OPINIE - Eindelijk klapt iemand van de Trump-clan uit de school. Gisteren, 14 juli, publiceerde Simon & Schuster een boek over Donald Trump, geschreven door zijn nicht, Mary Trump. Een van haar onthullingen: Donald werd geaccepteerd op de prestigieuze Wharton Business School omdat iemand anders zijn schriftelijke toelatingsexamen heeft gemaakt – natuurlijk tegen betaling. Het verbaast mij niet. De huidige VS-president kreeg met de paplepel ingegoten dat voor geld alles te koop is. Bovendien kunnen schriftelijke toetsen nogal fraude-gevoelig zijn.
Tijd voor een herwaardering van het mondeling examen, juist in tijden van Corona. Een discussiebijdrage van Hein Vrolijk.
Al ruim vóór Corona uitbrak, was hier te lande het mondeling vrijwel uitgestorven in het hoger onderwijs. Dit geldt niet voor spreekbeurten en (online) presentaties met Powerpoint, die juist enorm in opkomst zijn. Daar wordt overwegend gelet op de vorm, zoals: staat er teveel tekst op de sheet, kijkt de spreker meer naar zijn sheets dan naar het publiek, en is de in- en uitleiding functioneel? Ik wil het hebben over het mondelinge examen waar de student wordt doorgezaagd over wat hij wel en niet weet en kan toepassen, dus getoetst op de inhoud en niet op de vorm (mag je hopen). Het is een fenomeen dat de ouderen onder u nog wel kennen – met slechte én goede herinneringen – maar de huidige studenten nauwelijks meer.
De teloorgang van het mondeling kent vele oorzaken. De massificatie van het hoger onderwijs hoort daar zeker bij. Een mondelinge toets is tijdrovend, dus inefficiënt bij grote aantallen studenten. In dit tijdsgewricht waarin alles op papier of digitaal moet worden vastgelegd, oogt het mondeling bovendien niet transparant: wie kan controleren of de juiste vragen zijn gesteld en de juiste antwoorden zijn gegeven? Docent en student in één kamer achter gesloten deuren geeft ook aanleiding tot MeToo-speculaties en roddels. Geslaagd door fraude bestaat niet bij het mondeling, wel gerede twijfel over andere vormen van beïnvloeding die we niet juist vinden.
Gebrek aan transparantie is echter makkelijk op te lossen. Zowel student als docent kunnen tegenwoordig met hun smartphone het beoordelingsgesprek opnemen. En de onvermijdelijke subjectiviteit kan worden ingedamd door de aanwezigheid van een tweede beoordelaar. Dankzij de smartphone en andere opname-apparatuur kan deze ook op afstand, achteraf en steekproefsgewijs worden ingezet. Die tweede persoon kan een studie-adviseur zijn die zo heel snel een overzicht krijgt van de studentenpopulatie. Bovendien kan hij dan vroegtijdig in actie komen en niet pas als het te laat is (zoals nu meestal het geval is).
Blijft over het vermeende schaalvoordeel van de schriftelijke toetsing: weegt deze op tegen allerlei nadelen?
Het schaalvoordeel geldt vooral voor de tentamens met meerkeuzevragen, beter bekend als multiple choice. Want dan hoef je als docent helemaal niet meer na te kijken. Deze toetsmethode is echter voor sommige vaardigheden en leerstof niet bijster geschikt, en bovendien voor sommige studenten te makkelijk, voor anderen juist te moeilijk. Een andere schriftelijke toetsvorm, met open vragen, is bij grote studentenaantallen behoorlijk tijdrovend, zodat vaak student-assistenten worden ingehuurd. Veel tijd vraagt ook het essay, zeker wanneer betoogtrant en schrijfstijl (moeten) worden beoordeeld. Veel studenten denken dat ze academic writing goed beheersen, omdat ze daarover nooit negatief commentaar hebben gehad. Maar ook geen positieve opmerkingen, zo leert navraag. Want deze belangrijke vaardigheid wordt heden ten dage niet of nauwelijks getoetst, vanwege tijdgebrek en/of onkunde bij de docent. Of vanwege een paradox die buiten het onderwijs eveneens vaak voorkomt: wanneer bepaalde vaardigheden, zoals onderzoeksmethoden en academic writing, in een apart vak bij een gespecialiseerde docent worden ondergebracht omdat ze belangrijk worden geacht, gaan de overige docenten juist minder aandacht aan die vaardigheden besteden. Zodat studenten deze vaardigheden louter zien als een vak om studiepunten binnen te halen, en niet als een academische basisvereiste waaraan je altijd en overal moet voldoen.
