OPINIE - Er gaat haast geen dag voorbij of er wordt wel weer geduwd en getrokken aan het Energieakkoord. En telkens weer komt minister Kamp van Economische Zaken uitleggen dat de doelen van het Akkoord worden gehaald, maar dat dan wel het akkoord overeind moet blijven. Als er aan gemorreld blijft worden, wordt het halen van de doelen natuurlijk steeds moeilijker.
Dilemma
Een lastig dilemma: het Energieakkoord is heeft als functie stabiliteit te brengen in een zwalkend energiebeleid, maar er is een aantal weeffouten in het akkoord geslopen, die op zeker moment niet houdbaar meer zijn. Die zijn de reden voor het gemor en gemorrel.
Zo voorziet het Energieakkoord niet in de realisatie van vergaande klimaatdoelen – en sinds de Urgenda-klimaatzaak en het Parijse klimaatakkoord is wel duidelijk dat het energiesysteem juist op dat punt moet presteren. De olieprijzen zijn historisch laag, wat de vraag weer gaat aanwakkeren. Maar het Energieakkoord kent geen mechanisme om een bodemprijs te hanteren. Het zelfde geldt voor de prijsverhoudingen kolen, gas, olie: 94% van het energiesysteem is overgeleverd aan internationale marktkrachten die de prijzen bepalen. Tegenover die force majeure zouden stevige instrumenten moeten staan. Daartegenover 4 miljard euro subsidie stellen voor bijstook van biomassa in kolencentrales, helpt niet en roept om begrijpelijke reden verzet op.
Weeffouten
Zo zijn er meer weeffouten. Maar de interessante vraag is: zou een 2.0-versie van het Energieakkoord denkbaar zijn? Over het benodigde heronderhandelingsproces wil ik een andere keer wel eens schrijven, inclusief de vraag of dat dezelfde of deels andere partijen vergt. De vraag is nu wat de inhoud van een eventueel 2.0-akkoord zou kunnen of moeten zijn. Want als op voorhand al geen denkbaar resultaat te formuleren valt, is het maar de vraag of partijen aan zo’n onzeker proces willen gaan beginnen.
Hoofdingrediënten lijken mij de volgende. Of ze haalbaar zijn is natuurlijk wel vers twee. Om te beginnen de notie dat het primair gaat om reductie van broeikasgassen, CO2 in het bijzonder, en dat energiebesparing en hernieuwbare energie daarvoor instrumenteel zijn. Deze gedachte is recent neergelegd door de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) en overgenomen in het Energierapport. Dat uitgangspunt geldt voor directe emissies, los van de secundaire effecten van het mislukte emissiehandelssysteem. Het energiesysteem zal moeten worden omgebouwd om verregaande emissiereducties mogelijk te maken – we kunnen het ons niet veroorloven te wachten tot het emissiehandelssysteem eindelijk eens prijzen van boven de 50 euro per ton CO2 oplevert.
Met het uitgangspunt ‘CO2 voorop’ in de hand zijn afspraken over sturing op het fossiele deel van de energiehuishouding onvermijdelijk. Zelf sturen in plaats van speelbal te zijn van wonderlijke prijsvorming op internationale markten is het devies. Twee typen maatregelen liggen voor de hand. De eerste: een bodemprijs voor fossiele energie, te bereiken door een ‘wiebeltax’ die hoger is naarmate de marktprijs lager uitvalt. De tweede: een belastingdifferentiatie naar rato voor de koolstofuitstoot per eenheid nuttig gebruikte energie. Omdat ongereguleerde markten de meest vieze brandstoffen belonen met de laagste prijzen, is correctie nodig. Afspraken daarover zijn een sleutelfactor in het Energieakkoord 2.0.
Emissienorm
Fossiele energiecentrales krijgen in akkoord 2.0 een emissienorm opgelegd, die tot ofwel sluiting of CO2-afvang en -opslag leidt. De kolencentrales worden eerst getroffen, maar later kan de norm worden aangescherpt en dan zijn ook gascentrales aan de beurt.
Dat het helemaal niks wordt met energiebesparing als dat via versnipperde en softe instrumenten moet worden bereikt is inmiddels wel duidelijk. In het Energieakkoord 2.0 wordt daarom een veel krachtiger instrumentarium afgesproken: wellicht een energiequotum zoals ooit uitgewerkt door CE Delft in Green4Sure, wellicht een taakstelling die bij de distributiebedrijven wordt neergelegd, of een mega-investeringsfonds.
Implosie
De inzet voor hernieuwbare energie kan in het Energieakkoord 2.0 worden doorgezet; de vrijvallende middelen voor biomassa-bijstook kunnen voor andere duurzame energiebronnen worden ingezet. Maar sowieso neemt de subsidiebehoefte af door de inzet van andere instrumenten in het Energieakkoord 2.0. Ergens in die richting zou ik de inhoud van een Energieakkoord 2.0 zoeken. Niet iedereen zal dit soort maatregelen omarmen. Maar wat als het alternatief een implosie van het Energieakkoord 1.0 is?
Jan Paul van Soest is partner bij De Gemeynt, samenwerkingsverband van adviseurs, denkers en entrepreneurs,
Reacties (6)
Er zit ook een klein weeffoutje in bovenstaande artikel. Hoe we bijvoorbeeld een betrouwbare energieproductie moeten realiseren zonder kolen, olie en gas (hint: iets met kern-).
Wiebeltaks: die wordt dan ook lager als de marktprijs hoger wordt? Proest!
@1: Betrouwbare energieproductie met renewables ? Baseloads en zo ? Daar heeft JPtje het nooit over. Het schoorsteentje van zijn groen kerkje moet ook roken.
Waarom werken de prijzen in de emissie-handel niet?
Als de quota echt gehanteerd worden, komt er vanzelf een prijs boven de 50 euro per ton CO2. Of hoger, als het nodig is.
En als de prijs eronder blijft, blijkt het huidige kwotum geen probleem te zijn.
Behalve natuurlijk als met de kwota gefraudeerd wordt….
Volgens mij is het tijd om eerst maar eens te vragen wat de kiezer wil. Hoeveel Euro’s per maand heeft de kiezer er voor over? en hoeveel windmolens wil de kiezer in zijn tuin? Maart 2017 zijn er nieuwe verkiezingen. Tja, weeffoutjes. Ach, als mannetjes als van Soest gaan drammen “dat wij het ons niet kunnen veroorloven” dan trappen we natuurlijk nog eens extra hard op de rem.
@0: “we kunnen niet wachten tot het emissiehandelssysteem eindelijk prijzen van boven de 50 euro / ton CO2 oplevert”
– blijkbaar wel, een voorstel om (stapsgewijs) zo’n heffing in te voeren ontbreekt ook in dit stuk. Waarom gemakkelijk doen als het moeilijk gaat ( ‘wiebeltaks’) en jarenlang overleg met ruim 40 partijen?
CO2-afvang en -opslag gebruikt als schijn dat we iets doen terwijl we eigenlijk niet willen, is kostbaar en ineffectief.