Er circuleert een filmpje met een gedicht dat het allemaal wat vriendelijker wil maken. Eén op de zes jongens tussen de zes en vijftien heeft een positieve kijk op Andrew Tate*, maar volgens de persoon op het podium moeten we vooral kijken naar die andere vijf. Die bakken muffins, fietsen met vrienden, blozen bij hun eerste crush en vinden bloemen mooi maar durven dat woord niet uit te spreken. De boodschap is dat we ons gerust kunnen voelen, want de overgrote meerderheid is eigenlijk heel lief.
Het is verleidelijk, in dezelfde categorie als not all men: een reflex die het systemische ongemak vervangt door individuele geruststelling. Niet de vraag waarom een misogyne influencer zoveel jonge jongens bereikt, maar de herinnering dat de meesten nog altijd nerveus worden van hand in hand lopen. Dat ze hun moeder soms irritant vinden maar haar zullen missen wanneer ze er niet meer is. Dat ze twijfelen, lachen tot ze huilen. Het is ontroerend, maar ook een rookgordijn.
Het centrale probleem verandert niet omdat je het in een warm jasje giet. Eén op de zes jongens is een indicatie van culturele normalisering, niet een detail dat je kan gladstrijken met dit soort romantiek. Dat vijf van de zes het níet zijn, is geen geruststelling maar de minder dan minimale ondergrens van wat je mag verwachten. De tekst van het gedicht maakt van die ondergrens overstijgen een morele prestatie. Alsof het juist bijzonder is dat een jongen géén geweld tegen vrouwen wil verheerlijken. Alsof het troost moet bieden dat de meerderheid liever muffins bakt dan een influencer aanbidt die vrouwen als bezit behandelt. Terwijl er inmiddels een meer dan significante minderheid bestaat die daar geen boodschap aan heeft, eentje die tot 10 jaar geleden niet zo openlijk bestond.
Deze verschuiving van systeem naar individu zie je vaker. Door het probleem in de sfeer van tederheid te trekken, verdwijnen de structuren die het probleem veroorzaken. De rol van algoritmes die rancune belonen, de markt die extremisme verkoopt als zelfverbetering, de platforms die jongens in een trechter van vijanddenken duwen: het komt allemaal niet voor. We krijgen een poëtische inventaris van een normale pubertijd in plaats van een analyse van waarom Tate überhaupt zo mainstream is geworden, en zonder de vraag te stellen hoe we voorkomen dat die 5 andere jongens ook die fuik inzwemmen. En precies daar gaat het om: kwetsbaarheid en radicaliseerbaarheid sluiten elkaar niet uit. Jongens kunnen zowel zacht als vatbaar zijn, empathisch én ontvankelijk voor online haat. Alles wat het gedicht opnoemt is geen schild tegen indoctrinatie en peer pressure.
Het slot van het filmpje, waarin zes op de zes jongens beter slapen na een kus op het voorhoofd, is mooi maar misplaatst. Het suggereert dat liefde het antwoord is op ideologische beïnvloeding. Liefde helpt veel, maar niet tegen het algoritme dat dagelijks mannelijke onzekerheden omzet in misogynie. Niet tegen influencers die geweld verkopen als mannelijkheid. Niet tegen een digitale industrie die jongens leert dat kwetsbaarheid een zwaktebod is. Daarbij, het maakt de verkeerde mensen verantwoordelijk. Want wiens schuld is het als je kind tóch ten prooi valt? Heb je dan als ouder gefaald en niet voldoende liefde gegegven?
De vraag is niet of vijf van de zes jongens lief zijn. De vraag is waarom één van de zes al zo diep in een cultuur zit die vrouwen als vijand afbeeldt dat hij een influencer als Tate bewondert. De vraag is wat hem daar brengt, niet of zijn overige klasgenoten bloemen mooi vinden in stilte. En, nogmaals, hoe we die jongens die nog niet in die fuik zitten daar voor gaan behoeden.
