serie

Kunst op zondag

Foto: Joan (cc)

De langst lopende serie op Sargasso. De kunstredactie zorgt voor wat kunsteducatie op de vroege zondagochtend. Lezersbijdragen worden zeer gewaardeerd.


Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Tentegenovertoonstelling II

De inspiratie voor deze Kunst op Zondag komt uit de reacties op ‘Tentegenovertentoonstelling’, het artikel van vorige week over werken van verschillende kunstenaars, uit verschillende tijden en/of stromingen, tegenover elkaar geëxposeerd.

Neem deze reactie:

Voor mij zou het een droom zijn om het werk van Francis Bacon uit 1953: Study after Velázquez’s Portrait of Pope Innocent X naast het bronzen werk Innocenzo X van de Nederlandse beeldhouwer Caspar Berger te plaatsen. Liefst nog met de vroegste bron erbij uit 1650: Portrait of Pope Innocent X van Diego Velázquez. Super!

Maar natuurlijk geachte reaguurder! Doen we. Van links naar rechts: Velázques, Bacon, Berger.
Sargasso Drieluik Innocent Velazques Bacon Berger

Diego Rodríguez de Silva y Velázquez (1599 – 1660) was een Spanjaard, op 61-jarige leeftijd in Madrid aan een fatale koorts overleden. Bij leven en welzijn verdiende hij de kost als hofschilder, hetgeen hem onder andere in staat stelde af en toe in Italië te wonen en te werken, geïnspireerd als hij was door Italiaanse kunstenaars als Titiaan. Tijdens zijn tweede reis naar Italië ontmoette hij paus Innocent X, die graag door Velázquez geportretteerd wilde worden.

Velázquez schilderde de paus niet mooier dan hij was, hetgeen voor die tijd opmerkelijk genoemd mag worden. De hofhouding van Innocent X dacht dat de eigenzinnige, narcistische paus Velázquez wel zijn tempel uit zou smijten, maar de paus bleek erg in zijn nopjes over het meesterwerk.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag| Tentegenovertoonstelling

Sinds 2012 is in het Haagse Gemeentenmuseum de doorlopende tentoonstelling ´Ontdek het moderne´ te zien. Het grappige aan de tentoonstelling is dat de moderne kunst niet in een historisch chronologisch overzicht wordt gepresenteerd, maar dat kunstwerken van verschillende tijden en stromingen in vijf thema´s bij elkaar zijn gezet.

Eeen ideetje van museumdirecteur Benno Tempel, die ook het gelijknamige boek er bij schreef. Benno Tempel wil zo dwarsverbanden zichtbaar maken, maar zonder dat boek er bij zie je sommige van die verbanden niet meteen. Eén van die thema’s is ‘stilstand en beweging’. Hier worden Mondriaan, impressionisten, urbanisatie, het Hollandse platteland en de Haagse School bij elkaar gebracht. Kort door de bocht samengevat: reizende kunstenaars in een veranderende wereld.

Maar zie je dat er van af als je langs de kunstwerken loopt? Nee, daarvoor zijn ze te verschillend. Dat er dwarsverbanden, zelfs overeenkomsten te vemoeden zijn valt pas op bij kunstwerken waarbij  enige gelijkenis meteen opvalt.

Dat is het geval bij de sculptuur Into One-Another II To P.P.P. van Berlinde De Bruyckere, dat midden in het Francis Bacon-zaaltje is neer gezet. Het lijkt wel of Berlinde De Bruyckere schatplichtig is aan Bacon’s ‘Seated figure’ en ‘Paralytic Child Walking on All Fours (from Muybridge)’.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag| Wat was

We hadden het in de vorige aflevering over wasserettes en wat gebeurt? Komen reaguurders op de proppen met wasplaatsen, bleekvelden en waslijnen.

Eén van de leuke aspecten van Kunst op Zondag: de aanvullingen. Daarmee dreigt soms een onderwerp vreselijk off topic te gaan, maar dat valt in deze rubriek erg mee. Want laten we wel zijn: sommige onderwerpen lenen zich soepeltjes voor een associërende verbreding van het thema.

De meeste reacties bij Kunst op Zondag doen dat: verbreden van het onderwerp. Dat is elders op Sargasso helaas nog wel eens anders. Daar zie je in de reacties soms wat versmalling, verenging is toepasselijker.

De lezers hielden zich vorige keer in. Ik kan het niet laten. Vandaag doen we nog wat was en associëren er op los.

We hebben er tussen de regels enigszins op gezinspeeld: achter de was schuilt een geschiedenis van ellende. De wasserette-, wasgoed-, wasknijper- en wasmachinekunst laat daar weinig van zien. Wassen was een zware, vervelende, slecht betaalde klus. Zowel voor de mensen die dat als huishoudhulp deden, als voor de mensen die in wasserijen werkten.

