Er waren eens (in de jaren zeventig) twee jongens die allebei zetter werden. Ze hadden voor dat vak nooit gestudeerd, ze wisten er eigenlijk niets van af, ze wisten het verschil tussen een schreefletter en een schreefloze letter niet, want ze wisten niet eens wat een schreef was. Het is altijd handig als je zulke dingen leert op een Grafische School, maar die school hadden de twee nooit bezocht. Ze moesten het vak werkenderwijs onder de knie zien te krijgen. Hoe? Door erover te lezen, bijvoorbeeld. Zo kochten ze het prachtige boek The Typefinder en ook andere typografische standaardwerken, en werden ze na een paar jaar gewaardeerde zetters.
Laat ons die twee jongens B en H noemen. H was meer het precieze type, zo heeft hij een kerning-probleem voor een bepaalde zetmachine eens opgelost, daar de (Amerikaanse) fabrikant van op de hoogte gesteld, die vervolgens de machines aanpaste. Zo ging dat toen nog, dames en heren: je schreef een brief met je bevindingen, je eindigde die brief met ‘Misschien kunt u uw technici daar eens naar laten kijken’ – en dan keken die technici daar ook naar. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer: alles wordt in China gemaakt, door undergraduates. Zo goedkoop mogelijk.
B daarentegen was eigenlijk niet zo in dat zetten geïnteresseerd. Hij verdiende er zijn geld mee, natuurlijk, maar zijn eigenlijke interesse zat in het schrijven, het beluisteren van muziek en, het spijt me dat ik het hier vertel, het drinken van lekkere drankjes zoals port of baco’s, of laat ons nu meteen maar eerlijk zijn: port en baco’s. Wat hij op een avond naar binnen kon brengen, geloofde niemand in Den Haag, anders zouden ze een drooglegging hebben afgekondigd. En ’s ochtends weer op tijd als zetter werkzaam, uiteraard.
Hij (B) schreef (op de typemachines die hij helaas inmiddels met de vuilnis heeft meegegeven) dag in dag uit brieven, zoals hij later dag in dag uit blogde en mailde. Zo herinner ik me dat B eens van zijn fiets was gevallen, na een avond van baco’s, en een gebroken sleutelbeen had opgelopen. Hij kwam thuis en tikte toen een brief aan een vriendin die haar pols een paar weken eerder had gebroken, vol van de wederwaardigste details over een lichtgrijze Volkswagen die hem gesneden zou hebben, en die was doorgereden na zijn val. ‘Zijn kenteken was: ZP-62 en nog twee letters, die ik niet onthouden heb.’
Wat de muziek aangaat, is B nu vooral geïnteresseerd in Lev Abeliovitsj (1912-1985), van wie hij wel iets heeft kunnen vinden, maar niet veel meer. Een interessante componist lijkt het hem, hij lijkt een beetje op Sjostakovitsj, via wie hij ook op hem gekomen is.
H leeft niet meer, hij is een kalme dood gestorven. B leeft nog wel, met gebreken, maar hij leeft nog.
Reacties (8)
De schreef, dat is waar je over heen dient te gaan om crimineel te kunnen worden. Een soort gilderitueel.
Zetter haal die typo’s eruit (Zo ging dat doen nog en Een interessante componist lijk het hem).
Nou zetter dat was rap. Ze zijn er inmiddels uit. Wat me op de opmerking van de schrijver van dit stukje brengt dat je vroeger nog een brief naar een fabrikant kon sturen met de vraag kijk er eens naar. Dan kon het zo maar gebeuren dat die fabrikant dat ook deed. Maar tegenwoordig wordt alles in China gemaakt. Behalve Sargasso dan want daar kan het dan weer wel.
Bedankt. Ik had het stukje zelf niet meer nagekeken.
Binnen al het politiek geweld hier de laatste tijd zijn deze stukjes toch wel oases van rust. Waarvoor mijn dank.
Verdwenen beroepen zijn altijd interessant, wat worden de volgende?
(redacteur, fotograaf, corrector, onderwijzer…….???). Wat niet verdwijnt zijn natuurlijk de baco’s, port en de combinatie daar van met het eeuwige vallen als resultaat.