Het is sympathiek om jongens te willen zien als tedere wezens, en dat zijn ze ook. Maar die tederheid mag het gesprek niet vervangen. Het probleem verdwijnt niet door het af te zwakken met een gedicht over koetjes, kalfjes en ongemakkelijke puberharten. Het wordt alleen minder zichtbaar, en precies dat is hoe giftige ideeën ongestoord kunnen groeien. En als vijf van de zes jongens vrouwen wél respecteren, heeft de samenleving als geheel nog steeds een enorm groot probleem.
* Dit kwam uit 2023, ik kan geen nieuwere informatie vinden, en ook berichten uit hetzelfde jaar komen tot andere conclusies, zoals 20% of 1/3e. Hoe dan ook: in alle gevallen zorgelijk.
one in six boys aged six to fifteen have a positive view of andrew tate
the headline does not read:five in six boys think andrew tate is a prick
prefer riding their bike into town with their mates
than listening to a grown up angrily shout through a screenfive in six boys think their mum is alright
roll their eyes when she hugs them
will remember the sound of her laugh when she’s gonefive in six boys
have baked biscuits
or muffinsdo not want to strangle a girlfriend,
think rape is abysmal, want love,
think love is confusing, do not want a fist in their facefive in six boys think their dad’s jokes
are occasionally funny, have a friend who likes
the same music they like,worry
about the look of their bodies
in swim shortslove the feeling
of crying
from laughterfive in six boys feel nervous about holding the hand of a crush
privately cry when a person they fancy doesn’t fancy them back
without seeking to hurt themfive in six boys are worried they’ll fail their exams
feel stupid sometimes, are scared by the thought of the future
five in six boys think flowers are beautifulwill not use the word beautiful
will be bullied if they use the word beautiful
about flowersstill, five in six boys said thank you for dinner
helped take the plates to the kitchen
smile when a kitten curls up on their lapand six in six boys sleep sounder when someone
who loves them plants a kiss on their forehead
or just quietly whispers goodnight
Reacties (27)
Ik vind 1 op de 6 verdomd veel, ik heb geen Insta, niet uit principe ofzo, ik heb het gewoon niet, maar komt die dichter uit de UK ?
Maar hoe dan ook, om 1 op de 6 te bagatelliseren of eigenlijk te verbergen is het meer, dan laat die persoon ook zien dat de problematiek die zo’n mindset kan geven naar meiden van hun leeftijd en later vrouwen, niet boeit.
Én je laat die 1 op de 6 knullen in de steek, want er is niets mis met hen, in zoverre, ze zijn vergiftigt door volwassenen, dat wil niet zeggen dat zij verder niks te bieden hebben.
Het probleem is dat jongens met weinig zelfrespect en eigenwaarde meer ontvankelijk zijn voor Tate, dat denk ik dan. Want als je dan een groep ‘lager’ zet dan jezelf, wordt jij ‘hoger’.
Ouderlijke aandacht helpt, denk ik wel maar er is geen enkele garantie dat zo’n knul toch niet ontspoord.
Er zijn vele soorten gif en dit gedicht is er 1 van. Het maakt meisjes en vrouwen onbelangrijk, het zet die geïnfecteerde jongens apart en het geeft een valse garantie in ouderlijke liefde en tevens een trap na naar ouders met zo’n geïnfecteerde knul.
Ja, je zou als meisje maar in een klas zitten waar 1 op de 6 jongens je als minderwaardig ziet.
Ik vraag me overigens ook af: zou ze, als 1 op de 10 mensen iemand vermoordt, ook zo’n gedicht maken over de 9 die dat niet doen? Of als 1 op de 6 een racist is? Want inderdaad, zoals Gajes zegt in @1, geen woord over de slachtoffers
“De boodschap is dat we ons gerust kunnen voelen, want de overgrote meerderheid is eigenlijk heel lief.”
Dit is niet de boodschap die ik uit het gedicht haal (ik heb het filmpje niet bekeken).
Ik haal eruit: in plaats van ons richten op pogingen om het percentage idioten (nu 16%) te verlagen, kunnen we ons ook richten op pogingen om het aantal lieve jongens (nu 84%) te verhogen. Rekenkundig komt dit op hetzelfde neer, maar het legt de nadruk ergens anders.
Het gedicht gaat niet over de meisjes die slachtoffer zijn, maar het gaat ook niet over klimaatverandering. Dat het niet genoemd wordt, wil niet zeggen dat het niet belangrijk is, het was gewoon niet het onderwerp.
En ik zie nergens gesuggereerd worden dat ouderlijke aandacht kan voorkomen dat jongens Tate-aanhanger worden. Het gedicht probeert niet eens uit te leggen hoe het kan dat 1 op de 6 jongens Tate-aanhanger wordt. Het legt er de nadruk op dat 5 op de 6 geen Tate-aanhanger is, omdat deze groep (volgens de schrijver) vergeten wordt. Misschien vindt de schrijver zelfs dat deze ‘lieve jongens’ in zekere zin ook slachtoffers zijn.
(Voor de duidelijkheid: ik wil alleen maar zeggen dat je interpretatie van het gedicht
niet kloptanders is dan de mijne. Ik ben het niet 100% eens met de inhoud van de interpretatie, zowel niet van de jouwe als de mijne.)Maar die geinfecteerde jongens zijn geen idioten, ook zij zijn slachtoffer maar kunnen ook potentiële daders worden. Ook die geïnfecteerde jongens kunnen dank je zeggen voor het eten of whatever, het zijn geen monsters maar knullen die verdwaald zijn.
En ja, 1 op de 6 jongens is shockerend hoog en ja, daar hoort ook de gedachte bij wat dat met meiden doet.
Er zitten dertig kinderen in een klas, dus 2 of 3 geinfecteerde jongens die vrouwen hoeren vinden, op hun plaats gezet moeten worden en meer van dat ongezonde gedachtengoed. Dus een gedachte daarover lijkt me toch een zinnig plan.
Het gedicht geeft een valse voorstelling van een gezinsdynamiek, zoiets van, dan zul je je knul wel niet een zoen hebben gegeven. En ‘liefde voorkomt alles’ bullshit.
Maar prima, ik zie morgen mijn zoon en zal hen uitgebreid gaan prijzen dat hij niemand verkracht heeft.
Je interpretatie is legitiem, maar ze schuift voorbij aan de retorische werking van het gedicht. Natuurlijk zegt de tekst niet letterlijk dat we ons gerust moeten voelen. Dat is precies waarom het werkt: het suggereert het impliciet. De nadruk op de 84 procent is niet neutraal, het is een verschuiving van perspectief. En perspectiefverschuivingen hebben politieke en culturele effecten, zelfs als de auteur daar niet expliciet op stuurt.
Je zegt: we kunnen proberen het aantal lieve jongens te verhogen. Maar dat is precies de norm die ik bevraag. Waarom moet je “lief zijn” opvoeren als tegenpool van misogynie? Waarom wordt de aandacht verlegd van de structurele dynamiek naar het sentiment rond een morele meerderheid? Alsof de tederheid van een groep op zichzelf een antwoord vormt op de normalisering van een probleem. Dat is retorisch. Het gedicht maakt van iets vanzelfsprekends (dat de meeste jongens geen geweld prediken) een troostverhaal. En troost is geen analyse.
Je hebt gelijk dat het gedicht niet verplicht is om over slachtoffers, algoritmes of cultuurpolitiek te gaan. Maar wanneer het zelf kiest om cijfers over Tate als ingangspunt te gebruiken, wordt het onderdeel van die bredere discussie. Het is niet puur een gedicht over koekjes bakkende jongens. Het reageert op een statistiek over radicalisering, en maakt daar vervolgens een emotionele tegenvertelling van. Dan mag je ook kijken naar wat die tegenvertelling weglaat en welke functie dat vervult.