Wasvrouwen

Vermoeide ruggen, gekloofde handen, we zien het niet terug in deze toch wat idylische schilderijen. Laten we het zien als een ode aan de wasvrouwen.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Wasserette

Wasserette – ‘bedrijf, waar de huisvrouwen met behulp van zich aldaar bevindende wasmachines tegen betaling hun was (-) kunnen doen’.

Wij verklaren hiermede, dat uit de bovenstaande vermelding niet mag worden geconcludeerd, dat op deze naam en dit merk geen eigendomsrechten bestaan. De rechten behoren uitsluitend toe aan de N.V. Wasserette te Amsterdam.

Als de geschiedenis even anders had gelopen, had Sargasso een advocaat aan de deur gehad wegens het gebruik van de wasserette. Dat wil zeggen: van het woord. Het citaat hierboven komt uit een advertentie in drie landelijke dagbladen die uitgeverij Wolters-Noordhoff in 1967 plaatste nadat de eigenaar van N.V. De Wasserette eiste dat het woord uit het woordenboek werd geschrapt of dat er bij werd vermeld dat wasserette een beschermde merknaam was (bron: NRC, artikel van Ewoud Sanders, 1996). .

Wasserette is niet de enige merknaam die als soortnaam gangbaar is geworden in het dagelijks taalgebruik. Maar is de wasserette inmiddels zo zeldzaam geworden dat ze museumwaardig is geworden?

Nee, de wasserette in museum Boijmans van Beuningen is een staaltje ‘social design’ van Manon van Hoeckel, één van de finalisten in VPRO’s Toekomstbouwers op de Dutch Design Week. In museum Boijmans neemt ze deel aan de tentoonstelling ‘Change the System’.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Gezongen kunst

Het ensemble Holland Baroque heeft net wat concerten achter de rug waarin samen met de vocalisten van het madrigaalensemble Gesualdo Consort een stukje Bach ten beste is gegeven.

Kenners weten:’stukje’ is een welhaast beledigend understatement voor ‘Kunst der Fuge’, een verzameling fuga’s en canons waar Johann Sebastian Bach de laatste jaren van zijn leven aan heeft gewerkt. Een historisch werk.

Het eigenaardige van geschiedenis is dat naar mate de tijd verstrijkt het steeds lastiger wordt de feiten te checken bij de direct verantwoordelijken. Dat geeft kwaadwillenden de ruimte er dan maar een suspecte draai aan te geven. Gelukkig zijn er ook creatieven die er een eigen draai aan geven zonder de geschiedenis geweld aan te doen.

Die constatering is van toepassing op Bach’s Kunst der Fuge. Er is geen absolute zekerheid voor welke bezetting het werk is geschreven. Het zou heel goed voor klavecimbel of orgel bedoeld zijn geweest, maar het zou ook zo maar voor een koortje geschreven kunnen zijn. Aan Bach zelf kan het niet meer worden gevraagd.

Dus zijn er Kunst der Fuges voor strijk– , saxoon– of blokfluitkwartet. Voor koperkwintet, voor gitaar en tromboneduo, voor gitaar, voor Glenn Gould en voor bierflesjes.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Rouw

Memento mori zou een notitie op uw ‘nog-te-doen’-lijstje kunnen zijn. Maar tegen beter weten in leven we als onsterfelijken en noteren we de dood pas als die zich aandient.

Waarschijnlijk denkt u er vooral pas aan als in uw omgeving mensen sterven. In mijn omgeving is het aardig raak, hetgeen me op piëtas en sterfbed bracht. En eerder op het Memento Mori als voorbereiding op het onvermijdelijke. Zo lang we leven kunnen we ons voorbereiden op ons overlijden.

Als het dan zo ver is, zullen veel nabestaanden het uiterst aangenaam vinden als je bij leven je overlijden een beetje op orde hebt. Van verklaringen over medische behandelingen bij terminale ziekten tot beschikkingen over voorkomen van uitzichtloos lijden. Van goed vindbare documenten en adressenlijstjes tot wensen aangaande kist, kaart en koffie.

Dan doet de rouw haar intrede.

Er is veel publieke rouw de laatste tijd. Bijvoorbeeld rond Eberhard van der Laan. In een radioprogramma van de NPO stelde AT5-hoofdredacteur Paul van Gessel dat veel mensen niet alleen om Van der Laan rouwen maar ook om het gemis van eigen dierbaren:

Mensen beginnen gelijk over hun eigen man die net is overleden. Op de een of andere manier maakt Van der Laan dit los, landelijk.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag| Sterfbed

In beeldende kunst is het doodsbed een genre apart, schreven we vorige keer. U zag toen piëtas: de armen van een moeder of van een geliefde vormen een laatste rustplaats voor de overledene.

