De komende dagen publiceert het weblog Sargasso drie artikelen uit het Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde dat deze maand geheel gewijd is aan het onderwerp energie. De eerste bijdrage is van Gijs A.M. van Kuik: hoogleraar Windenergie aan de TU Delft.
Windenergie is het stadium van kinderziektes voorbij. Jaarlijks groeit het marktaandeel met 20 tot 30% en in landen als Denemarken, Duitsland en Spanje draagt het substantieel bij aan de elektriciteitsvoorziening. De afmetingen van windturbines zijn toegenomen, ze zijn beter aangepast aan de netwerken en de windparken zijn langzaamaan richting zee getrokken. De kosten van windstroom komen in de buurt van de kosten van fossiele elektriciteit. Met deze groei ontstaan nieuwe uitdagingen: integratie van windenergie in de totale elektriciteitvoorziening, de stap van windturbines naar (offshore) windcentrales, de erbij behorende eisen van betrouwbaarheid en een verdere afname van kosten. Dit verhaal gaat over de stand van zaken en de perspectieven van windenergie.
Moderne windenergie is met ongeveer 30 jaar een relatief jonge, maar snel groeiende bron van energie. Het wereldwijd geïnstalleerde vermogen is toegenomen van 2,5 GW in 1992 tot bijna 60 GW eind 2004, een jaarlijkse groeisnelheid van bijna 30%. De bijdrage aan de elektriciteitsbehoefte in de wereld was eind 2005 0,7% en verwacht wordt dat dit toeneemt tot 3% in 2015. Zeventig procent van het geïnstalleerde vermogen staat in Europa. In Denemarken wordt 20% van de elektriciteit opgewekt met windenergie, in Duitsland is dit 6% en in Spanje 8% [1]. De European Wind Energy Association (EWEA) heeft berekend dat in de EU-15 bij voortgezette politieke steun windenergie een geïnstalleerd vermogen van 75 GW zal hebben in 2010, 5,5% van de elektriciteitsbehoefte in deze landen. Verwacht wordt dat dit toeneemt tot meer dan 12% in 2020 [2]. De huidige status en de perspectieven voor 2020 en daarna laten zien dat windenergie zich ontwikkeld heeft van een kleine alternatieve energiebron, vooral op handen gedragen door milieubewuste mensen, tot de snelst groeiende energiebron, waarmee verschillende landen een groot deel van hun Kyoto-verplichtingen na kunnen komen. De windturbine-industrie wordt tegenwoordig aangevoerd door grote multinationals als Vestas, Siemens, General Electric en Mitsubishi, die binnen afzienbare tijd de eerste windcentrales gaan bouwen ter grootte van conventionele energiecentrales (500–1.000 MW, bestaande uit honderden turbines). Er zijn prototypes van turbines met een generatorcapaciteit (maximaal te leveren vermogen) van 5 tot 6 MW en een diameter van 110-120 m.
De ontwikkelingen van wind in de elektriciteitsvoorziening hangen af van twee belangrijke factoren: een verdere kostenreductie die subsidieregelingen overbodig maakt en efficiënte maatregelen om windenergie te integreren in het totale elektriciteitsysteem.
Marktontwikkeling en kosten
De kosten van elektriciteitsopwekking met moderne windturbines op lokaties met veel wind zouden 4 tot 5 c€/kWh kunnen bedragen, vergelijkbaar met de kosten van elektriciteit van een conventionele centrale. De kosten zijn echter in werkelijkheid hoger omdat financieringscondities voor windprojecten moeilijk zijn. Vaak moeten windturbines in minder dan 20 jaar worden afgeschreven. Windprojecten worden beschouwd als projecten met een hoog risico, dus de financieringskosten kunnen hierdoor oplopen. Windenergieprojectontwikkelaars zijn vaak kleiner en hebben minder financiële expertise dan ontwikkelaars van fossiele en kernenergie. Daarom is windenergie nog steeds afhankelijk van subsidies. Een uitzondering hierop zijn grote projecten die door grote ontwikkelaars gebouwd worden op plaatsen waar het veel waait. In veel landen zijn er subsidies dankzij de duurzame aard van windenergie. Figuur 1 [3] laat zien dat windenergie van alle beschouwde energievormen de laagste uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuiling met zich meebrengt. De markt voor windenergie verdubbelt ongeveer elke drie jaar. Verwacht word dat in 2010 de nieuwe windcentrales op land in kustgebieden elektriciteit kunnen maken voor dezelfde prijs als een kolencentrale. Er zijn nog te weinig gegevens om zo’n voorspelling te doen voor windparken op zee. Een gedetailleerde studie van alle mogelijke kostenreducties vergeleken met de stand van techniek in 2003 laat een mogelijke afname van 60-75% zien in 2020 [4].