Dat jij er geen boodschap van ouderlijke liefde in leest die radicalisering zou tegengaan, kan. Maar de tekst eindigt wel met een bijna therapeutisch beeld: alle jongens slapen beter na liefdevolle aandacht. Dat is mooi, maar het werkt retorisch als verzachting. Je hoeft geen opvoedadvies te geven om wél een morele causaliteit te suggereren: liefde maakt jongens goed, dus kijk vooral naar de goeden. Dat is het frame, niet omdat het expliciet wordt gezegd, maar omdat het de slotzin draagt.
En natuurlijk: vijf van de zes jongens kunnen óók gezien worden als in zekere zin slachtoffer van een cultuur die hen voortdurend vertelt dat tederheid gevaarlijk is. Daar ben ik het juist mee eens. Maar precies dat maakt het zo problematisch om hun kwetsbaarheid in te zetten als tegenargument tegen de statistiek. Tederheid beschermt ze niet tegen Tate’s invloed. Kwetsbaarheid en radicaliseerbaarheid sluiten elkaar niet uit.
Kortom: het gedicht mág troostrijk zijn, maar troost is hier niet neutraal. In een discussie over misogynie en radicalisering werkt troost als verdoving. En verdoving is fijn voor even, maar het verandert niets aan de werkelijkheid waar die ene op de zes vandaan komt.
Ik kan tegelijkertijd Andrew Tate verschrikkelijk vinden, het verschrikkelijk vinden voor de vrouwelijke slachtoffers, zowel de directe als de indirecte, en daarnaast ook nog meeleven met de jongens die zich gewoon gedragen maar misschien het gevoel krijgen dat ze vergeten worden.
Als ik een keuze zou moeten maken aan waar ik mijn aandacht aan zou moeten besteden, dan zou ik waarschijnlijk ook kiezen voor de ergste daders en de ergste slachtoffers, maar ik heb niet het gevoel dat ik die keuze hoef te maken.
Ik ben het hier wel grotendeels mee eens. Het is een ingewikkeld onderwerp en er is niet één enkele goede manier om het over ingewikkelde onderwerpen te hebben. Natuurlijk is een op de zes schokkend veel, en dat moet je niet relativeren of bagatelliseren. Maar om het dan maar helemaal taboe te verklaren om ook eens wat aandacht te besteden aan die andere vijf gaat wel erg ver.
Ik heb ook niet het idee dat gedicht is bedoeld als politieke stellingname. Misschien dat anderen het zo framen, maar dan zit daar het probleem. Naar mijn smaak ik het erg zoetsappig, maar schrijvers van zoetsappige gedichten hebben ook hun artistieke vrijheid. En die moeten ze vooral houden.
Ik verklaar niets taboe, ik heb gewoon kritiek op het gedicht. Dat mag zonder dat dat de artistieke vrijheid van de maker aantast. En inderdaad, ik zie dat dit gedicht wordt gebruikt om het probleem weg te moffelen, en dat dat mogelijk is, is een van de problemen ervan.
Daarbij: het verwijst letterlijk naar een statistiek die daarover gaat en bekritiseert de focus op die ene van de zes, dus is het wél een stellingname. Het ligt voor mij in het verlengde van ‘not all men’ en ‘white lives matter too’, wat ook waarheden als een koe zijn, maar die focus lost niets op, sterker nog, het bagatelliseert het probleem, want het leidt er van af.
Dat lees jij erin, maar dan neem je al aan dat het een politieke bedoeling heeft. En dat betwijfel ik.
Afgezien daarvan, is het soms niet de taak van schrijvers, dichters of columnisten om hun eigen kijk op het nieuws te geven? En dan juist even een ander perspectief te geven? Dat betekent nog niet dat ze daarmee iets bagatelliseren. Je hoeft niet alles te politiseren.
Nogmaals, het is een reactie op een maatschappelijk probleem. Het gedicht geeft kritiek op de reactie op dat maatschappelijke probleem. Hoe kan dat *niet* politiek zijn? En als dat zo niet bedoeld is, hoe is het gek dat mensen het *wel* als politiek zien?
