Naar nieuwe bijstandsexperimenten!

Het is een cliché, maar daarom niet minder waar, dat elk onderzoek eindigt met een roep om méér onderzoek. Voor een deel is die roep gewoon terecht. De wetenschap is nooit ‘af’, en dus is het niet meer dan logisch om als onderzoeker na te denken over wat een logisch vervolg zou zijn. Maar soms hebben wetenschappers ook belang bij vervolgonderzoek. Immers, veel geld komt onze hoger onderwijs- en onderzoeksinstellingen binnen door ‘onderzoek in opdracht’. En ja, als je van dat geld afhankelijk bent (voor je voortbestaan als onderzoekseenheid, of als wetenschapper voor je bevordering naar een betere functie of het behouden van je baan), dan is een vervolgopdracht natuurlijk wel erg prettig - niet anders dan bijvoorbeeld in de consultancy. Meer onderzoek: verder met wat er al ligt Dus, het risico nemend dat één of andere cynicus gaat roepen dat ik als onderzoeker natúúrlijk vervolgonderzoek wil, ga ik het hier hebben over mogelijke interessante paden voor méér onderzoek en experimenten naar de bijstand. Want die paden die zijn er, heel veel, zoals ik ook hier al aanstipte. De bijstandsexperimenten van de afgelopen jaren hebben een hoop opgeleverd. Zowel kennis over de bijstand, als over hoe je dit soort experimenten in de toekomst (nog) beter kan houden zodat er nog meer van geleerd kan worden. En op die kennis kan worden voortgebouwd. Eerst de inhoud. Er ligt al een hele stapel data uit de (zes officiële en de niet-officiële) bijstandsexperimenten. Daar kan nog van alles mee gedaan worden. Bijvoorbeeld: uit het Nijmeegse onderzoek kwam onder andere dat juist de meest kwetsbare groepen meer baat hebben bij een minder restrictief bijstandsbeleid. Het soort statistische analyses die daarvoor gedaan zijn, zou zonder al te veel moeite toegepast kunnen worden op de data van de experimenten in andere gemeenten. Dat soort analyses kunnen trouwens ook gedaan worden op andere experimenten die eerder zijn gedaan, bijvoorbeeld gedaan bij het UWV. Is het wellicht in de breedte zo dat ons sociale stelsel het slechts werkt voor de meest kwetsbaren? Niet allen in Nijmegen, maar in heel Nederland? En niet alleen voor de bijstand, maar ook bij de WW, de WIA, en andere sociale regelingen? Dat zijn toch dingen die de moeite van het weten waard zijn, zou ik zeggen. En zo zijn er nog wel meer interessante dingen uit de beschikbare data van de gehouden experimenten te halen. Mits iemand daar tijd voor heeft, of maakt. Of een opdrachtgever zich meldt met een zak geld natuurlijk – vrijwilligers kunnen zich melden in de comments! Meer onderzoek: nieuwe experimenten Maar dat is klein denken. We hadden ook een heleboel geleerd over hoe je dit soort experimenten beter kan doen. Zo zouden experimenten langer moeten duren, om meer nuttige informatie te kunnen verzamelen. Voor een deel gaat het om veranderingen in gedrag die je wil meten, en dat kost nou eenmaal tijd, vaak meer dan de twee jaar die er nu waren. Experimenten zouden ook meer af moeten kunnen wijken van de Participatiewet dan bij de laatste experimenten het geval was. Als je iets ‘nieuws’ wil onderzoeken en vergelijken met het ‘oude’ is het fijn als er een flink verschil tussen die twee zit. Ook, wellicht het belangrijkst, zouden in alle deelnemende gemeenten de experimenten precies hetzelfde moeten zijn, zodat de data samengevoegd kan worden. In de statistiek is het zo dat hoe meer proefpersonen je hebt, hoe makkelijker is om te bepalen of een effect significant is of niet. Dan is het ook de vraag of je meerdere alternatieve behandelingen (treatments) moet onderzoeken, of slechts eentje. Hoe meer treatments, hoe minder deelnemers per treatment immers. Deze keer werd vanuit SZW ook aangedrongen op vooral kijken naar ‘uitstroom uit de uitkering naar werk’, terwijl bijvoorbeeld gezondheid, vertrouwen en participatie minstens zo belangrijk zijn en dezelfde aandacht verdienen. En zou je je de vraag kunnen stellen of je wel moet werken met vragenlijsten, en of een experiment moet worden aangekondigd onder de doelgroep. Alternatief is het gewoon doen, en informatie verzamelen uit alle registraties die de overheid toch al van mensen heeft.  