De stand der techniek
De afmetingen van windturbines zijn in de afgelopen twintig jaar met een factor tien toegenomen. Moderne windturbines zijn de grootste roterende machines op aarde: het rotoroppervlak is groter dan een voetbalveld. Er zijn verschillende redenen om steeds grotere turbines te bouwen. In Europa zijn goede lokaties met veel wind inmiddels schaars. Grote turbines zijn wel aangewezen op een goede infrastructuur (wegen, kranen etcetera). Veel kosten (zoals voor projectvoorbereiding, transport en montage, elektrische infrastructuur) hangen nauwelijks samen met de grootte van een windproject, dus hier geldt, hoe groter hoe beter. Ook hebben grote turbines de voorkeur uit oogpunt van ruimtelijke ordening: het toerental van een turbine is omgekeerd evenredig met de diameter. Een paar grote, langzaam draaiende turbines zien er beter uit dan een serie kleine windturbines die sneller ronddraaien.
De huidige turbines zijn bijna altijd in bedrijf, slecht 2% van de tijd staan ze stil vanwege onderhoud of mankementen. De technologie van windturbines heeft zich ontwikkeld van robuust en simpel (het succesvolle Deense concept) tot turbines die maximaal controleerbaar zijn voor het opwekken van kilowatturen volgens de specificaties van nutsbedrijven. In figuur 2 staat een voorbeeld van een moderne commerciële windmolen, de Vestas 3 MW. De delen van de bladen waar niet veel krachten op werken zijn gemaakt van met glasfiber versterkt kunststof. Het gedeelte waar de meeste krachten op werken is gemaakt van duurdere carbonvezels vanwege de betere sterkte en stijfheid. De positie (hoek) van elk rotorblad kan aangepast worden voor het regelen van het vermogen en om veiligheidsredenen. In het geval van een noodstop kan elk blad in een rempositie geschakeld worden. De regeling van de turbines die met constante snelheid draaien, is gemakkelijk en goedkoop, maar dit gaat gepaard met een hoge materiaalbelasting, dus deze turbines vereisen een zware constructie. Moderne turbines hebben een met de windsnelheid variërend toerental. Door middel van vermogenselektronica wordt de generatorstroom, met variabele frequentie, omgezet in de netfrequentie bij een juist voltage. Een ander voordeel hiervan is dat ook de turbinebelasting tot op hoge graad geregeld kan worden. Met de toenemende afmetingen van de turbines wordt dit steeds belangrijker omdat zo de massa van de turbine beperkt kan blijven.
Toepassing op zee
Alle landen met Oostzee- en Noordzeekusten ontwikkelen windenergie in zee. Goede plaatsen met genoeg wind bevinden zich in noordwest Europa vaak in dichtbevolkte streken, waardoor een verdere toename van het aantal installaties beperkt is. De Oostzee en Noordzee zijn beide ondiep, er zijn overal goede havens dichtbij en het waait er flink. De kabels die de elektriciteit transporteren naar de consument hoeven niet erg lang te zijn, omdat veel mensen langs de kusten wonen. De Oostzee is tamelijk beschut water, op de Noordzee kan het nog wel eens spoken. De totale geïnstalleerde capaciteit in beide zeeën is, herfst 2006, 815 MW in waterdieptes tussen 2 en 20 m. Hieraan is op 18 april 2007 108 MW toegevoegd met de officiële opening van het windpark Egmond aan Zee. De ontwikkeling van windenergie op zee loopt achter op de ontwikkelingen aan land. Alle windturbines die tot nu toe op zee geïnstalleerd zijn, zijn aangepaste landturbines. Een echte samensmelting van windturbinetechnologie en offshore-technologie is nog niet vertoond, maar is wel nodig om storingsvrije installaties te kunnen maken die slechts eens per jaar een onderhoudsbeurt krijgen. Zelfs de simpelste storing kan enorme gevolgen hebben als een turbine door weersomstandigheden maandenlang onbereikbaar is. In verschillende landen lopen Research & Development-programma’s voor de ontwikkeling van windparken op zee, zoals het Nederlandse programma WE@SEA [5]. In dit vijfjarenprogramma werken meer dan 30 bedrijven, onderzoekinstituten, nutsbedrijven, natuur- en milieuorganisaties, windmolenproducenten en offshore bedrijven samen om de Nederlandse windambitie op zee te realiseren: 6.000 MW in 2020.