1 op de 8 vrouwen worden wereldwijd verkracht. En ik ga een gedicht maken over de veiligheid van die andere 7 vrouwen, en zet dat tegenover elkaar, wat deze dichter ook doet. Hoe zou het dan overkomen. Ach pech voor die verkrachte vrouwen maar….. laten we vooral kijken naar de veiligheid van die anderen.
En tuurlijk mag die dichter zijn/haar/hun suikerzoete woordjes zetten, net zo als anderen daar iets van mogen denken.
Dat gedicht zou helemaal nergens op slaan. Als 1 op de 8 vrouwen wordt verkracht zijn die andere 7 ook niet veilig. Integendeel. Je maakt een onzinnige vergelijking.
Ik heb ook een vergelijking. Als jongeren met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn in statistieken over criminaliteit, mag je dan niet ook de aandacht vestigen op de veel grotere groep die niets verkeerd doet?
Is dat hier niet hetzelfde? Zijn niet alle meisjes onveilig door die ene van de zes?
En wat betreft jouw vergelijking: Bij jongeren met een migratieachtergrond gaat het om een groep die al structureel gestigmatiseerd wordt. De nadruk op “de grote meerderheid die niets verkeerd doet” is daar een correctie op een onterechte generalisatie. Daarbij is de verhouding ‘daders’ en ‘normale kids’ veel positiever voor de ‘normale kids’
Bij Andrew Tate gaat het om een machtsideologie die vrouwen schaadt waar één op de zes jongens al voor gevallen is. Hier is geen sprake van een kwetsbare minderheid die bescherming nodig heeft tegen stigma, maar van een probleem dat juist wordt gebagatelliseerd. De nadruk op “vijf van de zes zijn lief” werkt dan niet als tegenwicht maar als relativering.
Kort gezegd: in het ene geval corrigeer je een vals stereotype. In het andere geval demp je een reëel maatschappelijk probleem. Daarom zijn die twee situaties niet symmetrisch.
Ik had eigenlijk ‘veiligheid’ zo moeten schrijven, om het punt duidelijk te maken. Joost doet dat nu , en dat is ook mijn standpunt.
Als 2 geinfecteerde jongens in 1 klas zitten, dan zijn alle meisjes in die klas al potentieel onveilig. En 1 meisje onveilig is al teveel.
Plus de tegenstelling is vrij naïef, 5 schatjes van jongens, en 1 monster.
Jongens die geïnfecteerd zijn, zijn geen monsters maar kunnen hun woede geen richting geven. Het monster is Andrew Tate, hij is een volwassen man, die jongens niet.
Het gedicht aan het eind, daar mag nog wel een keer iemand doorheen: regelafbrekingen, witregels – het is nu nogal een onleesbaar rommeltje.
(klein voorbeeldje: will remember the sound of her laugh when she’s gonefive in six boys)
Je snapt wat het zegt toch? Ik heb er bewust niets aan veranderd
Nee Joost, het suggereert niet dat het allemaal wel goed komt omdat de meerderheid wel lief is. Het stipt alleen maar aan dat je die andere vijf misschien ook eens wat aandacht & ondersteuning moet geven. Anders komen ze vanzelf wel bij een Tate terecht, al dan niet eerst via een Tate-light, die geeft ze namelijk wel aandacht. En omdat hij vaak de enige is die hen aandacht geeft realiseert niemand het wanneer er weer een het fuik in zwemt tot het te laat is.
ik hoop dat ik als vrouw ook nog iets mag toevoegen. het zou fijn zijn als Joost een goed voorbeeld zou geven door op een positieve manier over het gedicht te schrijven. door het zo naar beneden te halen bevestig je alleen maar het nu heersende idee dat mannen alleen maar gevoelig zijn voor negatieve zaken. daar willen we nu juist vanaf. spelen met woorden. heb je niets beters te doen?
Het is de dichter zelf die een vals naratief zet. Moeten we tegenwoordig dan jongens gaan prijzen omdat ze niemand die dag verkracht hebben ?
En ze hebben die dag niemand verkracht omdat ze een kus voor het slapen gaan hebben gekregen, volgens het gedicht dan.
Een jongen die zich netjes gedraagt naar een meisje zou gewoon normaal moeten zijn, en dat is de standaard die we ook moeten houden, want anders ga je omgekeerd ook mee in de vibe van Tate. Alsof respect iets is om dankbaar voor te worden, optioneel.
Door 1 op de 6 jongens aan te spreken verwaarlozen we echt niet die andere 5 jongens. Maar net zoals Wij eisen de nacht op en Man zeg er wat van, worden beide discussies vervuild door slachtofferig gedrag van mannen en vrouwen die het bagatelliseren. En het wijzen naar andere culturen.
Het gedicht toont hetzelfde slachtoffergedrag en geeft een verkeerde boodschap af wb de oorzaak. Zet ook die 1 op de 6 jongens apart vd rest alsof zij compleet ander gedrag zouden vertonen, terwijl deze infectie vaak buiten de ogen vd ouders afspelen.
Joost of ik of wie dan ook, heeft net zoveel recht van spreken als jij.
Het punt is dat het enige wat die 5 ooit te horen krijgen is dat ze niet zoals die 6de moeten worden, en dat ze er daarnaast vooral ervoor moeten zorgen dat de meiden de nodige ruimte krijgen.
Het gaat dus constant over die 6de, of over de slachtoffers van die 6de. Maar de 5 zelf zijn eigenlijk irrelevant.
Zij worden consequent genegeerd, ongeacht welke problemen zij zelf mee zitten.
En dus drijf je ze armen van een Tate in. Die pretendeert tenminste alsof hij een moer om hen geeft.
Dus nee, je hoeft die vijf geen complimenten te geven omdat ze een keer een dag lief waren.
Maar begin ze eens serieus te nemen en geef ze daadwerkelijk eens wat constructieve aandacht.
Dat is niet het enige wat ze te horen krijgen, hun leven is met allerlei indrukken. Het enige wat gevraagd wordt is respect voor mensen, vrouwen en mannen dus dat hij en ook zij toestemming moet vragen.
Want datzelfde respect vragen we ook aan meisjes. Alleen jongens zullen het maatschappelijk meer horen. Als zij daar verder ok mee zijn dan hindert dat niet.
Het zijn degene die daar geïrriteerd door worden of hakken in het zand zetten.
En een deel zullen thuis zo gevormd zijn en een ander deel met een leven online, of beide.
De 5 jongens zijn ook verschillend, de 1 is homo, de ander voetbalt of zit in een rolstoel, en ze zullen ook bij tijden worstelen. Het zijn niet de bloemetjes uit het gedicht.
Er is een grote vrouwen onveiligheid dus dat moet gewoon eens op de tafel én een tijd op tafel blijven. En het moet duidelijk worden dat het eens een keer afgelopen moet zijn. En dan wil jij jongens gaan troosten of wat je dan ook bedoeld maar dan schuif je weer meisjes en vrouwen naar achter, net als die dichter. Jongens zijn geen sneeuwvlokjes, tis niet 1 dag niet geknuffeld = rennen naar Tate’s armen.
Die redden zich wel of niet, net als meisjes, in een leven gebeurd veel.
Wees kritisch hoe er over vrouwen onveiligheid wordt gepraat, zoals kritisch op dit gedicht. Jongens mogen best geprezen geworden maar niet op deze manier. Er is een probleem met 1 op de 6 jongens, dus dat wordt er niet poëtisch beter op als 5 jongens geen rechtsextreme denkbeelden hebben.
Dat is als zoiets zeggen van, oh maar 16 miljoen mensen valt geen lhbt lastig. Goed hoor, wat een zelfbeheersing. Opgelost.
Het is dus wel het enige wat ze te horen krijgen; kijk maar naar je eigen reacties op dit stukje.