Aanwezig zijn bij het sterven, de laatste adem, de eerste uren na de dood, de opbaring, het zijn geen unieke momenten, maar wel minstens zo bijzonder als het bijwonen van een bevalling. Dat laatste heb ik nooit meegemaakt, dat eerste al vaker en het is elke keer een totaal andere ervaring.

Het doodsbed, het sterfbed, is in de kunst ook niet uniek, maar wel met grote verschillen als het gaat om religieuze iconen en wereldlijke bekenden of gewone stervelingen. Het is een apart soort portretkunst. Zelden zie je een poging het sterfproces zelf uit te beelden. De emoties van de nabestaanden willen nog wel eens toegevoegd worden aan het intieme, verstilde doodsbed.

De maagd Maria is beslist niet eenzaam gestorven.
Caravaggio – De dood van Maria, 1605 – 1606.
cc Flickr Steven Zucker photostream Caravaggio, Death of the Virgin

Kindersterfte zie je tegenwoordig amper meer op schilderijen, maar vaker in persfoto’s. Het is de wereld nog niet uit. Bij  Matthijs van den Bergh lijkt het Jongetje op zijn doodsbed (1658) meer van een weldoorvoede, serene rust.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Pietà

De dood ligt gevoelig. Het blijft bijzonder en het wil maar niet wennen. Van het moment dat je weet dat iemand niet lang meer heeft te gaan, langs de dagen of uren dat iemand steeds verder wegvalt, tot de eerste uren na het overlijden waarbij iemand in starre levenloosheid verandert, het is allemaal geen stof voor een alledaags praatje.

Terwijl we het allemaal toch meerdere malen meemaken. Kunst wil soms helpen het onbesprokene bespreekbaar te maken. Maar bij sterven en dood helpt dat weinig. Zoals ik al zei: het wil maar niet wennen. Elk heengaan is anders, dus er valt weinig over te veralgemeniseren.

In beeldende kunst is het doodsbed een genre apart. Met een groot verschil tussen dode religieuze iconen en wereldlijke bekenden. Gewone stervelingen zijn weer een verhaal apart.

In tegenstelling tot wat een enkele sekte beweert: Jezus is dood. Hij is een wrede dood gestorven en in kruisbeelden kan men daar niet genoeg van krijgen. Het verdriet over zijn heengaan is uitgebeeld in de vele pietàs. Waarlijk een ding tussen kunst…

Pietà van Michelangelo
cc Flickr Caleb and Tara VinCross photosteam Pieta Michelangelo

… en kitsch:
cc Flickr Jiuguang Wang photostream Pietà (Vesperbild) by 16th century sculptor of Tosco-Emiliano, Ca Rezzonico, Venice

Het aangrijpende van de pietà zit hem natuurlijk in dat beeld van de gestorvene die als een dode dweil in de armen van een dierbare ligt. Een beeld van liefde en verdriet. Het is een sterk beeld dat ontkerstend even indrukwekkend blijft. Jan Fabres variatie op Michelangelo’s pietà leidde in 2011 nog tot ophef op de biënnale van Venetië. Maria kreeg een doodshoofd, in haar armen lag een zelfportret van Fabre, met zijn hersens in zijn hand.

Foto: Joan (cc)

KoZ | Muziekles met het Wilhelmus

COLUMN - Ik dacht eerst dat het een grapje was, een heel geslaagd grapje bovendien, want het leek – in vergelijking met de plannen die de laatste tijd daadwerkelijk uit het oikofiele kamp kwamen – nog ruim binnen de suspension of disbelief te vallen: het had zomaar eens echt waar kunnen zijn. Maar nu blijkt het ook inderdaad echt serieus waar te zijn. De vier partijen die nu al zo’n 200 dagen proberen zoveel mogelijk water in elkanders wijn te doen (dank aan Wim Kan), overwegen verplichte les over het Wilhelmus op scholen in te voeren.

Een volk dat zich onderscheidt van alle andere volken ter wereld door er trots op te zijn het volkslied niet uit het hoofd te kennen, gaat zijn kinderen les geven over dat volkslied.

Titelpagina van Een nieu Geusen Lieden Boecxken (1581). Dit gold lange tijd als de oudst-bekende uitgave van het Wilhelmus, maar in 1996 is in Parijs een oudere tekst gevonden.

