Het SCP gooit met een nieuw rapport “de knuppel in het hoenderhok”, en dat levert vernietigende commentaren op.
Het SCP heeft zeven publieke diensten onderzocht: primair en voortgezet onderwijs, ziekenhuiszorg, extramurale en intramurale verpleging en verzorging, politie en rechtspraak. De kosten van deze diensten stegen in de periode 1995-2010 meestal veel sneller dan de hoeveelheid product, ook nadat rekening is gehouden met de invloed van de geldontwaarding. De kostprijs per eenheid product – een behandeling in het ziekenhuis, het onderwijs aan een leerling op de basisschool, enzovoort – nam dus voortdurend verder toe. Het SCP kijkt vervolgens of de hogere kostprijs te verklaren is door de verbetering van de kwaliteit en doeltreffendheid van de dienstverlening. Dat blijkt in het algemeen niet zo te zijn.
Het CBS constateert al jaren dat de kosten in het onderwijs stijgen, terwijl het aantal leerlingen in met name PO en VO nauwelijks toeneemt. 1 miljard erbij voor klasssenverkleining (zoals Ria Bronneman opmerkt, Netelenbos gebruikte daarvoor een “window of opportunity”) en 1 miljard erbij voor de leerkrachten zijn een deel van de verklaring. Dat klassenverkleining en méér geld voor leerkrachten op macroniveau geen rechtstreekse correlatie hebben met leerprestaties in enge zin is goed te begrijpen. Het geld is destijds ook niet alleen voor dat doel aangewend; aantrekkelijkheid van het beroep was ook een argument.
De productie van het basisonderwijs – gemeten via het aantal gewogen leerlingen – is in de beschouwde periode jaarlijks met gemiddeld 0,3% gedaald. De productie van het gehele primair onderwijs daalde met 0,2% per jaar. De reële kosten per product stijgen jaarlijks met 4,1% respectievelijk 3,9%. Het gaat hier om de relatieve kostprijs: de oplopende prijs van onderwijs is afgezet tegen de kostprijs van het gemiddelde binnenlandse product. Deze stijging van de relatieve kostprijs van het basisonderwijs en het primair onderwijs is deels te verklaren door een grotere inzet van personeel per leerling, de stijging van de loonkosten per arbeidsjaar en een sterke groei van de ingezette materiële middelen.
Het SCP kijkt ten aanzien van de onderwijskwaliteit en prestaties o.a. naar de door de overheid zelf geaccepteerde maatstaven: de oordelen van de inspectie en CITO-scores. Daar vind ik het betoog niet erg sterk. Twee ontwikkelingen op hoofdlijnen (de kosten stijgen en de kwaliteit blijft gelijk/ daalt) worden veel te makkelijk met elkaar in verband gebracht. Nog afgezien van de vraag welke kwaliteit gemeten wordt, is het de vraag wat er gebeurd zou zijn als het kostenniveau gelijk was gebleven.
Een aantal van de commentaroren verwijst het rapport naar de prullenmand, maar dat is zonde. Er staan vlijmscherpe gegevens in, die mijns inziens terecht de vraag opwerpen of beter onderwijs wel met meer geld te koop is. Dat de arbeidsproductiviteit is afgenomen in het onderwijs, werpt toch vragen bij me op. Ook laat het rapport zien dat “meer geld voor onderwijs” vooral een politieke keuze is geweest.
In De Volkskrant zegt de SCP-onderzoeker dat minder belastinggeld niet leidt tot een evenredige afname van kwaliteit: daar ben ik het dan niet direct mee eens. Steeds meer diensten en prestaties die het onderwijs levert, zijn in de loop der tijd in economische termen gedefinieerd. Een tekenleerkracht in het voortgezet onderwijs die vroeger de vrije woensdagmiddag gebruikte om zelf inkopen te doen, heeft nu te maken met centrale inkoop. Allerlei taken van onderwijsinstellingen die vroeger onzichtbaar waren, hebben een kostenplaats en een bestuurlijke verankering. Kosten die vroeger niet zichtbaar waren, zijn dat nu wel. Daar komt bij dat onderwijsinstellingen allerlei nieuwe taken erbij hebben gekregen, die er vroeger niet waren. Ook die hebben een prijs. In die zin geven de cijfers ook weer dat we als maatschappij steeds meer verwachten van het onderwijs. Als er dan bezuinigd moet worden, dan is het ook de taak van de sector om duidelijk te maken welke diensten we dan niet langer kunnen verwachten.
Reacties (9)
Veel van het geld voor onderwijs is ook gaan zitten in de managementlaag. Taken vanuit Den Haag werden naar het bevoegd gezag gedelegeerd en deze privatisering, samen met de schaalvergroting zou het onderwijs moeten verbeteren. Het was een stokpaardje van vooral rechts van de Eliassen. Echter dat management eigende zich een groot kantoor op een toplocatie, een mooie secretaresse, een auto met chauffeur, 1,5 keer de Balkenende norm, een uitgebreide staf, etc. toe. Dat geld, wat daaraan besteed is kwam dus niet terecht op de werkvloer.