Je hebt sympatie voor de slachtoffers, je bent kwaad op de daders, en die andere vijf moeten vooral niet zeuren want wat ze doen is toch maar normaal. En als ze wel zeuren dan zijn ze (bijna) net zo slecht als die zesde.
Daar zit nu niet bepaald iets constructiefs in waar die 5 wat mee kunnen.
En tot op zekere hoogte heb je hierin gelijk.
Maar die vijf krijgen dit soort dingen constant te horen, en krijgen zelden of nooit constructieve aandacht die zich specifiek op hen richt. Immers zij hebben privilege, en er is dus geen media-campagne of speciaal evenement nodig om aandacht te vragen voor hun problemen. Maar ze worden wel doodgegooid met campagnes voor de problemen van anderen.
En ja, de problemen van die anderen zijn groter/erger dan hun problemen. Maar daar heb je weinig aan als je als trieste tiener/jong-volwassene eenzaam op je kamertje zit omdat je weer eens bent afgewezen. En dan wurmpt zo’n Tate zich vanzelf een keer naar binnen, want die neemt hun (kleine) problemen wel serieus en biedt troost.
Zolang als je weigert om die 5 iets constructiefs te bieden blijft Tate wel nieuwe rekruten vinden, en blijf je met dit problemen zitten. Meer campagnes over vrouwenveiligheid gaat daar niks aan veranderen.
Je beschrijft een reëel probleem, maar je schuift mij een standpunt toe dat ik niet inneem. Ik zeg niet dat “die vijf niet mogen zeuren” of dat hun problemen onbelangrijk zijn. Ik zeg dat hun problemen niet worden opgelost door ze in te zetten als tegenverhaal bij vrouwenonveiligheid en misogynie.
Eenzaamheid, afwijzing en onzekerheid bij jongens zijn serieus. Maar Tate wint geen terrein omdat campagnes over vrouwenveiligheid te hard zouden zijn. Hij wint terrein omdat hij onzekerheid omzet in wrok en een vijandbeeld aanbiedt. Dat is ideologie, geen gebrek aan complimenten.
Constructief zijn voor die vijf betekent niet: ze prijzen omdat ze geen misogynisten zijn. Het betekent: ze helpen omgaan met falen, afwijzing en kwetsbaarheid zonder haat. Dat kan en moet, maar los van het relativeren van een probleem dat meisjes onveilig maakt. Opvoeding vindt ook plaats buiten deze context, en jij maakt er een karikatuur van.
Meer aandacht voor jongens is nodig. Minder aandacht voor vrouwenveiligheid is geen oplossing.
Ik heb geen zin me te verdedigen tegen deze stropop.
Veel reacties hier in de trend van: jongens moeten ook positieve aandacht krijgen. Wat hier gebeurt, is inhoudelijk exact hetzelfde mechanisme als bij not all men en all lives matter. Niet omdat het helemaal identiek is, maar omdat het frame identiek is: een structureel probleem wordt beantwoord met een waar, maar irrelevánt tegenfeit over de meerderheid.
Bij not all men is het ook waar dat de meeste mannen geen geweld plegen. Bij all lives matter is het ook waar dat alle levens waarde hebben. Toch werken die frames niet verhelderend, maar dempend. Ze verschuiven de aandacht van een concreet machts- en veiligheidsprobleem naar een algemene waarheid die niemand – ik ook niet- betwist. Het effect is geruststelling in plaats van confrontatie.
Dat is hier niet anders. Dat vijf van de zes jongens geen Tate-aanhanger zijn, is waar (maar ook niet per se Tate-haters zoals het gedicht suggereert). Het probleem is dat dit feit wordt ingezet als tegengewicht tegen de schokkende realiteit van die ene van de zes. Daarmee wordt normaliteit gepresenteerd als argument. En dat is precies het not all men-frame: “kijk niet (of minder) naar het probleem, kijk naar de meerderheid die het goed doet”.