Geen grens aan de groei
Nieuwe ontwikkelingen brengen nieuwe uitdagingen met zich mee. De economie van windenergie vraagt om hele grote windturbines. Er kan een enorme groei plaatsvinden als windparken op zee de olie- en gastechnologie achternagaan naar veel dieper water, met drijvende constructies als uiterste optie. De windenergiegemeenschap is het er na lange discussies over eens dat er geen grens is aan de afmetingen van een windmolen. Voor een bepaalde stand van de techniek en een gegeven infrastructuur en netwerkaansluiting kan een optimale grootte berekend worden. In Duitsland was de hoogte van de mast op een bepaald moment beperkt door het ontbreken van hogere kranen om bij de top te komen. Omdat de windenergiemarkt van Duitsland de grootste ter wereld is, werden daar nieuwe kranen ontwikkeld en vervolgens konden de masten weer hoger worden. Een recht-toe-recht-aan opschaling van de turbine zelf loopt zeker tegen ontwerplimieten aan, maar in de praktijk wordt dit door verbeterde technologie omzeild. In figuur 4 is de historische ontwikkeling van het geïnstalleerde vermogen P en de topmassa M uitgezet als functie van de diameter D [6]. Schaalwetten zeggen dat P∼D2 en M∼D3, dus het vermogen neemt meer toe en de massa is lager dan de ongewijzigde techniek zou toestaan. De verbeteringen in technologie hangen af van de grootte van de markt, waardoor producenten kunnen leren van eerdere ervaringen en kunnen investeren in hooggekwalificeerd personeel en testfaciliteiten, en ten tweede van de voortgang in de wetenschap die nieuwe ontwerpkennis oplevert.
Integratie in elektriciteitsnetwerken
Vaak komen discussies over de voors en tegens van windenergie neer op de vraag of een betrouwbare elektriciteitsvoorziening mogelijk is met een groot aandeel windenergie. VVD-kamerlid Paul de Krom heeft eens beweerd dat we dan “alleen voetbal op tv kunnen zien als het waait”. In de praktijk ligt dat wat genuanceerder. Windenergie heeft verschillende effecten op elektriciteitsnetwerken, die onderscheiden kunnen worden in lokale invloeden en effecten op het hele systeem van elektriciteitsvoorziening. Lokale effecten van windenergie op het (distributie)systeem worden voornamelijk veroorzaakt door lokale netwerkcondities en het aangesloten type windturbine. De effecten worden kleiner als de afstand tot de bron toeneemt. De verschijnselen zijn onder andere effecten op de kwaliteit van de stroom, het spanningsniveau en variaties op de spanning die veranderingen in bijvoorbeeld lichtsterkte geven. Moderne windturbines zijn uitgerust met vermogenselektronica die de meeste problemen kan afzwakken. Een overzicht van onderzoek op het gebied van de integratie van windenergie in de elektriciteitsnetwerken is te vinden in Large Scale Intergration of Wind Energy in the European Power Supply.
