COLUMN - Het is nu een jaar geleden dat mijn hartsvriendin hoorde dat ze een dodelijke kanker had en snel zou sterven. Anderhalve dag later besloten we te trouwen.
We deden dat deels opdat ik haar zo veiligheid kon bieden (ik mocht dan wettelijk voor haar instaan), deels omdat een huwelijksfeest haar een prachtig publiek afscheid bood, deels omdat zo’n verbintenis haar vrienden verzekerde dat ze zelfs bij een naderende dood in goede handen was.
Na dat doodvonnis heeft Christiane nog zeven maanden geleefd. Elke vrijdagmiddag weer verzamelden haar vrienden zich in café Saarein, hopend dat ze daar opnieuw acte de présence zou geven. Na haar dood hebben haar zus, haar broer, haar ex en ik al haar spulletjes zorgvuldig geordend en verdeeld onder haar vrienden.
Je kunt je bijna geen publieker, geen gezamenlijker afscheid voorstellen. Iedereen die erbij betrokken was, was onder de indruk hoe Christiane – samen met ons, haar getrouwen – haar ziekte en dood met haar buitenwereld heeft gedeeld. Inmiddels is het een half jaar geleden dat ze is gestorven, en nog steeds melden zich mensen die vertellen hoe blij ze zijn dat ze hier deelgenoot van konden zijn.
Toch zat ik de afgelopen weken in mijn eentje te kniezen. Het kostte me veel gepieker om te snappen dat ik ernstig last had van de aankomende kruisjes in mijn agenda, data bezwangerd van verlies en dood. 11 juli: haar doodvonnis. 13 juli: onze verloving. 27 juli: haar verjaardag. 19 augustus: onze trouwdag.
De vriendin die ik mijn sores na weken van innerlijk getob toevertrouwde, schreef me monter terug: ‘Schat, je begint nu met de serie Vandaag één jaar geleden. Bereid je maar voor: dat kutprogramma gaat een vol jaar door, en je kunt geen enkele aflevering overslaan.’ Dat de vriendin in kwestie zelf ook weduwe is, behoeft geen betoog.
Haar antwoord luchtte me onverwacht op. Dit was gewoon. Dit was verdriet.
Maandenlang had ik mezelf ingehamerd dat ik – omdat ik er zélf voor had gekozen om te trouwen met mijn stervende hartsvriendin – vooral blij moest wezen over wat ik voor haar had kunnen betekenen. Dat wij – broer, zus, ex en ik – voldaan mochten wezen hoe goed we lief en leed, en later haar spullen, hadden gedeeld.
Maar de hartstochtelijke wens om alles voor Chris te doen en om al haar vrienden recht & goed te doen, maakte óók dat ik dat ik maandenlang vooral naar anderen had gekeken, en weinig naar mezelf.
Natuurlijk is het prachtig om te weten dat we al het mogelijke voor Chris hebben gedaan, en dat haar laatste maanden voor haar als een geschenk voelden. En ik was verrast hoe makkelijk het ineens bleek om mezelf weg te cijferen en mijn leven in dienst te stellen van een ander – wetend dat er weinig mensen zijn voor wie ik dat ooit zou doen.
Maar nu, een half jaar na haar dood, vallen alle rechtvaardigingen en goede bedoelingen steeds meer weg, en rest alleen dit: het verlies, en het verdriet.
Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool.