Een poepje op de principes
COLUMN - Joris Luyendijk schreef begin deze maand een wrang essay voor De Correspondent, waarin zijn wanhoop over de staat van de politiek doorklonk. Onderzoeksjournalisten duikelen het ene schandaal na het andere op, ze spitten gigabytes aan informatie door, ze traceren hoe geld van internationals via Nederlandse postbussen en allerhande complexe constructies wordt weggesluisd, zodat die amper ergens belasting betalen. Ze schrijven er prachtige stukken over, de commotie is enorm, iedereen is in rep en roer – en vervolgens gebeurt er niets.
Er is amper een solide oppositie te bekennen die regeringen of kabinetsleden tot de orde roepen, en telkenmale sluiten de regeringspartijen braaf de gelederen, terwijl ze voor het schellinkje luidkeels klagen over al die meloenen die ze moeten doorslikken. ‘Heb meelij met ons! Wij hebben het hier ook zwaar mee,’ koeren ze, terwijl ze hun borst pront vooruit steken en weer een poepje op hun principes doen.
Op die manier, betoogt Luyendijk, worden onderzoeksjournalisten huns ondanks gereduceerd tot useful idiots. Ze houden de schijn van een zelfreinigend systeem in stand. Bij betrokken burgers veroorzaakt de huidige gang van zaken steeds meer apathie en desolaatheid: ‘Er gebeurt he-le-maal niets met alle opgediepte feiten en schandalen.’ Anderen slaan er vooral een populistisch slaatje uit: ‘Zie je wel, ze houden elkaar allemaal de hand boven het hoofd.’ En een derde groep ziet er voer voor complotten in.