Opinie-onderzoek en politiek zijn vaak een dubieuze combinatie: je moet iets vinden en willen in de politiek. De politicus met het beste onderzoek, is niet per definitie de beste politicus. Wat de meerderheid wil, moet gebeuren, denken die marktonderzoekende politici. Maar er zijn betere richtsnoeren dan door sociologen wetenschappelijk vastgesteld “Volksempfinden”: de wereld begrijpen, de ambitie vorm te geven aan de tijd en aan de behoeften.
Maar soms ben ik zwak; dan drink ik de cijfers van ‘d Hondt en Synovate, alsof ik verdorstende woestijnreiziger ben, die een bron heeft gevonden. Want de fictieve zetelaantallen zeggen iets over stemmingen in het land. Tenslotte zijn de onderzoeken officiele vaststellingen van standen van zaken, ideologisch of anderszins. Het leukste is natuurlijk als onderzoek gaat over waargenomen gedrag. Anders kun je nog roepen: “het zijn maar dagkoersen”.
Maar soms zijn die dagkoersen onbehaaglijk. Dat is even het geval voor het CDA, voor de PvdA, maar voor andere groeperingen gaat het niet veel beter. (D66, GL) Kunnen we de desoriëntatie van de centrumpartijen beter begrijpen, als we over de grens kijken? Even proberen.
Een Amerikaans bureau onderzocht en vergeleek de steun voor de Tea Party en Occupy Wall Street. De gegevens zijn verzameld door PEW Research.