ANALYSE - Dertig jaar Nationale Ombudsman is niet alleen dertig jaar jaarverslagen met klachten over de behoorlijkheid van het overheidsbestuur. Het is ook dertig jaar discussie over de positie en bevoegdheden van dit onafhankelijke instituut.
Bij de presentatie van zijn eerste jaarverslag verzuchtte Jacob Rang, de in 1982 benoemde Nationale Ombudsman, dat er veel tijd verloren ging met discussies over zijn bevoegdheden. Bij de dertigste verjaardag van de Nationale Ombudsman lijkt er niet veel veranderd. Dat bleek tijdens een Kamerdebat op 10 oktober jl., toen VVD-Kamerlid Litjens een harde aanval pleegde op dit Hoog College van Staat.
VVD pleitbezorger en criticus
In de zeventiger jaren was de VVD een warm pleitbezorger voor de totstandkoming van een Nationale Ombudsman. In 1971 diende VVD-kamerlid Koos Rietkerk een motie in (pdf) waarin de VVD het profiel van een nationale ombudsman scherp omlijnde.
De ombudsman moest ‘een band met het parlement’ hebben, geheel onafhankelijk kunnen functioneren over ‘een zo breed mogelijk terrein van overheidsoptreden’ en moest de vrijheid hebben ook op eigen initiatief onderzoek te verrichten. De motie Rietkerk onderstreepte tevens dat ‘het met name gewenst is dat ieder zich met een klacht over de vervulling van de overheidstaak rechtstreeks tot de ombudsman kan wenden en dat een parlementaire zeef daarbij onnodig en ongewenst is.’
Met ‘parlementaire zeef’ werd de Kamercommissie voor verzoekschriften bedoeld. Bij die commissie kon de burger destijds klachten over overheidsoptreden indienen. De regering was van mening dat deze commissie moest bepalen welke klachten naar de ombudsman doorgestuurd konden worden. Dat vond de VVD niet nodig.
Bij het dertigjarig bestaan van de Nationale Ombudsman lijkt er nu een andere, informele parlementaire zeef te zijn opgestaan: ‘De VVD zal de Nationale ombudsman en daarbij ook de substituut ombudsmannen waaronder de Kinderombudsman, scherp in de gaten blijven houden op de depolitisering van hun uitspraken’, zo sloot Pieter Litjens zijn maidenspeech in het Kamerdebat van 10 oktober 2012 af. De Ombudsman had er op gewezen dat het kabinetsbeleid negatieve gevolgen kon hebben voor het vertrouwen dat de burger in de overheid heeft.
Nationale Ombudsman een succes.
Bij elk Kamerdebat over de jaarverslagen complimenteerden de Kamerleden de Nationale Ombudsman met zijn noeste werk. Tegelijkertijd uitten de politici hun zorgen over het stijgend aantal klachten die de Ombudsman kreeg te verwerken. In die zin mag het dertig jarige werk van de Ombudsman een “succes” worden genoemd. De eerste Ombudsman kreeg in 1982 ruim 4000 klachten binnen en handelde 3.662 klachten af. In 2011 waren dat 13.740 klachten, waarvan er 13.519 zijn afgehandeld.
De Ombudsman kon veel klachten met een enkel telefoontje of e-mailtje naar de betreffende ambtenaar of instantie helpen oplossen. Door interventie van de Ombudsman zijn er in 1982 ruim 200 klachten naar tevredenheid van de indieners afgehandeld. In 2011 werden 2.657 klachten op deze manier afgehandeld. Het scheelde de Ombudsman tijd die anders in nader onderzoek en rapportage gestoken moest worden.
In dit exceldocument een uitgebreider overzicht van deze statistieken.
Het aantal klachten is in de afgelopen dertig jaar gegroeid omdat de Nationale Ombudsman steeds bekender is geworden en de burger de weg er naar toe beter weet te vinden. Daarnaast wordt ook de groeiende mondigheid van de burger genoemd als oorzaak van de toenemende werkdruk bij de Nationale Ombudsman.
Dertig jaar misverstanden
Dertig jaar Ombudsman is ook dertig jaar ruzie met politiek Den Haag. Alle Ombudsmannen hielden het op “misverstanden”, die zij meestal op diplomatiek wijze de wereld uit wisten te helpen. Een greep uit meningsverschillen en aanvaringen.
De eerste Nationale Ombudsman, Jacob Rang, moest vooral zijn positie bevechten bij leidinggevende ambtenaren op ministeries, burgemeesters en sommige bewindslieden. In een antwoord op Kamervragen (pdf) naar aanleiding van zijn eerste jaarverslag schrijft de Ombudsman over een weinig loyale medewerking van burgemeesters en een even weinig coöperatieve houding van enkele ministeries. Men antwoordde erg traag op vragen van de Ombudsman of verstrekte onvolledige informatie.