Netwerkbeheer
Met de groei van windenergie neemt de invloed op hele netwerksystemen toe. Deze effecten zijn het resultaat van variaties in windsnelheid en de limieten aan de voorspelbaarheid van windkracht. Hierdoor is het moelijk om opgewekte vermogens te voorspellen in systemen waar veel windenergie aan gekoppeld is. Elektrische energie kan niet in grote hoeveelheden worden opgeslagen, en stroomopwekking en afname moeten altijd in balans zijn. Dit is de eerste verantwoordelijkheid van een netwerkbeheerder. In het verleden is het altijd zo geweest dat stroomproductie de vraag volgde, door het aanpassen van de hoeveelheid elektriciteit die de centrales leverden. Er was altijd reservecapaciteit nodig om het systeem in balans te kunnen houden. Met de liberalisering van de energiemarkten in Europa is het beheer van elektriciteitsproductie en netwerken losgekoppeld en ontstond er een markt voor het verhandelen van elektrische energie. De grootste energievolumes worden verhandeld in de periode tot twee dagen voor gebruik. Daarna is er nog korte-termijnhandel om in te spelen op de voorspelde lokale vraag en productiecapaciteit (bijvoorbeeld om te compenseren voor ongeplande stroomonderbrekingen of aangepaste windenergievoorspellingen). Als de energiebeurs sluit, stopt alle handel en leveren alle marktdeelnemers hun energieschema’s in bij de netwerkbeheerder. Hoewel de handel, opwekking en afname in principe op elkaar zijn afgestemd, garandeert dit in werkelijkheid nog niet een gebalanceerde fysieke energiebalans. Daarom heeft de netwerkbeheerder continu de beschikking over secundaire reserves (beschikbaar binnen 15 minuten) en tertiaire reserves (beschikbaar na 15 minuten om de secundaire reserves te ontlasten) om het systeem in evenwicht te kunnen houden. Deze reserves worden gewoonlijk tot een uur van tevoren door marktpartijen aan de netwerkbeheerder aangeboden. De kosten voor het in balans houden van het systeem worden verhaald op producenten die volgens schema te weinig leveren.
Gekoppelde windparken
Windenergie compliceert dit proces, omdat het nieuwe fluctuaties toevoegt aan het systeem (die maar tot op bepaalde hoogte voorspelbaar zijn) terwijl het tegelijk in de plaats komt van conventionele reservecapaciteit [8]. Figuur 5 laat een extreem voorbeeld zien van de veranderlijkheid van windenergie, de productie van het Horns Rev A windpark (160 MW, in de Deense Noordzee) op een zomerdag. De variaties kunnen oplopen tot 80 MW binnen 30 minuten. Deze ‘snelle’ variaties kunnen opgevangen worden door windparken voldoende geografisch te spreiden: een soortgelijk windpark 30 km verderop kan een belangrijk deel van de fluctuaties compenseren, omdat kleine verschillen in windsnelheid grote verschillen in opbrengst geven (dit gaat met de derde macht). Figuur 6 laat het effect zien van geografische koppeling van windenergie in Duitsland. Een afwijking van 20% in het geleverde vermogen binnen een uur komt per jaar 100 keer voor bij een enkel op land gelegen windpark, en minder dan een keer per jaar voor 350 MW gekoppelde windenergie in Duitsland. De geografische spreiding van windparken in Denemarken resulteert in een relatief probleemloze windenergieproductie over het geheel.
Windvoorspelling
Windenergie is slechts gedeeltelijk voorspelbaar. In figuur 7 is een benadering gegeven van de standaarddeviatie van de voorspelling van grootschalige windenergie in Nederland, gebaseerd op windsnelheidvoorspellingen en daadwerkelijk gemeten windsnelheden voor intervallen van 15 minuten tot anderhalve dag van tevoren. Uit de figuur volgt dat de voorspellingsfout exponentieel afneemt als het uur van exploitatie nadert. Maar tot 12-36 uur van tevoren is er een niet onaanzienlijke fout. Dit betekent dat op het moment dat op de beurs energie verhandeld wordt (de markt sluit 12-36 uur voor de productietijd) de fout in de windenergievoorspelling gemiddeld 30% van de werkelijke productie is. Natuurlijk gaat het optimaliseren van het plannen van opwekkingscapaciteit door na marktsluiting, en sommige energiecentrales kunnen snel opstarten of sluiten, gascentrales binnen een paar uur, waterkrachtcentrales binnen enkele minuten. Verbeterde voorspellingen resulteren in een vermindering van benodigde aanvullende reservecapaciteit, maar door de variabiliteit van de wind zal er altijd reservecapaciteit nodig zijn om te compenseren.
