Koopmacht – deel 2

Oproep tot een publiek debat over scheve mondiale economische machtsverhoudingen Veel mensen denken dat na de dekolonisatie de omvang van het mondiale economische uitbuitingsvraagstuk is afgenomen. In een eerdere publicatie op Sargasso hebben Paul Schenderling en Matthias Olthaar voor het eerst op een rijtje gezet hoeveel mensen uit niet-Westerse landen er eigenlijk aan het werk zijn ten dienste van de Nederlandse economie. Het antwoord? 13.800.000. In dit tweede deel van de publicatie gaan de auteurs in op de ethische en politieke vragen die deze bevindingen oproepen. Het maken van de berekening en het achterhalen van de achterliggende verklaringen in het eerste deel van deze publicatie zijn slechts een eerste stap. Er is een publiek debat nodig over de ethische en politieke implicaties van deze bevindingen. Wat betekent het dat wij nog steeds op zo’n grote schaal economische macht over mensen uitoefenen?

Foto: NYU Stern BHR (cc)

Koopmacht – deel 1

ANALYSE - Hoeveel mensen werken er anno 2019 in verre productielanden ten dienste van u en mij? Een onderzoek van Paul Schenderling en Matthias Olthaar.

Velen voelen zich er ongemakkelijk onder: zwaar, slecht betaald werk in verre productielanden. Tegelijkertijd weet niemand hoeveel mensen dit werk ten dienste van u en mij uitvoeren. Daardoor blijft het probleem abstract en verandert er weinig. In dit artikel maken we aan de hand van een nieuwe rekentechniek voor het eerst concreet hoeveel mensen overzee werken voor onze koopkracht en openen we het debat over onze omgang met deze schokkende nieuwe feiten.

De afgelopen maanden is er in diverse media terecht veel aandacht geweest voor de omvang en impact van het Nederlandse koloniale verleden. Een rode draad in deze artikelen is dat er sprake is van een tijdvak dat is afgesloten en dat we collectief moeten verwerken. Een veronderstelling die we hierbij impliciet maken, is dat na de dekolonisatie de omvang van het mondiale economische uitbuitingsvraagstuk is afgenomen. Toch? Voordat u verder leest, zou u een eigen antwoord op deze vraag kunnen geven. Is de economische macht die wij over mensen uitoefenen en de schaal waarop dit gebeurt anno 2019 inderdaad afgenomen? Of is het gelijk gebleven of zelfs toegenomen?

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Duopolie | Leefbaar loon

Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen pleitte op een internationaal congres voor een leefbaar loon. Ploumen vindt dat alle bedrijven een leefbaar loon zouden moeten betalen en schuwt er niet voor om de namen en rugnummers te noemen van de bedrijven die dit niet doen. Coolcat-directeur Roland Kahn reageerde met een paar (letterlijk) gevleugelde uitspraken die vrij vertaald inhouden dat Coolcat geen invloed uitoefent op de salarissen van lagelonenlanden, maar dit overlaat aan de vakbonden.

Wie heeft er gelijk? Duidelijk is in ieder geval dat het willen verhogen van het inkomen van arme werknemers een nobel doel is. Maar het is sterk de vraag of een leefbaar loon hier effectief in zal zijn. Het is even waarschijnlijk dat de goede bedoelingen averechts werken en juist voor meer werkloosheid en daardoor een lager inkomen zullen zorgen.

Vanuit de economische theorie geldt dat het loon van een werknemer in principe gelijk is aan zijn productiviteit, door vraag en aanbod. Wanneer de productiviteit hoger is dan het loon, vraagt een werkgever meer arbeid, waardoor het loon stijgt, net zo lang tot het loon gelijk is aan de productiviteit. Deze theorie gaat niet één op één op in de echte wereld, doordat bijvoorbeeld vakbonden de loonvorming verstoren. Maar de theorie biedt een plausibele verklaring: lonen in lagelonenlanden zijn laag omdat werknemers in lagelonenlanden weinig productief zijn, bijvoorbeeld door een laag opleidingsniveau en een gebrek aan investeringen in kapitaal. En grof gezegd komen die investeringen niet op gang doordat lagelonenlanden instituties (een breed begrip dat een samenraapsel is van wetten en sociale normen) kennen die ondernemerschap in de weg staan.