Gisteren kopte de Metro met de nogal opmerkelijke kop “Internet zet jeugd aan tot zelfmoord”. Buiten dat dit uiteraard volledige nonsense is geeft het ook mooi weer hoe journalisten staan ten opzichte van het internet. Ze zien het als een werktuig, een typemachine, archiveerkast of iets anders handigs. Daarom net zo’n kop als “pitbulls veroorzaken 5 doden per jaar”, of iets dergelijks.
Wat ze zich niet realiseren is dat voor jongeren (en daar gaat het over) het internet een onlosmakelijk deel van het leven is. Internet is geen los te snijden deel meer van het bestaan van een jongere. Het sociale leven speelt zich grotendeels af op dit netwerk, vrienden worden er gemaakt (en verloren), ruzies uitgevochten.
Zeggen dat het internet aanzet tot zelfmoord is net zoiets als zeggen dat het bestaan van een schoolplein vechtpartijen veroorzaakt. Het schoolplein zelf is geen factor, maar de aanwezigheid van veel mensen op dezelfde plek wel. Het internet vervult precies zo’n functie. Het brengt mensen bij elkaar. Dat daar behalve positieve ook negatieve aspecten aanzitten is niet meer dan te verwachten.
Het enige wat je het internet kan “verwijten” is dat het het makkelijker maakt om gelijkgestemden te vinden. En daar gaat het artikel verder ook over: jongeren die gelijkgestemden vinden. Niks schokkends eigenlijk, want dat gebeurt ook gewoon in het dagelijks leven. Ergo, internet is dagelijks leven.