Eventueel zou je dan nog informatie die je niet uit registraties kan halen op kunnen halen via een vragenlijst aan het einde van het experiment. Dan heb je geen voormeting, maar ook geen John Henry en Hawthorne effecten. Positief is dat een aantal van bovenstaande al wetswijzigingen voorliggen, mogelijk gemaakt door Carola Schouten in haar ‘Participatiewet in Balans’. Experimenten die in de toekomst worden gehouden mogen langer duren, en de eenzijdige focus op ‘uitstroom naar werk’ is losgelaten. Een hoop andere dingen zijn helaas nog niet geregeld. Het meest teleurstellende aan het voorstel van Schouten is dat er nog steeds niet geëxperimenteerd kan worden met ‘inkomen’. Want ‘inkomenspolitiek is voorbehouden aan het Rijk’, is daar de argumentatie bij. Dat is volgens mij een flauwekulargument, want hoewel de experimenten lokaal worden uitgevoerd, gaat het altijd om het verbeteren van nationale regelgeving (de Participatiewet). Het gaat dus helemaal niet om lokaal inkomstenbeleid. Het lijkt eerder een gelegenheidsargument omdat er geen politiek draagvlak is voor experimenten op het gebied van 'inkomen'. En nu concreet Wat is er nu concreet nodig voor nieuwe experimenten? Op basis van het voorstel Participatiewet in Balans kunnen gemeenten straks al aan de slag met een soortgelijke serie experimenten, alleen dan meer op elkaar afgestemd, en van langere duur. Dat zou al enorm waardevol zijn. Dan kunnen onderzoekers en beleidsmakers met elkaar bedenken wat voor onderzoeksdesign het meest waardevol kan zijn: welke uitkomsten worden geanalyseerd, of gekeken wordt naar alle bijstandsgerechtigden of alleen naar een bepaalde subgroep, en wordt wat voor alternatieve behandeling(en) getest worden. Op basis van de gedane experimenten is genoeg mogelijk, maar ik zou zeggen: kijk in ieder geval naar meer ruimte en vrijheid voor bijstandsgerechtigden, en naar minder dwang en controle. Daarnaast zou ik heel graag zien dat de landelijke politiek nog meer ruimte geeft voor experimenten. Die kans is, gezien de politieke verhoudingen, niet zo groot denk ik. Maar ook aan de rechterkant van het politieke spectrum zouden toch de handen op elkaar moeten kunnen voor een experiment waarbij, bijvoorbeeld, de talloze regelingen en toeslagen die er nu zijn voor mensen met weinig geld vervangen zouden worden voor één inkomen waar iemand van kan leven. Als het niet is vanuit het perspectief van ‘bestaanszekerheid’ waar sommige partijen zich op beroepen, dan wel vanuit een reductie van de bureaucratie. En als je echt wil weten wat werkt, waarom dan niet nog radicaler? Experimenteer een keer met een écht basisinkomen. Als je er van overtuigt bent dat het een waardeloos idee is, dan des te meer reden om een experiment mogelijk te maken. Want als je echt gelooft dat dat de uitkomst dramatisch gaat zijn, wat is er dan beter dan wetenschappelijk bewijs daarvoor? Wat dus echt nodig is: gemeenten die hun nek uit durven te steken om deze experimenten te houden. En een landelijke politiek die daar de ruimte voor geeft. En die als men een beetje fair is het leeuwendeel van de kosten betaalt, want eventuele baten van beter beleid komen met name ten gunste van het Rijk. En bij voorkeur een landelijke politiek die nog een stapje verder durft te gaan dan nu het geval is. Die onderzoekers, dat komt wel goed. Het onderwerp is boeiend en relevant genoeg.

Door:

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.