En wat erger is dat management droeg het onderwijzend personeel allerlei taken op die louter tot doel hebben vast te leggen hoe goed/slecht men het wel voor elkaar heeft. Extra taken bij al een hele hoge werkdruk.
Voorheen werden de geprivatiseerde taken veelal centraal geregeld, met terugwerkende kracht mag men daarom concluderen dat dit wellicht toch goedkoper en efficienter was.
Daarom: blijf investeren in onderwijs en begin met het terudraaien van de privatisering en decentralisering, stap af van de grootschaligheid en zorg dat docenten goed betaald worden, dan houd je de goede en bevoegde docenten in huis.
Precies! Meer geld betekent niet automatisch, dat het geld ook goed besteed is. Wanneer nu blijkt, dat het extra geld niet heeft opgeleverd wat verwacht werd of verwacht kon worden, trekken sommigen al meteen de conclusie, dat er ‘dus’ gemakkelijk bezuinigd kan worden, in plaats van eerst de vraag te beantwoorden, waarom het extra geld niet aan de verwachtingen heeft voldaan.
Het extra geld is geïnvesteerd om het onderwijs (in dit geval) te verbeteren. Het kan zijn, dat de investeringen van te voren niet goed zijn onderzocht. Het kan zijn dat het geld naar heel andere zaken is gegaan, dan waar het voor bestemd was. Het kan zijn, dat er zonder nadenken zo maar wat geld tegen aan is gegooid. Het kan zijn, dat de verwachtingen niet realistisch waren. En de uiteindelijke conclusie kan dan nog zijn, dat er bezuinigd kan worden, maar laat de mensen, die dat nu al roepen, dan ook gewoon toe geven, dat de kwaliteit van het onderwijs hen geen zak interesseert, omdat zij geen verbeteringen willen.
Ik wil graag weten hoeveel leerlingen zijn geproduceerd, wat de winst per leerling was en wat de aandeelhouders ervan vinden.
Haha. Leerlingen zijn geen product, want er komen er net zoveel in als eruit gaan. Da’s bij de bakker wel anders: er komt geen brood in, maar wel eruit. Het zijn de ouders die de leerlingen produceren. Je bent leerling zodra en zolang je op school zit. Niet op school: geen leerling meer. School is meer ee nvangnet.
Gebrek aan echte innovatie is ook een factor. http://www.youtube.com/watch?v=zDZFcDGpL4U
Een goede analyse van wat het SCP zegt is inmiddels nodig, maar het vergt veel werk om tegenover het cijfergeweld van het SCP een duidelijk alternatief beeld te kunnen neerzetten.
Ik geef een aanzet. Men gaat uit van een input-output model, gedurende 15 jaar, waarbij de input wordt gemeten in geld en de output in bekende metingen zoals CITO toetsen. Zelf, zegt het SCP, heeft men nauwelijks eigen metingen gedaan.
Het model is dus (over 16 jaar): INPUT(i) –> Proces(i) –> Output(i) , waarbij i het jaar is (1995-2010). De aanname van het SCP is vrijwel volledig dat de output tussen de jaren vergelijkbaar is, en dat er in het proces geen wezenlijke veranderingen in doelstellingen hebben plaatsgevonden.
Die aanname is volledig onjuist. Wat bekend is, is dat het proces voortdurend veranderd werd, maar dat de impact van de veranderingen nooit werd gemeten. Ook de vanzelfsprekende vraag of vanwege de veranderingen in het proces het output-model zou moeten veranderen wordt niet gesteld.
Verder wordt er door het SCP niet gekeken in de literatuur welke ervaring er in andere landen is met dit model (hint: ook daar loopt de output achter bij de input), wordt er nergens gebruik gemaakt van gegevens uit andere landen, kortom, men kijkt vooral naar binnen.
Van dit abstracte model (deels dank een andere reaguurder hier), concreet naar het basisonderwijs. Ik sprak vandaag een vriendin die vanaf 1968 twintig jaar voor de klas stond en daarna nog 20 jaar werkte als remedial teacher. In haar visie kwamen er elk jaar één of twee grote veranderingen, waarbij zeker wel nuttige, maar ook veel die alleen maar tot taakverzwaring leiden en sommige ronduit belachelijk.
