Dat de moderne natuurkunde woorden tekort komt om zijn eigen theorieën te beschrijven, is maar al te goed bekend. Het probleem is ongeveer een eeuw oud, zo oud als de kwantummechanica, en begon waarschijnlijk met het beeld van het 'ineenstorten van de golffunctie', een virtuele catastrofe die zich elke keer voltrekt wanneer we de wereld observeren.
Want zonder waarneming, zonder meting, is het heelal een zee van mogelijkheden, een golf van waarschijnlijkheden. Alles en niks tegelijk.
Een andere taalkundige vondst die bij nadere beschouwing als een worm in het brein blijft steken, is het zwarte gat. Een oneindig klein onzichtbaar object waarin alles dat door zijn zwaartekracht gevangen wordt, in hetzelfde niets verdwijnt. Ook hier doet de natuurkunde een dringend beroep op het menselijk vermogen om na verloop van tijd waanzinnige ideeën normaal te gaan vinden.
Maar we zijn er nog niet. Grotere waanzin staan voor de deur. We mogen dus van geluk spreken dat natuurkundige Erik Verlinde een heel eenvoudige metafoor heeft bedacht voor zijn visie op de kosmos. Stopverf. Zo komt de lezer van 'Elastisch universum' toch op zijn pootjes terecht. Nou ja, een beetje.