klassengrootte. Terug naar de schoolbank!