ACHTERGROND – Op vakantie in een land dat in het Westen vooral – of uitsluitend – bekend is vanwege genocide? Het kan. Het is aangenaam. En het is confronterend omdat die genocide op elke straathoek nog voelbaar is.
Rwanda dus.
Ik beland er in 2007, met mijn dan 8-jarige dochter, eigenlijk toevallig; op bezoek bij een bevriend gezin dat er voor werk naar is uitgezonden.
Vóór vertrek krijg ik van het thuisfront bezorgde vragen, ‘is het daar wel veilig?’ Alsof je vraagt of Duitsland in 1958 weer veilig is. Ja dus, Rwanda is dertien jaar na de allesverwoestende slachting van voorjaar 1994 volkomen vredig. En lieflijk. Pays des mille collines, Land van Duizend Heuvels. In Rwanda is het lang zoeken naar een stukje vlak. Groen en harmonieus ontrolt zich het landschap waar we, meestal in kleine propvolle minibusjes, doorheen jakkeren. Op de heuvels krioelt het van de menselijke activiteit. Het piepkleine Rwanda (iets kleiner nog dan België) is het dichtstbevolkte land van Afrika. Dat gegeven was één van de lonten in het kruitvat van 1994, toen Hutu’s de Tutsi-minderheid naar het leven stonden en in drie maanden 800.000 mensen aan stukken werden gehakt. Les événements, zo wordt deze episode licht eufemistisch genoemd.
De hoofdstad Kigali is een met kloven doorgroefde stad. De heuvels hebben de kleur van tennisbanen-gravel. Overal bouwactiviteiten, huizen vooral voor de teruggekeerde vluchtelingen. Maar ook chique hotels en trendy restaurants, de stad ontwikkelt zich tot een on-Afrikaans hippe metropool.
De paradox van Rwanda: het toeristenbureau prijst het Kigali Memorial Centre, het herdenkingsmuseum voor de genocide, aan als topattractie. Moet je je schuldig voelen als je je als vakantievierder vergaapt aan de afgrijselijkheden? Het Yad Vashem van Afrika maakt een ronduit verpletterende indruk. Doorkliefde schedels, gebroken botten, bebloede kleding, machetes. Foto’s, video’s: het afgrijselijke verhaal wordt er ingeramd en wie weer buiten staat is nog heel lang heel stil.
Zo mogelijk nog heftiger is een ander monument, nabij de zuidelijke universiteitsstad Butare. In de École Technique Officielle werden 60.000 Tutsi’s samengedreven en afgeslacht. Verspreid over zeven klaslokalen liggen honderden lijken, gemummificeerd in witte kalk. Het is een soort hedendaags Pompeï. En het is volkomen verbijsterend. De gids, Emmanuel Mugenzira, is één van de vier overlevenden. Hij verloor zijn vrouw en vijf kinderen, zelf kreeg hij een kogel in zijn hoofd. Nu leidt hij bezoekers rond op de plek waar zijn leven werd verwoest.
Maar Rwanda is niet alléén genocide. Het is ook een land van safari’s, van berggorilla’s en van het serene Kivumeer.
In het oosten, op de grens met Tanzania, hobbelen we op het dak van aan Landrover door het schitterende Akagera-park. Dit is het stereotype Afrika waarmee Rwanda óók toeristen probeert te lokken. Antilopen, giraffen, zebra’s. Een moeder-olifant met jong; het enorme dier opent de aanval op onze auto maar we komen net op tijd weg.
In het noorden, op de grens met Oeganda en Congo, klauteren we in nevelige groene bergen omhoog naar drieduizend meter. Dit is het domein van de zilverrug-gorilla. Op de hele wereld leven nog zo’n zevenhonderd van deze uiterst zeldzame dieren, enkel in deze vulkaanregio. Hier werd eind jaren tachtig de film ‘Gorillas in the Mist’ opgenomen, het levensverhaal van de Amerikaanse biologe Dian Fossey die de met uitsterven bedreigde berggorilla’s twintig jaar lang bestudeerde en probeerde te beschermen tegen stropers. Fossey betaalde met haar leven: in 1985 werd ze vermoord, vermoedelijk door stropers.
De gorilla’s zijn er nog. En na een moeizame klim wijst de met een geweer bewapende gids plotseling vooruit, in het struikgewas. Dáár! Een mannetjes-gorilla van King Kong-formaat staart ons met bruinzwarte ogen roerloos aan. Met zijn kolossale handen breekt hij een vuistdikke bamboetak doormidden en sabbelt de blaadjes er van af. We volgen de vooraf opgelegde instructies: door de hurken, het dier niet recht in de ogen kijken, nederig zijn. We willen geen Bokito-toestanden.
De mannetjesputter bewaakt een groep van zo’n twintig apen, vrouwtjes, jongen. Verspreid om ons heen in het lage struikgewas doen ze zich te goed aan het vele groen, de kleintjes ravotten en klauteren en we krijgen geen genoeg van de aanblik. Na een uur moeten we toch gaan, de dieren zijn toe aan hun rust.
Op de terugweg naar Kigali passeren we aan de rand van de stad het Hôtel des Mille Collines, in het Westen bekend geraakt via de film ‘Hotel Rwanda’. Hier bood hotelmanager Paul Rusesabagina 1268 Tutsi’s en gematigde Hutu’s bescherming tegen de moordende bendes van de Interahamwe, de Hutu-militie. Het gebouw doet inmiddels weer dienst als ‘gewoon’ hotel. In het zwembad waaruit de doodsbange vluchtelingen indertijd dronken, spartelen nu weer lelieblanke vakantiegangers.
Wie Rwanda bezoekt, zal onherroepelijk huiswaarts keren met gemengde gevoelens.
Reacties (4)
En in Kongo, gaat het daar al weer wat beter? Want daar hebben ze kennelijk de strijd tussen de Hutsi’s en Tutsi’s aanvankelijk voortgezet. Met deelname van/gesteund door Rwandese en Oegandese milities.
@1: Voor zover ik weet wordt in Congo nog steeds gevochten.
Dit is een berichtje van Van Beek die ik waarderen kan. Het lijkt bijna in directe tegenspraak qua stijl en bewoording met sommige van zijn reacties. Hier zouden meer foto’s toch fantastisch passen? Mooi stukje!
@3: Merci, JANC. Complimentje altijd prettig.