Daarmee kom ik bij het tweede punt, het hardnekkige misverstand dat ik zou pleiten tegen het prijzen van jongens. Dat doe ik niet. Ik pleit ertegen om basale normen als morele verdienste in te zetten om een structureel probleem te relativeren. Dat zijn twee totaal verschillende dingen. Liefde en genegenheid bestaan niet louter in de context van deze discussie. En de bewering dat het juist mijn houding is ze de armen van Tate in zou drijven is een van de oudste retorische trucs die ik ken. Ze wordt ook gebruikt tegen mensen die tegen klimaatverandering vechten en tegen racisme en is precies hét argument om maar niets te doen, want alles wat je doet wordt tot contraproductief verklaard.
Jongens prijzen kan en moet, voor inzet, zorg, moed, creativiteit, solidariteit. Maar niet in de context van: “ze zijn tenminste geen misogynisten”. Dat is geen compliment, dat is het verlagen van de lat. En precies dát is wat Tate-achtig denken voedt: het idee dat respect iets optioneels is waarvoor je erkenning krijgt.
Zodra “niet seksistisch zijn” iets wordt waarvoor je applaus verdient, accepteer je impliciet dat seksisme een legitieme optie is. En dát is waarom dit frame zo schadelijk is, hoe lief het ook klinkt.
Dus nee: ik zeg niet dat jongens geen waardering verdienen. Ik zeg dat waardering geen vervanging mag zijn voor probleemherkenning. Net zoals “all lives matter” geen antwoord is op politiegeweld, en “not all men” geen antwoord is op structureel seksueel geweld, is “vijf van de zes jongens zijn lief” geen antwoord op de normalisering van misogynie.
Het is waar. Het is alleen niet relevant.
Goed gezegd van Joost en ik wil daar nog iets aan toevoegen.
Wij zullen als maatschappij moeten leren dat ook vrouwen op 1 mogen staan, al onze maatschappelijke aandacht mogen krijgen zonder ( ! ) het gezeur van een fragile male ego die dan opeens aandacht tekort voelt.
Laten we wel wezen met elkaar, eeuwenlang en eigenlijk duizenden jaren stond de man op 1. En dat is gebeurd en wij kunnen het verleden niet veranderen maar het is wel goed om te beseffen dat dit een cultuur is geworden én nog steeds. Het patriarchaat.
En dat patriarchaat is ten koste van vrouwen geweest. Anno 2025 zijn meisjes en vrouwen nog steeds niet veilig. Dus in dat onderwerp staan meisjes en vrouwen op 1. Accepteer dat ook als man en vrouw zonder deze discussie te vervuilen, want daar helpen we meisjes én jongens niet mee.
Er is geen maatschappelijk prijzen van jongens mogelijk, iedere jongen is nml anders. Dus hoe kunnen we onze jongens, AL onze jongens dus ook de geïnfecteerde jongens steunen ?
Dat kan door een maatschappelijk gesprek aan te gaan over opvoeding, ouderlijke aandacht, wat hebben kinderen van ons nodig, hoe begeleiden wij kinderen online, hoe begeleiden wij zij op school en andere plekken waar wij als ouders of volwassenen geen oog op hebben. Want opvoeding is het enige waar wij grip op hebben als maatschappij. We kunnen niet alles op een school afschuiven plus daar hebben we ook geen grip op, want dan doet een ander het.
Ouders de schuld geven als hun kind ontspoort is ook contraproductief. Het helpt zo’n knul of meisje niet.
Wat hebben wij maatschappelijk nodig om ontspoorde kinderen te helpen. Ook dat kan een meer lonende discussie zijn, want jeugdzorg en GGZ zijn op dit moment wat falende organisaties hierin.
Wij als volwassenen hebben zelf gekozen voor kinderen, het blijft onze verantwoordelijkheid maar in opvoeding kunnen we elkaar helpen. Door artikelen, discussies, bewustwording en maatschappelijke uitdagingen. Dát is mi de positieve aandacht die wij zowel meisjes als jongens kunnen geven.