De eerste mega-blunder kwam al in 1969. Ze had toen een eerste klas lagere school met 43 kinderen, en van het ene op het ander jaar moest het vertrouwde klassikale systeem veranderen in een “speel-werk-klas”, waarbij elk kind aan de slag ging met een (solitair) spelletje rekenen en taal, dat voor elk kind verschillend was en waarvoor elk kind afzonderlijk instructie nodig had. Die spelletjes circuleerden dan vervolgens door de klas. Volstrekt onnodig misschien om te vertellen, maar dat betekende dus 43 keer 43 maal individuele instructie in de regels van een spelletje. Nog afgezien van de kinderen die het niet meteen snapten en nog een paar keer uitleg nodig hadden.
Iets dergelijks ging een paar jaar later fout met het niveaurekenen, waarbij elke leerling zijn eigen tempo mocht volgen. Klinkt ook prachtig, maar in de praktijk leidde dat tot frustatie bij de langzamere leerlingen die gefrusteerd raakten omdat de snellere leerlingen steeds stonden te bedelen om nieuwe sommen, maar ook tot frustaties bij de snellere leerlingen omdat het programma niet voorzag in verdieping van de stof.
Dat zijn dan voorbeelden van voor 1995. Van de veranderingen de laatste 15 jaar valt vooral op in hoeverre de school de rol van de ouders krijgt opgedrongen. les in goed eten, gezondheid, verzorging, normen en waarden, en ingewikkelde volgsystemen om te kijken waar de leerlingen staan, niet alleen qua kennis, maar ook in algemene ontwikkeling. Allemaal zaken die niet gemeten worden door het SCp (ook afgezien van de vraag of het nuttig is).
Naast de controle- en managementlagen die ik in een eerder bericht noemde als belangrijke kostenfactor is er nog één aspect dat ik wil behandelen, dat zowel basis- als middelbaar onderwijs betreft: dat zijn de projecten.
Bijvoorbeeld een project waar kaas vandaan komt. Prachtig project voor een school in het groene hart: ze gaan langs boerderijen en kaasmakerijen in de regio (of bezoeken zelfs een fabriek); zien nog aaibare geiten en enge koeien. Heel leerzaam, maar: het kost heel veel tijd en het meetbare rendement is laag. Het kost extra geld en tijd.
Genoeg stof om over na te denken. Terugkerend naar mijn modelletje: welke maatregelen zijn in jaar i ingevoerd en wat was het effect?
INPUT(i) –> Proces (i) –> OUTPUT(i)
INPUT(i+1) –> Proces(i+1) –> Output (i+1)
Welk deel van de input (het geld) ging naar de verandering? Wat voor verandering in de output heeft het teweeg gebracht? Want het is heel goed mogelijk dat in enig jaar het bestaande proces weer kwalitatief beter werd, maar dat de gewenste verandering veel geld vroeg maar alleen negatief werkte.
Zolang je dat niet uitzoekt zijn alle conclusies waardeloos. Overigens staat dat in andere woorden al in het rapport van Deijsselboem, maar dat lijkt al weer vergeten.
Is beter onderwijs met geld te koop?
Ja,. maar enkel als je het aan de individu overlaat. Zo kun je bijvoorbeeld beter onderwijs kopen door naar een prestigieuze privé-instelling te gaan. Dan heb ik het uiteraard niet over het Lusac college o.i.d. Laat je het aan de overheid over, dan niet. Dat blijkt ook wel uit dit rapport. Onder meerdere kabinetten van meerdere gezindtes is het niet gelukt. Daar zullen vast oorzaken voor zijn. Maar feit blijft, dat de overheid die oorzaken niet heeft kunnen overwinnen.
Gister een leuke aflevering van Pauw en Witteman trouwens. Misschien moeten we veel meer competitie toepassen in het onderwijs, van jongs af aan. Schep sportteams en toneelclubs waarin je enkel mag deelnamen bij hoge cijfers. Of houd een publieke ranking bij in de schoolkantine. Zorg ervoor dat je trots kunt/mag zijn voor goede prestaties.
In vrijwel alle landen van de wereld is beter onderwijs te koop, alleen misschien niet in socialistisch noord-west Europa. In de UK zijn vier van de 5 top (hoogste cijfers, doorstroming naar beste uni’s, etc) middelbare scholen prive (+£15K/jaar). De vijfde is een staats bovenbouw middelbare school waar welgestelde ouders hun kroost heensturen nadat ze 12 jaar voor een prive school betaald hebben. Omdat ze hun laatste diploma op een staats school halen tellen ze niet als prive mee bij de universiteits toelating. Zonder deze loophole zou ook de vijfde beste school in Engeland een prive school zijn.
Lieve mensen,
Help de wetenschap een handje door deze enquete in the vullen rondom het thema politiek & nieuwe media! Maar vier minuutjes van uw tijd en u maakt ons er heel blij mee,
Alvast bedankt,
3 studenten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Volg deze link:
https://qtrial.qualtrics.com/SE/?SID=SV_cAX1gwtZa9ToCfq