Deze week kreeg ik een oud boekje in handen van de school van mijn kinderen. Het is het “Leerplan Der Bijzondere School voor Gewoon Lager Onderwijs” uit 1943. Een uitgave van de Inspectie, waarin de school haar hele lesplan voor leerjaren 1 t/m 8 opschreef (dat is volgens mij qua leeftijd vergelijkbaar met de groepen 3 t/m 8 van de basisschool plus de twee eerste jaren van de middelbare school).
Er staat een gedetailleerde tabel in met het aantal lesuren per week per vak. Kinderen gingen ‘s-ochtends van 9:00-12:00 naar school, en ‘s-middags 13:45 tot 15:45. Ook op zaterdagochtend werd er les gegeven, en kinderen uit de klassen 6, 7 en 8 kregen maandag- en donderdagmiddag handwerken van 15:45 tot 16:15. In totaal kregen ze 26 uur les per week. Of de bezetting invloed had op deze lestijdentabel weet ik niet. In een boekje over de geschiedenis van deze school, las ik dat het bestuur en het hoofd van de school hun eigen koers bleven varen, ondanks de bezetting in de oorlogsjaren.
Bron: Leerplan der Bijzondere School voor gewoon lager onderwijs. |
Als eerste viel me het onderscheid op tussen jongens en meisjes. Dat meisjes wel les kregen in “nuttige handwerken” en jongens niet, vermoedde ik wel. Maar dat meisjes ook minder lesuren kregen in de “basisvakken” was nieuw voor me.
Het maakte me ook nieuwsgierig naar de totale lestijd voor de basisvakken. Ik heb de lestijden even omgezet naar totale lesuren per jaar (uitgaande van 40 weken per jaar): dat zijn er 1040, met wat meer uren in de jaren VII en VIII.
Over de 8 leerjaren kregen jongens in totaal 8360 uur instructie, en meisjes 8540 uur. Als we echter naar de basisvakken taal en rekenen kijken, dan kregen jongens daarin méér uren. Aan taallessen kregen jongens in totaal 3270 uur en meisjes 3010. Voor rekenen gaat het om respectievelijk 1860 en 1710 uur. Op het totaal niet heel schokkend, maar het maakt toch nieuwsgierig naar de beweegredenen om beide groepen meer of minder instructietijd te geven. Vond men de basisvakken belangrijker voor jongens, of konden de meisjes met minder instructietijd even goede resultaten halen?
De verdeling over de vakken, in aantal uren, is weergegeven in onderstaande grafiek.
Totaal aantal lesuren per vak over 8 leerjaren, uitgaande van 40 lesweken per jaar, voor een school in 1943. |
Als ik de cijfers vergelijk met het mooie overzicht dat H. Minkema maakte over onderwijstijd, dan lijkt het erop dat de kinderen in de leeftijd 7-15 jaar in 1943 zo’n 300 lesuren méér kregen dan nu. Maar wat het effect daarvan was op het behaalde niveau zullen we nooit weten; PISA moest nog uitgevonden worden.
Reacties (8)
Wat is de functie van het laatste zinnetje onder de tabel uit 1943?
Wat is de functie van het laatste zinnetje onder de tabel uit 1943?
Kyra, uit het stukje begrijp ik dat dit een overzicht van de inspectie is. Die gaat niet over het godsdienstonderwijs. Dat is een aangelegenheid van de bijzondere school, niet van de overheid.
Volgens mij klopt de optelling in de eerste kolom, godsdienstonderwijs zit er dan ook bij (eerste rij). Die laatste zin zou in dit geval moeten worden doorgestreept.
Meisjes gingen na de lagere school meestal naar de Huishoudschool of de Middelbare Meisjesschool, en het zou me niet verbazen als die een lager instapniveau vroegen dan de Mulo en de HBS…
Ik vind wel opvallend dat de meisjes in de laatste drie jaar meer Godsdienstonderwijs krijgen (in totaal 120 uur meer dan de jongens, dat verklaart 2/3 van het verschil in totaaluren). Verder mijn verklaring voor rekenen en lezen: Rekenen werd voor jongens belangrijker geacht en lezen leren meisjes makkelijker dan jongens (dus hebben ze er minder tijd voor nodig). Daarnaast moest natuurlijk ergens tijd weggehaald worden om het extra onderwijs voor meisjes (huishoudkunde, handwerk, godsdienst) niet teveel scheef te laten groeien met de hoeveelheid uren voor de jongens.
Edit: Ik bedenk me dat huishoudkunde deels natuurlijk ook rekenen was, dus misschien dat de cijfers hier niet alles zeggen!
Leuk om te lezen. Toch vraag ik me af of dit niet vooral een oorlogstijdprogramma is. Ik ben van ’45 en begon dus in ’51 op de lagere school.
De meisjes kregen handwerken, maar in diezelfde tijd deden de jongens aan handvaardigheid. Zij mochten met klei en met hout werken. De godsdienstlessen op deze openbare school bestonden uit 1 uur per week les van een godsdienstleraar voor zowel jongens als meisjes. Wél konden de ouders om principiële redenen weigeren om hun kinderen aan die godsdienstlessen bloot te stellen. Die kinderen moesten wel op school blijven en mochten dan iets voor zichzelf doen zoals huiswerk maken of een boek lezen.
In de laatste twee klassen mochten kinderen ook Franse les volgen. Twee keer per week na schooltijd. Maar ook dat was facultatief. In de zesde klas kwam er een splitsing in de zogenaamde B- en A-kant voor de rekenuren (wiskunde). In de B-kant zaten voornamelijk jongens. Machtsheffingen en logaritmes werden daar onderwezen. In de A-kant zaten de meeste meisjes. Zij kregen een eenvoudiger vorm van algebra te leren.
Dat Frans en Engels niet worden gegeven (en Duits wel) is toch wel een gevolg van de oorlog, neem ik aan.