Een dikke huid
OPINIE - Moet haatzaaien bij wet worden verboden? Het verschil tussen Europa en de Verenigde Staten.
De Amerikaanse rechtsgeleerde Nadine Strossen debatteerde in Brussel met Europees commissaris voor Justitie Věra Jourová, die de strijd heeft aangebonden met ‘hate speech’. In De Volkskrant waarschuwt Strossen voor het gemak waarmee allerlei uit moreel oogpunt onwelvoeglijke uitingen tegenwoordig onder de noemer van ‘hate speech’ worden gebracht. ‘Het wordt in het dagelijkse spraakgebruik een vergaarbak voor alles wat mensen verfoeien.’ Ze keert zich tegen wetgeving die haatzaaien moet inperken. Volgens haar werkt dat averechts en is het ook een onaanvaardbare vorm van overheidscensuur.
Strossen, voormalig voorzitter van de burgerrechtenbeweging American Civil Liberties Union (ACLU), heeft een belangrijke boodschap voor links. Nu claimt populistisch rechts in het debat over haatzaaien de vrijheid van meningsuiting. Alle linkse verontwaardiging over haatdragende boodschappen wordt met een beroep op de uitingsvrijheid even verontwaardigd afgewezen. Rechtse politici presenteren zich ‘als martelaar van het vrije woord en dat levert sympathie op. Oppervlakkig gezien lijkt het een overwinning wanneer haatzaaiers geen podium krijgen, maar op de lange termijn helpt het hen juist.’
Daarbij komt dat alle wetgeving op dit gebied vaag en ruim geformuleerd zal moeten worden. Je kunt nu eenmaal geen letterlijke teksten in verbodbepalingen onderbrengen. Het betekent dat wetgeving tegen ‘hate speech’ een ruime interpretatie mogelijk maakt. En die kan volgens Strossen door de staat, afhankelijk van de politieke wind, naar believen ingezet worden, evengoed tegen links als tegen rechts. Ze geeft het voorbeeld van Franse wetgeving die de veroordeling van een Palestijnse activist mogelijk maakte wegens kritiek op de staat Israël.