Conclusie
Een rapport van IEA-NEA [10] concludeert dat de kosten die met het compenseren samenhangen, sterk afhangen van de kosten van alternatieve bronnen als waterkracht en thermische energie. De kosten zijn in de orde van 2-3 €/MWh windenergie. Een Nederlandse studie, gebaseerd op een bijdrage van 15% wind aan de elektriciteitsvoorziening, komt op ∼1 €/MWh [11]. Als vuistregel geldt dat de kosten voor integratie van grootschalige windenergie in het elektriciteitsdistributiessysteem ongeveer 10% bedragen van de uitgespaarde externe of milieukosten.
Referenties
1. World Market Update 2005, BTM Consult, March 20062
2. NoFuel, Briefing of de European Windenergie Association 3, February 2006
3. European Commission DG Research: External Costs, research results on socio-economic damages due to electricity en transport EUR 20198, 2003
4. M. Junginger, A. Faaij, W.C. Turkenburg, Cost Reduction Prospects for Offshore Wind Farms, Wind Engineering, Number 1, 1 January 2004, pp. 97-118
5. Large-scale wind power generation offshore, towards an innovative en sustainable business,
R&D programme of de consortium WE@SEA: www.we-at-sea.org
6. Wind Energy: The Facts; An Analysis of Wind Energy in the EU-25, European Wind Energy Association, 20043
7. Large Scale Integration of Wind Energy in the European Power Supply, European Wind Energy Association, 20053
8. B.C. Ummels, M. Gibescu, W.L. Kling, E. Pelgrum, System Integration of Large-Scale Wind Power in the Netherlands, Proceedings of the IEEE PES General Meeting, Montreal, June 18-22, 2006, 8 pp
9. B.C. Ummels, M. Gibescu, W.L. Kling, G.C. Paap, Integration of Wind Power in the Liberalized Dutch Electricity Market, Wind energy, Issue 9, no. 6, november-december 2006, pp. 579-590
10. Projected Costs of Generating Electricity, 2005 Update, IEA-NEA report, 2005, Paris
11. H.J. de Vries, E.J.W. van Sambeek, Schatting van de kostenontwikkeling van offshore wind energy in Nederland en de benodigde Rijksbijdrage voor het behalen van 6.000 MW in 2020, ECN-C–04-045
12. World Market Update 2005, International Wind Energy Development, BTM Consults ApS, 2006
:::Sargasso bedankt alle partijen die deze samenwerking hebben mogelijk gemaakt:::
Reacties (20)
Erg interessant, lijkt wel of er geen grens is aan de mogelijkheden. Waarom dan toch nog kolencentrales, met de voorspelde vraag en aanbod?
Terzijde: rechts heeft wél humor: [quote=”Van Kuik”]VVD-kamerlid Paul de Krom heeft eens beweerd dat we dan “alleen voetbal op tv kunnen zien als het waait”[/quote]
Interessant stuk. Maar wat ik mis is opbouw en onderhoud in kosten en energie. Die molens worden overal neergezet en dat betekent een enorme distributie van productie en onderhoudskosten. Dit in tegenstelling tot b.v. een grote centrale waar de energie/kosten input veel geconcentreerder is. Mijn gevoel zegt dat die productie, installatie en onderhoudskosten voor dit soort gedistribueerde productiesystemen vele malen hoger zijn dan voor minder gedistribueerde systemen.
Zijn daar ook cijfers over?
Een andere visie
Let op, de visie uit deze link is niet de mijne. Ik heb nog niet gekozen in deze.
Nu nog een goeie betaalbare en schone energie-buffer ontwerpen, en we kunnen aan de slag.
Een anders ding mis ik ook nog: Hoe gaan we die energie van die molens in onze auto’s gieten? Alleen dan kan de productie/vervoer/onderhoud/grondstofwinning van die molens ook schoon zijn. Een waterstof-kraantje onder elke molen misschien?