Er ontstond ook een conflict tussen de tussen staatssecretaris voor Financiën en de Ombudsman. De staatssecretaris achtte de Ombudsman niet bevoegd klachten af te handelen over de Belastingdienst, betreffende de toepassing van de hardheidsclausule en kwijtschelding van belastingschulden.
De kwestie sleepte voort tot na het vertrek van Jacob Rang in 1987 toen de staatssecretaris een compromisvoorstel (pdf) van de vaste Kamercommissies voor de Nationale Ombudsman en Financiën overnam. Als de hardheidsclausule door de staatssecretaris van Financiën zelf is toegepast, werd de Ombudsman ‘niet bevoegd’ geacht. Bij klachten over kwijtschelding van schulden werden Ombudsman wel bevoegd verklaard.
De tweede Nationale Ombudsman, Marten Oosting, kreeg één keer kritiek van de Kamer op een rapport in 1993. Die kritiek gold niet zozeer de Ombudsman zelf, maar de fracties van D66 en GroenLinks. Zij vroegen de Ombudsman onderzoek te doen naar het politie-optreden bij de studentendemonstratie op 8 mei 1993. VVD, CDA en PvdA vonden dat ongepast en vroegen zich af of verzoeken van Kamerfracties wel tot de bevoegdheden van de Ombudsman hoorden.
Marten Oosting stelde dat iedereen, dus ook Kamerfracties, om onderzoek konden vragen. Op D66 en GroenLinks na vonden de andere fracties het de verantwoordelijkheid van de Kamer de Ombudsman niet met dit soort verzoeken lastig te vallen. ‘Vooral vanwege het in de Kamer gesignaleerde risico van de politisering van het ambt van de ombudsman’, zo zei Kamerlid Van den Berg (SGP).
Te betrokken
‘Emotioneel, niet objectief, en louter opgeschreven in superlatieven. Die harde terechtwijzing kwam van de VVD naar aanleiding van een rapport over de opvang van asielzoekers’, schreef De Volkskrant in 2001. De Tweede Kamer fakkelde Roel Fernhout, de derde Ombudsman, af omdat hij de opvang van asielzoekers in de aanmeldcentra ‘inhumaan’ en ‘mensonwaardig’ had genoemd.
De aankondiging van Roel Fernhout dat hij zijn activiteiten wilde uitbreiden door op eigen houtje en planmatig organisaties en procedures te willen doorlichten, werd weinig enthousiast ontvangen. Uit de notulen: ‘De VOS (VVD): (…) In het dagblad Trouw, maar ook in het jaarverslag, staat de ombudsman bij zijn taakvervulling stil. (…)Het zou niet gelukkig zijn indien de ombudsman zich op het terrein van de politieke controle ging begeven, omdat dit juist de taak van het parlement is.’
De huidige Ombudsman, Alex Brenninkmeijer, kreeg het in 2008 aan de stok met premier Balkenende en de fracties van CDA en VVD. De Ombudsman zou gesuggereerd hebben dat de overheid bijdraagt aan de verruwing in het maatschappelijk verkeer. CDA-Kamerlid Schinkelshoek sprak van ‘een karikatuur’ en zei geen behoefte te hebben aan een debat over de particuliere politieke overtuigingen van de ombudsman (Volkskrant 12 januari 2009).
In 2009 noemde minister Rouvoet uitspraken van Brenninkmeijer over de jeugdzorg (‘gedragsgestoord’, ‘onverantwoord complex georganiseerd en hopeloos gefragmenteerd’) oppervlakkig en onzorgvuldig en kreeg de Ombudsman felle kritiek van vice-premier Wouter Bos. Brenninkmeijer had zich ‘ongepast en onverantwoord’ uitgelaten over de rellen in Hoek van Holland. Brenninkmeijer had de vraag opgeworpen of de politie ‘excessieve maatregelen had gebruikt’ waardoor het aanwezige publiek gevaar liep.
Nationale belhamel?
In het Kamerdebat van 10 oktober 2012 beschuldigde VVD-parlementariër Litjens de Ombudsman van wetteloze voornemens en politiserende uitspraken. Volgens Litjens toont de Ombudsman een gebrek aan lerend vermogen, omdat hij zich niet veel aan zou trekken van kritiek uit de Kamer. Brenninkmeijer nodigde Litjens uit voor een gesprek ‘om de misverstanden de wereld uit te helpen’, aldus de Volkskrant.
Het valt niet mee dertig jaar lang een bevoegd klokkenluider te zijn. Zeker niet als aan die taak beperkingen worden gesteld of met “pot verwijt de ketel”-kritieken het gezag van het instituut wordt ondermijnd. Hoewel de Ombudsman en de kabinetten van de laatste jaren verbeteringen constateren in de ‘behoorlijkheid van bestuur’, is het gestegen aantal klachten een reden om nog veel werk te steken in het lerend vermogen van de overheid.
De huidige Nationale Ombudsman is vorig jaar voor zijn tweede ambtstermijn benoemd en mag nog tot 2017 de klok luiden. Of hij ook de trom mag roeren zal wel punt van discussie blijven.