ACHTERGROND - In mijn KTB-cursus – over de onderlinge verbanden tussen de bijbel, de koran en de wijdere wereld waarin beiden zijn ontstaan – gebruik ik een aan Salman Rushdie ontleende metafoor om mijn cursisten uit te leggen hoe die wijdere wereld eruit zag: een Zee van Verhalen. De bijbel vormt in die Zee van Verhalen een eigen baai, net als de koran en net als een boel andere – veel minder bekende – verhaaltradities die in het Midden Oosten een rol spelen en gespeeld hebben. Wie dat wilde, kon uit de Zee van Verhalen iets plukken dat in zijn kraam te pas kwam. Soms werd een verhaal uit een andere traditie gekopieerd. Veel vaker werd op een bestaand verhaal gevarieerd: details werden verder uitgewerkt, soms werd de hele pointe van een verhaal veranderd of zelfs omgedraaid.
Voor dat verschijnsel heeft Carel ter Linden de prachtige term ‘rijmende verhalen’ gemunt. Rijmende verhalen werden gemaakt voor een publiek dat verondersteld werd het rijm te herkennen. Een simpel voorbeeld: baby Mozes werd door zijn moeder niet voor niets in een biezen arkje gelegd. De eerste verteller van het verhaal ging ervan uit dat de toehoorder zich zou realiseren dat hier iets werd verteld dat rijmde op de ark van Noach.
Er was een – buitenbijbels – verhaal over Jezus die uit klei vogeltjes maakte en die vervolgens tot leven wekte. Iets wat natuurlijk alleen God zelf kon en dat was het punt ook. Dat verhaal werd in de koran opgenomen, maar met een twist: Jezus kon zoiets alleen met Gods verlof, zoals hij ook alleen zieken kon genezen en doden tot leven kon wekken met Gods verlof. Wie het oorspronkelijke verhaal kende, herkende de boodschap meteen: dat een mens dingen kon die alleen God kon, wilde nog niet zeggen dat hij God wás, daar zat Gods verlof nog tussen.
De betekenis van verhalen die rijmen op een ander verhaal – hooggeleerden spreken van intertekstualiteit – is mede afhankelijk van de verhalen waarop gerijmd wordt. Als je die verhalen niet meerekent, raakt de variatie al snel losgezongen van zijn oorspronkelijke thema en dus van zijn werkelijke betekenis. Een letterlijke interpretatie is in dergelijke gevallen dodelijk voor een juist begrip. Dat woord ‘dodelijk’ kies ik niet voor niks: het is dezer dagen letterlijk dodelijk.
Zo was er in het Midden Oosten ooit een verhaal over God die de eerste mens schiep: Adam. Dat verhaal kent u omdat het in de bijbel terecht gekomen is. Die mens, dat was iets speciaals en om dat duidelijk te maken was er nog een verhaal: God gaf zijn hovelingen – wij spreken van engelen – opdracht zich neer te buigen voor deze Adam. Eén hoveling weigerde dat. De afloop is overgeleverd in twee rijmende versies van dit verhaal. Ik weet niet welke van de twee het oudst is, en dus ook niet welke van de twee op de ander rijmt. Heel belangrijk is dat ook niet.
In de islamitische traditie kwam de weigering van deze ene hoveling om zich neer te buigen voor Adam, hem te staan op eeuwige verbanning in de hel: de straf voor het zich niet onderwerpen aan de wil van God. Zo werd de engel Iblies de duivel, ongeveer zoals wij hem ook kennen.
Maar in een andere traditie kreeg dit verhaal een compleet omgekeerde twist. De ene engel – aangeduid als ‘pauwengel’ – die weigerde zich in aanbidding neer te buigen voor iets anders dan God zelf, had het als enige goed begrepen: Gods opdracht was slechts een test en zijn standvastigheid in het geloof werd beloond met de hoogste plaats onder de engelen.
De laatstgenoemde versie is die van de Yezidi’s, waar enkele maanden geleden nog nooit iemand van gehoord had. Daarin is nu verandering gekomen omdat moslims die nog te stom zijn om voor de duvel te dansen – pun intended – deze versie van het verhaal zien als bewijs dat Yezidi’s aanbidders van de duivel zijn en dus moeten ze bekeerd of dood.
Yezidi’s zijn natuurlijk geen duivelsaanbidders. Het zijn monotheïsten, net als moslims, die hun versie van het verhaal vertellen om te benadrukken dat alleen God gehoorzaamd moet worden en niet de eigen hoogmoed. Yezidi’s vertellen hun verhaal om te benadrukken dat alleen God aanbeden moet worden en wel onvoorwaardelijk. Geconfronteerd met beide verhalen, klinkt uit de mond van de fundamentalist al snel het ‘er kan er (maximaal) maar één gelijk hebben’ en we zien nu waar dat uiteindelijk toe leidt. De trieste waarheid is hier natuurlijk dat beide partijen gelijk hebben en dat niemand dat ziet.
Er zijn trouwens wel moslims die dat heel goed begrijpen: het verhaal van de Yezidi’s zingt ook rond onder Sufi’s als een alternatieve manier om het betreffende koranverhaal te verstaan.
Reacties (2)
Zo spreekt de Koran erover, maar de Bijbel niet. In Genesis lezen we hoe de slang (vaak geassocieerd met de duivel) de eerste mensen ertoe overhaalde zich tegen God te verzetten. De engelen onderwerpen zich in de Bijbel verder aan geen mens; als er al gebogen wordt, dan zijn het de mensen die voor de engelen buigen. Zoals zo vaak vertelt de Koran ongeveer hetzelfde verhaal met de strekking haaks op het origineel.
@0: Interessant, leerzaam stuk.