COLUMN - Kinderen houden het simpel. Ze vragen als ze iets niet snappen, ze kennen weinig gene en zeggen wat ze willen. Volgende week is het Sint Maarten. Dan gaan we hier de wijk in met een hele zwik kinderen en zingen ze de longen uit hun lijf om zo veel mogelijk snoep te scoren. Dit doen we al jaren. Eerder belden we aan bij een mevrouw dat verliep zo:
De deur ging open en daar zat ze, een mevrouw in een rolstoel. Mijn jongste deed een stapje terug. Dat moest hij even goed bekijken. De jongens zongen uit volle borst Sint Maarten, de koeien hebben staarten, maar ik zag hem loeren. Hij vond die rolstoel heel interessant. De vrouw die erin zat nog meer. Hij bekeek haar tijdens het zingen van top tot teen. Nadat hij zijn snoepje had uitgekozen liep hij op haar af, wees naar haar benen en vroeg: ‘Kun jij soms niet meer lopen, dat je in die stoel zit, eigenlijk?’
‘Nee’, antwoordde de dame, ‘ik kan niet meer goed lopen.’
‘Zijn allebei je benen stuk dan?’ vroeg hij, terwijl hij zachtjes over haar benen wreef. Hij wilde dat wel eens goed bekijken, benen die het niet meer doen. Hij kneep even zacht in haar linkerbeen.
‘Nee, eentje, alleen mijn rechterbeen doet het niet meer. Dat jij nu knijpt voel ik, dat is mijn goede been.’ Hij liet meteen los, zette een stapje achteruit en lachte schaapachtig naar haar.
‘Mijn rechterarm doet het trouwens ook niet. Kijk, die moet ik verplaatsen met mijn andere hand.’ Ze tilde haar hand op en verlegde hem een stukje. Er zat geen beweging in, daar aan de rechterkant. Haar gezicht hing ook een beetje. Mijn jongste moest even denken en keek haar strak aan.
‘Maar als je dan je hand zo kunt verplaatsen, dan kun je dat toch ook gewoon met je been doen? Dus eigenlijk kun je toch wel gewoon lopen?’ Hij keek haar aan of ze zich gewoon een beetje zat aan te stellen. Ze moest erom lachen.
‘Dat gaat niet schat, ik kan er niet op staan, ik kan geen kracht op het been zetten. Dan zou ik de hele tijd omvallen.’ Daar moest hij nogal hard om lachen, hij denkt in plaatjes. Hij broedde nog even verder. Hij krabde aan zijn oren, plukte aan zijn haar. Er ging wat komen, maar wat was nog niet duidelijk. De mevrouw in de rolstoel keek hem geduldig aan. Ze was ook benieuwd, dat zag je.
‘Maar als je dan wel op een been kunt staan hè, en je kunt ook een arm bewegen, dan kun je toch gewoon gaan hinkelen?’ De mevrouw keek mij aan en hield daarna de bak met snoep nog een keer voor zijn neus. Zulke slimme opmerkingen verdiende een extra snoepje, vond ze. Dat was ik helemaal met haar eens. De jongste glom en koos een minimars.