Filmpje:
http://www.epuron.de/en/desktopdefault.aspx/tabid-204/414_read-793/
Ander filmpje: Une histoire de vent van Ivens. Zijn laatste. Of wellicht Gone with the wind.
@Oersoep: Betaalbare, schone en zeer efficiente energie-buffers hebben we al, namelijk in de vorm van onder de grond opgeslagen perslucht. In Duitsland staat er een, hier meer info: http://www.aip.org/isns/reports/2001/025.html
Verder, wat betreft je waterstof-hint: waterstof is bij gebruik als energiedrager ongeveer 25% efficient. Dat kan theoretisch niet veel meer omhoog.
Accu’s en perslucht zijn meer dan 90% efficient als energiedrager en eletriciteit en perslucht zijn ook nog eens veel goedkoper op te slaan en te transporteren dan waterstof. Waterstof zal dus never ever never ever never nooit niet economisch rendabel worden als energiedrager. Dus, om antwoord te geven op je vraag: ja, we gaan ZONDER MEER op termijn die elektriciteit in onze auto’s gieten, dat is economisch gezien onvermijdelijk. Gieten we het niet in accu’s, dan gieten we het wel met een compressor in een persluchtcilinder of in een vliegwiel.
Partijen die bezig zijn met de ontwikkeling van waterstof technologie doen dit uitsluitend omdat ze daarvoor subsidie kunnen krijgen van overheden wier budget groter is dan hun feitenkennis. Hetzelfde geldt overigens, maar in mindere mate, voor biobrandstoffen; per hectare met zonnepanelen kun je meer dan 10x zoveel energie verkrijgen als uit biobrandstoffen.
Hier nog een mooi plaatje dat de onmogelijkheid van een waterstof-economie illustreert:
http://www.evworld.com/images/h2osb_fig6.jpg
Rechts verwart humor met domheid.
http://www.youtube.com/watch?v=Uiwu2idpJs8
@ALO
Nee echt? Goh, ik dacht dat hij het serieus meende.
Maar hoe kan een humorloze graftak ons vertellen wat een grap is en wat niet?
De genoemde afschrijvingstermijn van 20 jr lijkt me niet zo onredelijk. Voortzetting na die 20 jaar vraagt vast om een renovatie, en dat resulteert gewoon in een nieuwe exploitatietermijn.
Het is het verstandigst windenergie op de profitabelste plekken met de beste technieken te ontwikkelen. Zo te zien is dit bijna aan het lukken. Maar op de grens van het exploiteerbare moet je naar iets anders uitzien.
Geo-, water-, getijden-E ?
@ 4 en 7 : Hoe krijgen we die windenergie in onze auto’s, you ask?
Welnu.
*tromgeroffel*
De oplossing bestaat reeds sinds 1950.
*aanzwellend geroffel*
Mag ik jullie wijzen op…
de Gyrobus!!!
*padapoem tsjing*
Het voordeel van windenergie is dat het daadwerkelijk schone energie is. Dit in tegenstelling tot biobrandstof wat in feite alleen van steenkool verschilt in het feit dat de planten waaruit de brandstof gemaakt wordt iets recenter zijn doodgegaan. Steenkool is immers ook gevormd uit CO2 uit de lucht die vastgelegd is in de vorm van planten die een paar miljoen jaar geleden op aarde groeiden.
Het grote nadeel, dat ook in dit stukje genoemd wordt, is de grote onvoorspelbaarheid van windenergie doordat de opbrengst direct gerelateerd is aan de heersende windsnelheid, waarbij ook nog eens geldt dat bij te lage of te hoge snelheid er helemaal geen opbrengst is.
Een tweede nadeel is dat windturbines door veel mensen lelijk gevonden worden en ze een gevaar voor vogels opleveren.
Gegeven het alternatief van zonneenergie dat compacter uitvoerbaar is en een veel grotere mate van voorspelbaarheid heeft (al was het maar omdat het overdag altijd werkt, ook bij een beetje of juist heel veel zon), en waarin een veel grotere technische efficientieslag te verwachten is dan bij windenergie, snap ik niet waarom we nog in windenergie investeren.
@jan: heb je vandaag naar buiten gekeken? Halverwege juli meer wind dan zon in Nederland.
