minimax | de essentie van het bestaan

Erger dan het idee dat hij er ooit niet meer zal zijn, vindt mijn zoontje het idee dat hij er ooit niet was. Dat hij er ooit niet meer zal zijn, komt eenvoudigweg niet in hem op. Dat hij er ooit niet was wel, want dat ziet hij op foto’s van ons. “Waar was ik toen?”, vraagt hij dan. De toon waarop hij deze vraag stelt, is licht panikerend. Alsof hij een bang vermoeden heeft. Hij wil het nog niet horen. Ik zeg altijd dat hij in de buik van zijn moeder zat. Een kind van drie is volmaakt egocentrisch. Dat de wereld zonder hem kan bestaan, is ondenkbaar. Het is zo basaal als wat. Er valt zo nu en dan iets weg uit zijn wereld, maar hij niet. Als hij weg zou vallen, zou er niets meer zijn, en dat kan niet. Onlangs overleed zijn overgrootmoeder. De laatste van die generatie. Hij heeft haar twee keer gezien, beide keren kan hij zich niet herinneren. Hij weet dat ze dood is. Kapot noemt hij het. “Als je kapot bent, dan doe je het niet meer”, zei hij ooit. Onlangs zij hij tegen mijn vrouw dat hij niet wil dat wij kapot gaan.

Door: Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022
Foto: Oral Pompei - WIkimedia COmmons

Neuken

COLUMN - Soms zou je willen dat je kinderen voor altijd klein en onschuldig blijven. Maar dan volgt plotseling een realitycheck.

‘Papa?’

‘Mmmh? Ja, lieverd?’

Ik kom uit mijn concentratie en ik kijk van achter mijn laptop naar mijn dochter, die mij met grote ogen aanstaart. Ze kijkt met een blik die ondeugendheid combineert met de zelfopgedane wijsheid van een achtjarige.

‘Papa, ik ken nog een vies woord.’

‘Nee, toch?’ antwoord ik semi-gechoqueerd. Ik ben permanent voorbereid op het gebruik van vieze woorden door mijn kind. Doorgaans beperkt dit zich eenvoudigweg tot diverse synoniemen van fecaliën. Wat kan er mis gaan?

‘Het is echt heel vies. Wil je weten wat het is?’

‘Ik denk niet dat ik dat dan wil horen, lieverd,’ antwoord ik glimlachend.

Neuken!

‘Sorry?’

Neuken! Wil je weten wat dat is?’

Even sta ik met mijn mond vol tanden. Wat klinkt dit woord toch afschuwelijk lelijk uit de mond van een achtjarig kind. Maar ja, kleine kinderen worden groot. Ik voed haar zo goed als mogelijk beschaafd op. Ik probeer de grote, boze wereld nog zo lang mogelijk buiten bereik van mijn kleine meisje te houden. Maar ik kan haar niet de hele dag binnen houden. Om te beginnen is er de leerplicht, die haar verplicht om een vastgesteld aantal uren per week door te brengen in een klaslokaal met nog een stuk of twintig andere kinderen van diverse pluimage. En het contact met leeftijdgenootjes beperkt zich uiteraard niet tot school alleen. Dat wordt uitgebreid met vriendjes en vriendinnetjes uit de buurt in de nabijgelegen speeltuin. En tijdens die opgedane sociale contacten worden nog wel eens wat woorden uitgewisseld, die ik haar zelf niet geleerd heb.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Maand vijfendertig

Lieve Jules,

Ik zat op het toilet, toen ineens de deur op een kier ging die net breed genoeg was voor jouw hoofdje. Je bekeek me enkele tellen van top tot teen, tot je besefte dat je aanwezigheid een rechtvaardiging behoefde.
     ‘Pappa.’
     ‘Ja.’
     ‘Jij bent toch lie-hief?’
     Ik gaf toe dat ik lief was.
     Vanwege je leeftijd nam ik het je niet kwalijk dat je liefde als dekmantel gebruikte voor voyeurisme. Maar ik zeg je alvast: die truc heeft zijn langste tijd gehad. Er bestaat een slag vrouwen dat wangedrag op grote schaal witwast door het als liefde in de boeken op te nemen. Zo had ik ooit een vriendin die bij voorkeur midden in de nacht aan de relatie wilde werken. Wat zij liefde noemde, noem ik nu een gebrek aan medicatie. Op het moment zelf noemde ik het niets. Toen voelde ik vooral schaamte voor het feit dat ik zo weinig van haar hield dat ik haar nooit wakker maakte voor een goed gesprek.
     Afijn.
     Ook aan Vera en je moeder vraag je of ze lief zijn. Vaak is het een soort controlevraag. Je hebt veronderstellingen over hoe de wereld in elkaar zit, maar je houdt rekening met het feit dat je er naast kunt zitten. Ik kan je daar geen ongelijk in geven. Gisteren waren we op een verjaardag en toen wilde je zus je nog omruilen voor het kindje dat net een jaar was geworden.
     Een verwante vraag is: ‘Pappa, jij bent toch niet boos?’ Die krijg ik iets vaker dan goed is voor mijn zelfbeeld als ouder. Ik zucht en ik steun, het valt niet te ontkennen. Ik zou je willen uitleggen dat het geen verwijt is. Maar oefen ik al een jaar of twintig op die uitleg en vooralsnog heeft niemand zich echt laten overtuigen. Mijn hoop is dat je aan het gezucht gehecht raakt, zoals bestuurders van elektrische auto’s gehecht blijken te zijn aan het lawaai van de benzinemotor. Je kunt van mensen houden vanwege hun gebreken. Juist daarom.