Groepsessays kweken een verkeerde moraal
Groepsessays zien veel docenten als een andere oplossing om niet teveel tijd te besteden aan schriftelijk toetsen – en studenten aan het werk te zetten. Met z’n tweeën of drieën kan dit nog wel nuttig zijn, want de een helpt de ander en samen zijn ze verantwoordelijk voor het eindresultaat (daarom is het jammer dat de duo-scripties tegenwoordig vrijwel verboden zijn, terwijl ze vroeger heel gebruikelijk waren). Maar deze nuttige bijproducten verdwijnen als sneeuw voor de zon zodra een essay door vier of meer studenten moet worden geschreven, wat tegenwoordig al te vaak voorkomt bij grote opleidingen (bijvoorbeeld een groepsgrootte van zeven bij Economie en Bedrijfskunde in Groningen).
Donald Trump is heus niet de enige die een ander heeft betaald voor een opdracht die teveel tijd vraagt of te moeilijk is. En betalen kan ook zonder geld. Bij groepswerkstukken is het gebruikelijk om de taken te verdelen en de moeilijkste taak – de afzonderlijke delen tot één geheel smeden – te belonen met een avondje gratis drinken of een ander cadeautje. Al te vaak drukken sommige studenten hun snor en nemen de overigen zuchtend hun taak over. Want liever met extra werk een voldoende binnenhalen dan de ‘snordrukkers’ aangeven bij de docent waar ze toch geen gehoor vinden. Freeriders zijn dol op groepsopdrachten, en denk maar niet dat studenten elkaar op fraude gaan betrappen. Deze verschijnselen, die studenten een verkeerde moraal bezorgen (maar hen wel goed voorbereiden op de beroepspraktijk, zegt de cynicus), kunnen alleen worden aangepakt door een mondelinge toetsing in te voeren. Niet per se voor iedereen. Het is voldoende dat je het risico loopt later een aanvullende mondeling te krijgen. Zoals de juridische faculteit van de UvA recentelijk heeft aangekondigd.
Zelfs bij de individuele afstudeerscriptie, meestal met een eindgesprek en persoonlijke begeleiding (steeds vaker in werkgroepen), kan fraude optreden. Weliswaar bestaat er zoiets als een plagiaatmachine maar deze is zeker niet waterdicht. Zo heb ik ooit een student betrapt op ernstige fraude, wat de plagiaatmachine niet had ontdekt en ik alleen door toeval. Aangezien ik aanvankelijk haar begeleider zou worden, kreeg zij op het kennismakingsgesprek ter inspiratie digitaal een scriptie van een vroegere student van mij. Onwillekeurig nam ik die scriptie erbij toen ik later tweede beoordelaar werd: zij had het hele theoriehoofdstuk overgeschreven (ik bedoel: copy paste). De student is van de opleiding verwijderd maar minder duidelijke vormen van fraude blijven meestal onbestraft. Omdat bewijsvoering tijdrovend is en de opleiding de Rijksbijdrage pas kan innen als de student is afgestudeerd; ook dit hoort tot de categorie ‘genadezesjes’. Is het fraude wanneer de eindversie van een scriptie stukken beter is dan de voorgaande versies? Doordat een vriend of familielid (of professional) zijn of haar redactionele vaardigheden ter beschikking heeft gesteld, al dan niet tegen (financiële) beloning. En dan hebben we het nog niet gehad over wat zich afspeelde bij de lockdown-tentamens, variërend van digitale surveillance die in strijd zou zijn met privacy-wetgeving, tot open-boek tentamens die fraudegevoelig zijn als de student deze thuis uitvoert omdat een ander ongezien een helpende hand kan toesteken.
Mondeling hoeft niet zo tijdrovend te zijn
Mondelinge toetsing is de enige manier om deze vormen van ‘fraude’ te voorkomen. Door er een groepssessie van te maken, kan bovendien veel tijd worden bespaard. Ooit heb ik goede ervaringen opgedaan met het mondeling examineren van eerstejaarsduo’s die samen een werkstuk hadden gemaakt. Zelfs bij het driedubbele aantal studenten kan ik dezelfde procedure als toen hanteren: weet de eerste student niet (snel genoeg) het antwoord, dan schuif ik dezelfde vraag door naar de tweede, enzovoorts. Tevens kan ik de ene student laten reageren op het antwoord van de andere. Kortom, binnen een half uur weet ik wie van de groep de stof beheerst en – nog belangrijker bij eerstejaars – wie geschikt is voor de (universitaire) opleiding. Reken maar dat iedere student zich goed voorbereidt. Tegenover de docent falen is erg maar afgaan als een gieter in het bijzijn van je medestudenten is nog veel erger. Zelfs voor lieden als Donald Trump.
“Je hebt gelijk”, zult u wellicht toegeven, “maar het is allemaal niet relevant zolang een tweede Corona-golf dreigt – of een nieuwe pandemie”. Een te gemakkelijke reactie want bij een kleinschalig mondeling is er voldoende gelegenheid voor allerlei voorzorgsmaatregelen. De toetsing hoeft zelfs niet in een gebouw van de universiteit of hogeschool plaats te vinden.
Sterker nog, ik sluit niet uit dat onderwijsinstellingen binnenkort het mondeling weer invoeren, puur om te bewijzen dat ze niet alleen online-onderwijs verzorgen.
Hein Vrolijk