The 60 Minutes controversy — specifically the intense media spin it sparked — highlights a disturbing rise in a new form of campaign journalism, which might be best described as post-parsing.
Here’s how it works: A candidate (almost always Hillary Clinton) makes a statement, any statement out of the thousands made on the campaign trail each week, and that statement is seized upon by the chattering class and then dissected in order to determine what the real intention was. Experts pore over the text and announce what the candidate should have said during an impromptu exchange with the media. It’s not that the statement in question is wrong, or blatantly malicious, it’s that the statement wasn’t quite right. It should have been a little bit more this or a little more that. Plus, based upon the pundits’ expert training and analytical skills, they’re able to spot a deeply disturbing, unspoken meaning right below the surface. Alarmed, they then rush to alert voters.
Eric Boehlert verzint een term voor de ook hier al opgemerkte vervelende en zelfs verontrustende nieuwe trend in politieke verslaggeving.
Dat Clinton inderdaad opvallend vaak het slachtoffer wordt van post-parsing, wordt volgens mij overigens niet zozeer veroorzaakt door Clinton-haat bij de pers, maar is meer het gevolg van het feit dat Clinton het makkelijkst in deze val trapt omdat ze de minste spreker van de kandidaten is.
Ook in Nederland is post-parsing in opkomst. Wouter Bos, die altijd vooral genuanceerd wil overkomen en lange enerzijds-anderzijds betogen houdt waaruit gemakkelijk een zinnetje valt te lichten of te verdraaien, is een geliefd slachtoffer. Wie nog meer?