Ok, laat ik niet flauw doen. Het Wilhelmus heeft zijn nut. Het eerste interval is een opgaande kwart en het Wilhelmus is een verdraaid handige manier om dat te onthouden, zoals Kortjakje dat is voor de kwint. Zingt men het Helwilmus, dan heb je de neergaande kwart te pakken. Heb ik van mijn vader geleerd voor de dagen die voorbij gaan dat je een kwart nodig hebt.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Nineveh en Assyrië

ACHTERGROND - Kort na de Arabische Lente begon het plunderen. Eerst in Egypte, daarna in Libië, met de opkomst van ISIS ook in Syrië en Irak. U hebt beelden gezien van de moedwillige verwoesting van het museum in Mosul. Misschien zou de schade minder groot zijn geweest als er geen helers waren geweest die Egyptische papyri, Libische sculptuur, Syrische sierraden of Iraakse kleitabletten hadden gekocht; misschien zou de schade minder groot zijn geweest als de wetenschappers zich zouden hebben gehouden aan hun eigen gedragscodes; vrijwel zeker zou de schade beperkt zijn gebleven als de autoriteiten de wet wat meer hadden gehandhaafd.

Helaas: de schade is er. Maar je kunt iets terug doen. Om te beginnen: het bewustzijn vergroten dat de westerse beschaving (wat dat ook moge zijn) niet begint in Griekenland en Rome, maar dat daaraan iets is voorafgegaan. Als de Amerikaanse soldaten die Bagdad in 2003 bevrijdden beter zouden hebben geweten dat het oosterse erfgoed werelderfgoed en dus ook Amerikaans erfgoed is, zou wellicht het museum aldaar niet zijn geplunderd. Om de vertrouwdheid met het Nabije Oosten iets te vergroten, hebben we op Sargasso Daan Nijssen gevraagd elke vrijdag een stukje te schrijven over het culturele erfgoed waarvan we zijn beroofd. En ik ben blij dat het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden vanaf 20 oktober een grote expositie over Nineveh aanbiedt – de stad die tegenwoordig Mosul heet en ooit hoofdstad was van het eerste oosterse wereldrijk, Assyrië.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Over vloed

We hebben hier ook wel eens last van een stormpje hier en een overstrominkje daar. En dan loopt er soms een museum onder water of raakt kunst beschadigd.
We hebben wel wat wateroverlast van betekenis gehad, hoor. Zo wordt nog tot 1 oktober de Kerstvloed van 1717 herdacht met een kunstroute langs de kust van Groningen. Met deelname van kunstenaars afkomstig uit hedendaagse vloedgebieden als Indonesië (zeebeving, 2004), Japan (tsunami, 2011) en de Verenigde Staten (Katrina flood, 2005).

Hoewel hier de regenbuien heftiger lijken te worden, zijn onze druppels toch niets vergeleken bij de orkaan Harvey en het rotweer dat er nog van na raast.

Op één museum na lijken de musea in Texas de orkaan goed doorstaan te hebben. Het Rockport Center for the Arts (RCA) heeft schade aan het gebouw en vermoedelijk ook aan wat kunstwerken opgelopen. Het plaatsje Rockfort is sowieso zwaar getroffen.

In Houston hebben de gebouwen van The Menil Collection het goed gehouden. Geen schade dus aan Rothko Chapel en de Cy Twombly Gallery.

We kijken even wat rond bij The Menil Collection, uiteraard op een moment dat er in de verste verte nog geen orkaan te zien was.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Humor

Net zo min als je in een museum zelden iemand in snikken ziet uitbarsten, zo weinig schalt er een bulderende lach door de zalen.

In de beeldende kunst is humor altijd aanwezig geweest en dankzij Dada en Fluxus is kunstzinige humor niet meer weg te denken. Maar je zal in een museum of galerie geen schaterlachende menigten tegenkomen.

Tot 10 september kun je in Haarlem je lachspieren testen bij de tentoonstelling ‘Humor. 101 jaar lachen om kunst’. Een dubbelexpositie in het Frans Hals Museum (parodieën op kunstwerken) en De Hallen Haarlem (overzicht van Nederlandse kunst uit de tijd van dada tot nu).

Lachen om kunst. Hoe verzinnen ze die titel. Be-la-che-lijk! Het moet zijn: lachen met kunst. Of lachen dankzij kunst. ‘Lachen om’ refereert toch aan een negatief soort spot. Het zal de ondraaglijke lichtheid van de lach wel zijn dat de organisatoren op deze uitglijder kwamen.

Dat karikaturen van en parodieën op beroemde kunstwerken in het Frans Hals Museum ‘lachen om kunst’ mag heten, wil nog niet zeggen dat de gehele tentoonstelling de spottende titel verdient.

En dan: 101 jaar humor bij elkaar brengen is riskant voor de lach.

Natuurlijk zijn er altijd mensen die van lachen geen ophouden weten als in de programmaboekjes staat dat er sprake is van humor. Denk bijvoorbeeld aan de lieden die een hele voorstelling bij elke oogwenk van een cabaretier in een deuk liggen.

Vorige Volgende