@JSK: precies. Met veel windstoten, waardoor de windmolens niet kunnen draaien. Terwijl zonnepanelen ook aan een grijze dag genoeg hebben om energie op te wekken.
Dat de heer van kuik zeer goed op de hoogte is van de mogelijkheden van de techniek is evident dat het benoemen van hoogleraren op titel van technische oplossingen in plaats van vraagstukken tot een wat beperkte kijk op het probleem leidt ook. Er zijn in delft ook vast wel hoogleraren te vinden die een zelfde lovend en enthousiast verhaal kunnen vertellen over kernenergie. biomassa, geothermisch energie en kernfusie.
Het probleem met windmolens is en blijft de variabel opbrengst. De capaciteit die windmolens leveren moet grotendeels kunnen worden opgevangen door andere vormen van energieopwekking. Verspreiden van windmolenparken zorgt er voor dat dit misschien minder vaak nodig is maar de capaciteit moet aanwezig zijn omdat juist op de momenten dat het stroomverbruik t.o.v. de productie het meest problematisch is de wind het vaakst afwezig is.
Ik heb sterk de indruk dat net als bij het artikel in het AD van vandaag consequent aan de kosten van die capaciteit voorbij wordt gegaan bij het berekenen van de kostprijs van windenergie. De centrales die je moet bouwen voor de opvangcapaciteit kunnen bij een goede spreiding van windmolenparken misschien 99 procent down zijn maar de kosten van investeringen in deze redundante infrastructuur zouden ten laste van windenergie gelegd moeten worden. Ik zou weleens een berekening willen zien waarin dat is meegenomen.
Verder zijn windmolens lelijk en lawaaiig, de ruimte om ze te plaatsen beperkt en wordt aan een windmolenparkje bij een kennis van mij gerefereerd als het vogelgehaktmolenpark vanwege de dode vogels die er altijd onderliggen. Windenergie kan hooguit tijdelijk een beperkte rol spelen in het energie vraagstuk maar is duidelijk geen oplossing van het probleem.
Windmolens hebben geen probleem:
– de variatie in de windsterkte is langzamer dan die in de vraag. Die variatie in de vraag, wordt nu alprima opgevangen. als daar een kleine variatie bij komt omdat de windsterkte fluctueert, zal dat moeiteloos worden opgevangen.
– Het onderhoud van moderne windmolens is 4 mandagen per jaar, per molen, dat is een stuk minder dan kolencentrales bij vergelijkbaar opgesteld vermogen.
– De toekomst van de meeste auto’s is elektrisch, met accu’s. dat levert de simpelste goedkoopst een meest betrouwbare techniek op. Gezien het gebruikspatroon van 80% van de auto’s, gemiddeld 40km per dag, kan dat nu ook al heel goed met elektrische auto’s.
http://beterboseplan.nl/oplossingen/NieuweStadsAuto
– Tot ca 50% aandeel windstroom is opslag van stroom niet eens nodig.
En tegen de tijd dat opslag wel nodig is, gebruiken we daar de accu’s van onze elektrische auto’s voor.
– Zoek alvast een plaatsje voor je eigen windmolen op het Windparken Wiki
http://www.guldenlijn.nl/windparken/mwiki
@jan des bouvrie
In het parool van gister stond een interessant stuk over zogenaamde energieeilanden. Een eiland met binnenmeer die met windmolens vol gepompt wordt. Op die manier kun je met een waterkrachtcentrale de electriciteit opwekken uit een reservoir. Dat lost jouw pobleem van onbetrouwbaarheid op.
De wind is niet onbetrouwbaar, op jaarbasis is de hoeveelheid energie die je er gratis van krijgt, juist goed voorspelbaar.
En dat eiland idee is natuurlijk uitstekend, maar waarom zo klein?
Kijk waar hoe de stromingspatronen in de Noordzee zijn, bedenk een groot eiland, in een vorm en op een plaats die veel van die stromingspatronen in stand houdt, en maak daar een ontwerp voor.
Dan kan het in fases worden gebouwd.
Het uitganfspunt van zo’n ontwerp moet zijn om alle energie die we gebruiken op dat eiland op te vangen.